ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4392

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/748809-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het horen van getuigen door rechter-commissaris in Sri Lanka

In deze beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 9 juni 2011, wordt het bezwaarschrift van de verdachte tegen het horen van getuigen door de rechter-commissaris in Sri Lanka behandeld. De verdachte heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat de rechter-commissaris getuigen buiten de aanwezigheid van de raadsman heeft gehoord. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat er geen sprake meer is van een gerechtelijk vooronderzoek. De behandeling ter terechtzitting is reeds begonnen en er zijn regiezittingen gehouden, waarbij beslissingen zijn genomen over het horen van getuigen. Dit betekent dat artikel 208 van het Wetboek van Strafvordering niet meer van toepassing is op verzoeken van de verdachte tot het horen van getuigen.

De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris de nodige stappen heeft ondernomen om getuigen in Sri Lanka te horen, en dat de verdachte niet aanwezig kan zijn bij deze verhoren. De rechtbank benadrukt dat het uitsluitend aan haar is om te oordelen over de wijze waarop getuigen worden gehoord en dat de raadkamer daar geen rol in speelt. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn bezwaar, ongeacht of er sprake is van een weigering door de rechter-commissaris om getuigen te horen.

De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de raadsman van de verdachte het bezwaar heeft toegelicht. De rechtbank heeft alle relevante stukken en correspondentie van de rechter-commissaris in overweging genomen voordat zij tot haar beslissing kwam. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Parketnummer: 09/748809-09
Kenmerk RK: 11/1917
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, raadkamer in strafzaken, op het bezwaarschrift ex artikel 208 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in 1960 te [geboorteplaats],
wonende [adres],
blijkens een daarvan opgemaakte akte op 6 juni 2011 ter griffie van deze rechtbank ingediend, houdende bezwaar dat naar de inhoud is gegrond op artikel 208 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank beschikt over het strafdossier met bovengenoemd parketnummer, en heeft onder meer gezien:
- het proces-verbaal van de zitting van deze rechtbank op 19 en 24 januari 2011 in de zaak met bovengenoemd parketnummer;
- de brief van de rechter-commissaris gedateerd 14 februari 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 13 april 2011;
- de brief van de rechter-commissaris gedateerd 23 mei 2011;
- de brief van de rechter-commissaris gedateerd 24 mei 2011;
- de brief van de rechter-commissaris gedateerd 26 mei 2011;
- de brief van de rechter-commissaris gedateerd 1 juni 2011.
De rechtbank heeft op 7 juni 2011 het bezwaar in raadkamer behandeld. Verdachte was daarbij niet aanwezig.
De raadsman van de verdachte, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, heeft het bezwaar in raadkamer toegelicht.
De officier van justitie mr. W.N. Ferdinandusse heeft in raadkamer primair geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van verdachte in zijn bezwaar subsidiair tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Gronden voor de beslissing
1. De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het bezwaar.
2. In de tegen verdachte aanhangige strafzaak heeft de rechtbank ter zitting van 24 januari 2011 beslist dat (onder meer) een aantal zich te Sri Lanka bevindende getuigen zal worden gehoord. De rechter-commissaris heeft vervolgens een rechtshulpverzoek opgesteld, zich in april 2001 te Sri Lanka bevonden en aldaar met de bevoegde autoriteiten overleg gepleegd teneinde te bevorderen dat de getuigen zoveel mogelijk zullen kunnen worden verhoord op een wijze die zich verstaat met de in Nederland gevolgde procedure, zoals het bieden van de gelegenheid aan verdediging en openbaar ministerie om vragen te stellen en het door de rechter-commissaris zelf kunnen opmaken van het proces-verbaal.
3. Bij brief van 23 mei 2011 heeft de rechter-commissaris aan (onder meer) de raadsman van verdachte bericht (samengevat) dat van de Sri Lankaanse autoriteiten toestemming is verkregen om in Sri Lanka getuigen te horen, dat de verhoren zullen plaatsvinden in de periode van 16 tot en met 29 juni 2011, en dat het openbaar ministerie zorg zal dragen voor de reis en het hotel ten behoeve van de verdediging.
4. Bij brieven van 24 en 26 mei 2011 heeft de rechter-commissaris aan (onder meer) de raadsman van verdachte bericht (samengevat en onder meer):
* dat gebleken is dat de door de Sri Lankaanse autoriteiten afgegeven toestemming
slechts geldt voor de rechter-commissaris en niet voor de officier van justitie en de raadslieden;
* dat dit betekent dat de raadsman niet aanwezig kan zijn bij de verhoren;
* dat aan de bevoegde autoriteiten is verzocht de desbetreffende beslissing te heroverwegen doch
dat op dat verzoek nog geen beslissing is ontvangen;
* dat is besloten om, in afwachting van die beslissing, wel in de voorziene periode van 16 tot met 29 juni
in Sri Lanka de getuigen te horen omdat anders de mogelijkheid bestaat dat later in het geheel geen
toestemming voor het houden van die verhoren meer zal worden verkregen;
* dat de raadsman verzocht wordt schriftelijke vragen voor het verhoor op te geven.
5. Het bezwaar strekt er toe dat de raadkamer de rechter-commissaris zal gelasten de in Sri Lanka verblijvende getuigen uitsluitend te horen in het bijzijn van de raadsman van verdachte, en is gegrond op de stelling dat de beslissing van de rechter-commissaris om zonder de raadsman af te reizen naar Sri Lanka teneinde aldaar getuigen te gaan horen moet worden aangemerkt als een weigering van de rechter-commissaris om getuigen te horen als bedoeld in artikel 208 lid 2 Sv, waartegen bezwaar openstaat ingevolge het derde lid van dat wetsartikel.
6. Artikel 208 Sv biedt aan de verdachte de mogelijkheid om in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek aan de rechter-commissaris getuigen en deskundigen alsmede feiten ten onderzoek op te geven (lid 1). Indien de rechter-commissaris daartegen bezwaar heeft, deelt hij zijn weigering om tot een of ander over te gaan bij een met redenen omklede beschikking aan de verdachte en de officier van justitie mede (lid 2). De verdachte kan tegen die weigering een bezwaarschrift indienen (lid 3).
7. In het onderhavige geval heeft de behandeling ter terechtzitting reeds een aanvang genomen en zijn (regie)zittingen gehouden, waarop de rechtbank beslissingen heeft genomen omtrent te horen getuigen. Dat betekent dat er geen sprake meer is van een gerechtelijk vooronderzoek, zodat artikel 208 Sv geen toepassing meer vindt als het gaat om (al dan niet nadere) verzoeken van de verdachte tot het horen van getuigen en al hetgeen met de werkzaamheden van de rechter-commissaris verband houdt, met inbegrip van de wijze waarop de getuigen worden gehoord en het maken van bezwaar tegen beslissingen van de rechter-commissaris daaromtrent. Het is uitsluitend de rechtbank die daarover kan oordelen en niet de raadkamer.
8. Reeds hierom dient verdachte niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn bezwaar. In het midden kan blijven of inderdaad sprake is van enige beslissing tot weigering van het horen van getuigen door de rechter-commissaris.
Beslissing
De rechtbank verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn bezwaar.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer te 's-Gravenhage op 9 juni 2011 door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt en mr. J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Haijer, griffier.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.