ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4913
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- J.H. van Berkel
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vervangende toestemming voor het verkrijgen van een reisdocument voor een minderjarige met onbekende nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 juni 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor het verkrijgen van een reisdocument voor een minderjarige, afkomstig uit Soedan, met een onbekende nationaliteit. De moeder van de minderjarige verzocht de rechtbank om toestemming, omdat de vader, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet was verschenen en zijn verweer niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft eerst de bevoegdheid en toepasselijkheid van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 onderzocht, en kwam tot de conclusie dat het Nederlands recht van toepassing was op de beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat er gezamenlijk gezag is ontstaan door de vestiging van de gewone verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft vervolgens het verzoek van de vrouw beoordeeld. De vrouw stelde dat de man weigerde toestemming te geven voor de aanvraag van een reisdocument, terwijl zij van plan was om met de minderjarige op vakantie te gaan. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de vrouw naar Canada wilde emigreren met de minderjarige. Gezien het belang van de minderjarige om over een eigen reisdocument te beschikken, heeft de rechtbank besloten om de vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw.
De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is gegeven door de kinderrechter en is openbaar uitgesproken.