ECLI:NL:RBSGR:2011:BR5284

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
398166 KG ZA 11-808
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van paspoorten in kort geding na vrijspraak

In deze zaak heeft eiser, die op Schiphol is aangehouden, twee paspoorten overhandigd aan de Koninklijke Marechaussee. Na zijn aanhouding is hij vrijgesproken door de politierechter voor het in bezit hebben van vervalste paspoorten, waarbij de teruggave van het nieuwe paspoort is gelast. De officier van justitie heeft echter hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak en de Staat der Nederlanden is niet bereid om de paspoorten terug te geven aan eiser, die momenteel in vreemdelingenbewaring in Londen verblijft. Eiser heeft in kort geding gevorderd dat de Staat het nieuwe paspoort aan hem of aan de autoriteiten van Groot-Brittannië afstaat, op straffe van een dwangsom.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat eiser niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de klaagschriftprocedure van artikel 552a Sv openstaat. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de klaagschriftprocedure voldoende waarborgen biedt en dat de civiele rechter in beginsel niet kan ingrijpen, tenzij er sprake is van spoedeisende omstandigheden. Eiser heeft geen klaagschrift ingediend en de rechter kon niet vaststellen hoe lang deze procedure zou duren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast te stellen was dat de raadkamer van het gerechtshof te Amsterdam een door eiser in te dienen klaagschrift gegrond zou verklaren. Toewijzing van de vordering zou de strafprocedure onaanvaardbaar doorkruisen, aangezien het nieuwe paspoort als bewijsmiddel in de hoger beroepsprocedure zou dienen. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.376,--.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 398166 / KG ZA 11-808
Vonnis in kort geding van 18 juli 2011
in de zaak van
[eiser],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
eiser,
advocaat mr. T. Tetteroo te Rotterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. V. van Dam te Den Haag.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 14 juli 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op 19 juni 2011 is eiser vanuit Londen naar luchthaven Schiphol gereisd.
1.2. Bij aankomst op de luchthaven heeft eiser twee paspoorten overhandigd aan de Koninklijke Marechaussee, een verlopen Nigeriaans paspoort met nummer [XXxxxxxx] (hierna: het oude paspoort) en een geldig Nigeriaans paspoort met nummer [XXyyyyyy] (hierna: het nieuwe paspoort).
1.3. Eiser is na aankomst op de luchthaven aangehouden op verdenking van, kort gezegd, het in het bezit hebben van een vervalst reisdocument. De beide paspoorten zijn ingevolge artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) onder eiser in beslag genomen.
1.4. Op 20 juni 2011 is eiser in verzekering gesteld. Op 22 juni 2011 heeft de rechter-commissaris de bewaring van eiser bevolen. De raadkamer van de rechtbank te Haarlem heeft de vordering van gedaagde tot gevangenhouding van eiser op 29 juni 2011 afgewezen en heeft de invrijheidstelling van eiser bevolen met ingang van 30 juni 2011.
1.5. Op 1 juli 2011 is eiser zonder geldig reisdocument teruggevlogen naar Londen, alwaar hij na aankomst terstond in vreemdelingenbewaring is gesteld.
1.6. Eiser is gedagvaard om op 12 juli 2011 voor de politierechter te Haarlem te verschijnen in verband met het in bezit hebben van twee vervalste paspoorten in de zin van artikel 231 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter heeft eiser bij vonnis van diezelfde datum vrijgesproken, waarbij de politierechter de teruggave van het nieuwe paspoort heeft gelast. De officier van justitie heeft eveneens op 12 juli 2011 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
1.7. Gedaagde is niet bereid de paspoorten, althans het nieuwe paspoort, hangende de hoger beroepsprocedure, aan eiser terug te geven en heeft de onttrekking aan het verkeer van die paspoorten verzocht.
1.8. Eiser verblijft thans in vreemdelingenbewaring in Groot-Brittannië.
2. Het geschil
2.1. Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te bevelen om het nieuwe paspoort af te geven aan eiser of aan de autoriteiten van Groot-Brittannië, op straffe van een dwangsom, dan wel een andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorziening te treffen.
2.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.
Eiser is onschuldig aan hetgeen hem ten laste is gelegd. Gedaagde had op zijn minst het geldige paspoort aan eiser moeten verstrekken, te meer nu alleen met betrekking tot het reeds verlopen paspoort wordt gesteld dat dit vervalst zou zijn, hetgeen onjuist is. Gedaagde maakt aldus misbruik van de hem toekomende bevoegdheden, nu evident is dat hij het paspoort ten onrechte niet teruggeeft. Daarmee is de uitzetting van eiser naar Groot-Brittannië en de instandhouding van de inbeslagname van het nieuwe paspoort onrechtmatig jegens eiser. Bovendien wordt door de inbeslagname en de onrechtmatige instandhouding daarvan eisers recht op vrijheid ex artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens geschonden.
