ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4404

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-748801-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake verzoek tot horen van getuigen in Sri Lanka

Op 10 juni 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een tussenvonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die in 1958 is geboren en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging afgewezen om de rechter-commissaris te gelasten de in Sri Lanka verblijvende getuigen uitsluitend te horen in het bijzijn van de raadsman van de verdachte. Dit verzoek werd ingediend naar aanleiding van een tijdelijke heropening van het onderzoek ter terechtzitting, die plaatsvond op dezelfde datum. De raadsvrouw van de verdachte, mr. H. Seton, was aanwezig, evenals de officier van justitie W.N. Ferdinandusse.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris toestemming heeft verkregen van de Sri Lankaanse autoriteiten om getuigen te horen, maar dat deze toestemming alleen geldt voor de rechter-commissaris en niet voor de verdediging of de officier van justitie. Dit betekent dat de raadsvrouw niet aanwezig kan zijn bij de verhoren. De rechtbank heeft de bezwaren van de raadsvrouw tegen de wijze waarop de getuigenverhoren zullen plaatsvinden, beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om de rechter-commissaris te verbieden de getuigen buiten aanwezigheid van de verdediging te horen.

De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging afgewezen en het onderzoek geschorst, met de opdracht dat het onderzoek zal worden hervat op de terechtzitting van 8 juli 2011. Dit tussenvonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 juni 2011.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/748801-09
Datum uitspraak: 10 juni 2011
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in 1958 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [adres]
Tijdelijke heropening van het onderzoek ter terechtzitting
Op 14 april 2011 is het onderzoek ter terechtzitting geschorst tot 8 juli 2011. Op 9 juni 2011 heeft de raadsvrouw van de verdachte de rechtbank verzocht om met spoed een informele regiezitting te plannen voordat de rechter-commissaris zal vertrekken naar Sri Lanka. Het vertrek naar Sri Lanka is voorzien op zondag 12 juni 2011.
De rechtbank beschouwt het thans ingediende verzoek van de raadsvrouw als een verzoek om een rechterlijke beslissing en opent derhalve tijdelijk het onderzoek ter terechtzitting voor het nemen van een spoedeisende maatregel als bedoeld in de artikelen 324 en 328 Strafvordering.
De tijdelijke heropening van het onderzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 10 juni 2011. De verdachte was hierbij niet aanwezig. De raadsvrouw van de verdachte, mr. H. Seton, advocaat te Amersfoort is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie W.N. Ferdinandusse is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Gronden voor de beslissing
1. De rechtbank heeft ter zitting van 24 januari 2011 beslist dat (onder meer) een aantal zich te Sri Lanka bevindende getuigen zal worden gehoord. De rechter-commissaris heeft vervolgens een rechtshulpverzoek opgesteld, zich in april 2001 te Sri Lanka bevonden en aldaar met de bevoegde autoriteiten overleg gepleegd teneinde te bevorderen dat de getuigen zoveel mogelijk zullen kunnen worden verhoord op een wijze die zich verstaat met de in Nederland gevolgde procedure, zoals het bieden van de gelegenheid aan verdediging en openbaar ministerie om vragen te stellen en het door de rechter-commissaris zelf kunnen opmaken van het proces-verbaal.
2. Bij brief van 23 mei 2011 heeft de rechter-commissaris aan (onder meer) de raadsvrouw van verdachte bericht (samengevat) dat van de Sri Lankaanse autoriteiten toestemming is verkregen om in Sri Lanka getuigen te horen, dat de verhoren zullen plaatsvinden in de periode van 16 tot en met 29 juni 2011, en dat het openbaar ministerie zorg zal dragen voor de reis en het hotel ten behoeve van de verdediging.
3. Bij brieven van 24 en 26 mei 2011 heeft de rechter-commissaris aan (onder meer) de raadsvrouw van verdachte bericht (samengevat en onder meer):
* dat gebleken is dat de door de Sri Lankaanse autoriteiten afgegeven toestemming slechts geldt voor de rechter-commissaris en niet voor de officier van justitie en de raadslieden;
* dat dit betekent dat de raadsvrouw niet aanwezig kan zijn bij de verhoren;
* dat aan de bevoegde autoriteiten is verzocht de desbetreffende beslissing te heroverwegen doch
dat op dat verzoek nog geen beslissing is ontvangen;
* dat is besloten om, in afwachting van die beslissing, wel in de voorziene periode van 16 tot met 29 juni
in Sri Lanka de getuigen te horen omdat anders de mogelijkheid bestaat dat later in het geheel geen
toestemming voor het houden van die verhoren meer zal worden verkregen;
* dat de raadsvrouw verzocht wordt schriftelijke vragen voor het verhoor op te geven.
4. Het verzoek van de verdediging strekt er toe dat de rechtbank de rechter-commissaris zal gelasten de in Sri Lanka verblijvende getuigen uitsluitend te horen in het bijzijn van de raadsman van verdachte.
5. Op 7 juni 2011 heeft de raadkamer van de rechtbank een bezwaar van de verdachte met gelijke strekking behandeld. Dit bezwaar was gegrond op artikel 208, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Op 9 juni 2011 heeft de raadkamer de verdachte niet ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat er geen sprake is van de in artikel 208, derde lid van het Wetboek van Strafvordering bedoelde situatie, aangezien de rechter-commissaris niet geweigerd heeft één of meer getuigen te horen.
7. De bezwaren van de raadsvrouw betreffen steeds de wijze waarop de rechter-commissaris de getuigen mogelijk zal gaan horen, namelijk buiten aanwezigheid van raadsvrouw en officier van justitie.
8. De wijze waarop een getuigenverhoor door de rechter-commissaris geschiedt, is geregeld in de hier toepasselijke regeling van de afdelingen 4 tot en met 4E van titel III van boek II van het Wetboek van Strafvordering.
9. De verhoren waar het hier om gaat dienen echter gehouden te worden in Sri Lanka, zodat artikel 539a van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Ingevolge het derde lid van dit artikel is de rechter-commissaris voor het uitoefenen van zijn bevoegdheden in dit geval afhankelijk van de autoriteiten van Sri Lanka.
10. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de rechter-commissaris zijn uiterste best heeft gedaan en doet om de getuigenverhoren zoveel mogelijk volgens de regels van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering te houden of, voor zover dit niet wordt toegestaan door de autoriteiten van Sri Lanka, voor afwijkingen compensatie te bieden.
11. Er bestaat dus geen reden de rechter-commissaris te verbieden de getuigen in Sri Lanka buiten aanwezigheid van de verdediging te horen, de rechter-commissaris te bevelen deze getuigen in fysieke aanwezigheid van de verdediging te horen, of thans een bepaalde voorziening daaromtrent te treffen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank,
- Wijst af het verzoek van de verdachte;
- Schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op de terechtzitting van 8 juli 2011 zoals reeds aangezegd op 14 april 2011.
Dit tussenvonnis is gewezen door
mr. R.A.C. van Rossum, voorzitter,
mrs P.J. Schreuder en G.H.M. Smelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Haijer en mr. N. Bouda, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2011.