Verhandelde ter zitting
2.8. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht.
Meteen na de gegrondverklaring op 13 juli 2011 van het beroep tegen de aan eiser opgelegde vrijheidsontnemende maatregel, heeft verweerder, op 14 juli 2011, aan eiser de onderhavige vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Daarmee heeft verweerder geen recht gedaan aan de mondelinge uitspraak van 13 juli 2011. Verweerder toont zich een aldus slecht verliezer. Van belang is dat eiser vrijwillig wil vertrekken. Hij is altijd coöperatief geweest. De rechtbank heeft dat in haar mondelinge uitspraak van 13 juli 2011 erkend. In dat licht bezien is het niet passend dat verweerder, na de gegrondverklaring van het beroep, gelijk is overgegaan tot de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser staat in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats]. Daar verblijft hij ook thans. Eiser is bereid te voldoen aan een meldplicht bij de politie in zijn woonplaats. Eiser ziet niet in welke meerwaarde het heeft als van hem wordt verlangd dat hij zich telkens moet melden in Ter Apel. Eiser heeft de VBL op 19 juli 2011 verlaten en zich aldaar op 21 juli 2011 voor de laatste keer gemeld. Daarna is hij door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) ‘mob’ [= met onbekende bestemming vertrokken] gemeld. Feitelijk is hij niet ‘mob’, omdat hij gewoon thuis verblijft, op voornoemd adres. DT&V en COA in Ter Apel weten dat eiser thuis verblijft, aldus de gemachtigde van eiser.
Voorts heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat verweerder hem eerst op 1 augustus 2011 ervan op de hoogte heeft gesteld dat er voor 23 augustus 2011 voor eiser een vlucht naar Irak is gepland. Waarom is dat niet eerder meegedeeld? Daar komt bij dat in het met eiser op 7 juli 2011 gehouden vertrekgesprek is meegedeeld dat eiser er rekening mee moet houden dat “er niet veel eerder een vertrek in zit dan begin september”.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser ter zitting aangegeven dat verweerder tegen de mondelinge uitspraak van 13 juli 2011 geen hoger beroep heeft ingesteld.
2.9. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting allereerst aangegeven dat, voor zover hem bekend, door verweerder geen hoger beroep is ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van 13 juli 2011. De gemachtigde van verweerder heeft desgevraagd aangegeven dat hij niet weet, waarom verweerder daartegen geen hoger beroep heeft ingesteld.
Voorts heeft de gemachtigde van verweerder het volgende naar voren gebracht.
De rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, heeft in haar mondelinge uitspraak van 13 juli 2011 weliswaar geoordeeld dat de aan eiser opgelegde vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 59 Vw 2000 te zwaar is, maar uit die uitspraak volgt niet dat een lichter middel, zoals de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vw 2000, niet zou mogen. Van belang is dat eiser zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn. Dat is ook niet in geschil. Vervolgens is van belang dat uit de vertrekgesprekken die met eiser zijn gehouden blijkt dat hij met het oog op zijn vertrek uit Nederland nog niets concreets heeft geregeld, terwijl hij daarvoor wel tijd heeft gevraagd. Verweerder maakt uit die vertrekgesprekken op dat, nu de datum van het vertrek van eiser naar Irak dichterbij komt, eiser terugtrekkende bewegingen aan het maken is. Zo verklaart eiser in het vertrekgesprek van 30 mei 2011 dat hij gehoor wil geven aan zijn plicht Nederland te verlaten, maar dat hij tijd vraagt om het nodige te regelen omdat hij een huis, een auto en een vrouw heeft waardoor hij niet van de ene op de andere dag kan vertrekken. In het vertrekgesprek van 23 juni 2011 verklaart eiser dat hij helemaal niets heeft ondernomen met het oog op zijn vertrek. In het vertrekgesprek van 7 juli 2011 verklaart eiser, in een reactie op de mededeling van de medewerker feitelijk vertrek dat DT&V een vlucht naar Bagdad voor hem gaat aanvragen, dat hij niet moeilijk wil doen, maar dat hij het er niet mee eens is omdat het voor hem niet veilig is om naar Bagdad te vertrekken. Mede gelet op deze houding van eiser, wil verweerder eiser ‘dichter in de buurt houden’ zodat eiser ook daadwerkelijk beschikbaar is voor de geplande vlucht naar Irak op 23 augustus 2011. Overigens was, anders dan de gemachtigde van eiser kennelijk meent, die datum wel degelijk al eerder bekend, hetgeen blijkt uit het vertrekplan dat zich bij de stukken bevindt. Voor zover de gemachtigde van eiser, met de verwijzing naar de in het vertrekgesprek van 7 juli 2011 gedane mededeling dat “er niet veel eerder een vertrek in zit dan begin september”, bedoelt te betogen dat verweerder geen vlucht had mogen boeken voor 23 augustus 2011, volgt verweerder eiser niet in dat betoog, aldus de gemachtigde van verweerder.
De gemachtigde van verweerder heeft ten slotte benadrukt dat eiser tijdens zijn verblijf in de VBL, onder toezicht van DT&V, door DT&V dan wel andere aldaar aanwezige instanties kan worden ondersteund bij het regelen van datgene wat er nog moet gebeuren met het oog op zijn vertrek uit Nederland, zodat eiser op het moment van zijn geplande vertrek op
23 augustus 2011, ook daadwerkelijk gereed is voor vertrek.
2.10. In tweede termijn heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat het argument dat verweerder eiser ‘dichter in de buurt wil houden’ geen argument is waaraan in de onderhavige procedure betekenis toekomt, nu verweerder hiermee in feite aangeeft dat de vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd ter fine van uitzetting. Daar is die maatregel uitdrukkelijk niet voor bedoeld. De gemachtigde van eiser heeft ten slotte nog eens benadrukt dat eiser wel degelijk zijn medewerking verleent aan terugkeer naar Irak en dat eiser niet, zoals verweerder veronderstelt, terugtrekkende bewegingen aan het maken is.