Bij het uitblijven van teruggave van het nieuwe paspoort zal eiser voorlopig in vreemdelingenbewaring in Groot-Brittannië moeten verblijven. Dit zal ook grote financiële gevolgen voor eiser hebben, aangezien het voortbestaan van zijn eigen onderneming daarmee in gevaar komt en hij zijn baan bij het [nationaliteit] parlement kan kwijtraken. Eiser heeft derhalve een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagde heeft allereerst aangevoerd dat eiser niet kan worden ontvangen in zijn vordering die strekt tot opheffing van het onderhavige beslag, omdat voor hem in dat verband de klaagschriftprocedure van artikel 552a Sv openstaat.
3.2. Vooropgesteld wordt dat de voor eiser openstaande klaagschriftprocedure op grond van artikel 552a Sv onmiskenbaar een met voldoende waarborgen omklede, specifieke rechtsgang is. De burgerlijke rechter, waaronder de voorzieningenrechter in kort geding, kan eiser daarom in beginsel niet ontvangen in zijn onderhavige vordering. Op dat beginsel wordt echter een uitzondering gemaakt indien voldoende aannemelijk dat er sprake is van zodanig spoedeisende omstandigheden dat de uitspraak in de beklagprocedure niet kan worden afgewacht. De civiele rechter kan in dat geval een voorlopige maatregel treffen.
3.3. Vaststaat dat eiser nog geen klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv heeft ingediend. Eiser noch gedaagde hebben, ter zitting daarnaar gevraagd, aan kunnen geven hoe lang een klaagschriftprocedure in beslag zal gaan nemen. Eiser verwacht dat een dergelijke procedure in ieder geval drie weken tot een maand in beslag zal nemen. Eiser zal vermoedelijk in Groot-Brittannië in vreemdelingendetentie gehouden worden, zolang hij niet in het bezit is van een geldig paspoort of een ander geldig reisdocument. Gegeven die situatie kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter de uitspraak in de nog aan te spannen beklagprocedure niet worden afgewacht en is er in zoverre sprake van de hiervoor in 3.2 bedoelde uitzondering. Gedaagde heeft in dat kader nog aangevoerd dat eiser contact kan op nemen met de Nigeriaanse autoriteiten, bijvoorbeeld ter verkrijging van een laissez passer. Dit moge zo zijn, maar ook daarvoor geldt dat dit enige weken in beslag kan gaan nemen, terwijl de vreemdelingendetentie van eiser gedurende die periode naar verwachting voortduurt. Gelet hierop wordt geoordeeld dat eiser ontvankelijk is in zijn vordering.
3.4. In geschil is vervolgens de vraag of gedaagde gehouden is het nieuwe paspoort aan eiser af te geven. De daarop gerichte vordering van eiser in dit kort geding is toewijsbaar indien en voor zover er met de daarvoor benodigde grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat de raadkamer, indien eiser op grond van artikel 552a Sv beklag tegen de inbeslagname van de paspoorten instelt, dit klaagschrift gegrond zal verklaren en een last tot teruggave daarvan, althans van het nieuwe paspoort zal geven.
3.5. Uitgangspunt bij deze beoordeling is dat het onderzoek in de raadkamer een summier karakter draagt, nu voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het nog te geven oordeel van de strafrechter. Bij de beoordeling van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag beoordeelt de raadkamer of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave wanneer het voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Ook indien het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, vordert het belang van strafvordering dat het beslag voortduurt.
3.6. Gedaagde heeft in dat kader betoogd dat het nieuwe paspoort dient als één van de bewijsmiddelen in de hoger beroepsprocedure. Gedaagde stelt zich voorts op het standpunt dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de documenten zal bevelen.
3.7. Vaststaat dat het gerechtshof te Amsterdam zich in de strafprocedure onder meer zal moeten uitlaten over de vraag of de aan eiser ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en of onttrekking aan het verkeer van de Nigeriaanse paspoorten moet worden bevolen. Eerst bij de uitspraak in hoger beroep zal daarover een definitief oordeel worden gegeven. Gelet hierop is in dit kort geding niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast te stellen dat de raadkamer van het gerechtshof te Amsterdam een door eiser in te dienen klaagschrift gegrond zou verklaren. Toewijzing van de vordering in kort geding zou de strafprocedure naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook op een onaanvaardbare wijze doorkruisen. Bij teruggave van de paspoorten, althans het nieuwe paspoort aan eiser kunnen/kan deze immers niet meer als bewijsmiddel dienen in de hoger beroepsprocedure. Daarbij komt dat teruggave van het nieuwe paspoort zal leiden tot een beëindiging van de vreemdelingendetentie in Groot-Brittannië, waarna eiser naar verwachting, zoals ter terechtzitting ook is aangegeven, zal terugreizen naar Nigeria. Het nieuwe paspoort kan dan niet meer aan het verkeer worden onttrokken.
3.8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van eiser zal worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.376,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 560,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2011.
hf