ECLI:NL:RBSGR:2011:BR6156

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/1921
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder gronden bezwaar

In deze zaak heeft verzoekster, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning regulier. Deze aanvraag werd op 13 januari 2011 door de minister voor Immigratie en Asiel afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens op 17 januari 2011 verzocht om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er een beslissing op het bezwaar zou zijn genomen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd op 5 augustus 2011 ter zitting behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. P.E.J.M. Bartels. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Dalhuizen, heeft tijdens de zitting de gelegenheid gekregen om verzoekster een termijn te geven voor het indienen van de gronden van het bezwaar, maar heeft besloten hiervan geen gebruik te maken. Dit leidde tot de conclusie dat de gronden van het bezwaarschrift nog steeds ontbraken, waardoor het niet mogelijk was om de gevraagde voorziening op de gebruikelijke wijze te toetsen.

De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Verweerder werd verboden verzoekster uit te zetten gedurende één week na de verzending van de uitspraak, tenzij binnen die week de volledige gronden voor het bezwaar door verzoekster zouden worden ingediend. Indien dit het geval zou zijn, zou de voorziening voortduren totdat de beslissing op het bezwaarschrift door verweerder bekendgemaakt zou zijn. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 874,- werden vastgesteld, en werd het griffierecht van € 152,- aan verzoekster vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 11/1921
Uitspraak
in het geding tussen:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum]
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer], verzoekster,
gemachtigde mr. P.E.J.M. Bartels, advocaat te
Utrecht;
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. M. Dalhuizen,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1. Procesverloop
Op 12 maart 2010 heeft verzoekster een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'conform beschikking Minster' ingediend. Bij besluit van 13 januari 2011 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Bij verzoek van 17 januari 2011 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten totdat in bezwaar is beslist. Het verzoek is voorzien van gronden bij brief van 25 januari 2011 aan de rechtbank. Bij brief van 25 januari 2011 aan verweerder is tegen het besluit bezwaar gemaakt, zonder dat daartoe gronden zijn ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 5 augustus 2011 behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Ter zitting is het onderzoek geschorst ten einde verweerder de gelegenheid te bieden verzoekster een korte termijn te stellen voor het indienen van de gronden van het bezwaar.
Bij brief van 11 augustus 2011 heeft verweerder meegedeeld van de geboden gelegenheid geen gebruik te zullen maken. Partijen hebben ter zitting voor dat geval aan de voorzieningenrechter toestemming gegeven uitspraak te doen op het verzoek zonder dat een nadere terechtzitting plaatsvindt.
Op 12 augustus 2011 heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter dient te toetsen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoekster in afwachting van de beslissing op bezwaar moet worden verboden.
2.2 De rechter overweegt als volgt.
Partijen hebben ter zitting erkend dat de gronden van het bezwaarschrift nog steeds ontbreken. Dit maakt het niet mogelijk op de gebruikelijke wijze te toetsen of de gevraagde voorziening moet worden getroffen. Verweerder heeft geweigerd gebruik te maken van de hem ter zitting geboden gelegenheid om, hangende het verzoek om voorlopige voorziening, aan verzoekster een termijn te stellen om, op straffe van niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, binnen korte tijd de gronden van het bezwaar in te dienen.
Een en ander brengt de voorzieningenrechter ertoe de gevraagde voorziening te treffen, in dier voege dat verweerder wordt verboden verzoekster uit te zetten gedurende één week na de verzending van deze uitspraak, tenzij binnen die week van verzoekster bij aangetekend schrijven de volledige gronden voor het bezwaar ontvangen zullen zijn. Indien dat het geval is, duurt de voorziening voort totdat de beslissing op het bezwaarschrift door verweerder overeenkomstig de wet zal zijn bekendgemaakt.
2.3 Het verzoek wordt, gelet op het vorenstaande, toegewezen. Er bestaat aanleiding voor veroordeling van verweerder in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Die kosten worden begroot op € 874,- (voor het door gemachtigde van verzoekster indienen van het verzoekschrift en bijwonen van de zitting).
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;
- verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland uit te zetten gedurende één week na de datum van verzending van deze uitspraak, tenzij binnen die week van verzoekster bij aangetekend schrijven de volledige gronden voor het bezwaar ontvangen zullen zijn, in welk geval de voorziening voortduurt totdat de beslissing op het bezwaarschrift door verweerder overeenkomstig de wet zal zijn bekendgemaakt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,--, te voldoen aan verzoekster;
- gelast dat verweerder het griffierecht ad € 152-- aan verzoekster vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hem en K.M.C. Zijlstra-van Middelkoop als griffier ondertekend. In het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2011.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.