ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4108
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Meijer
- I.M. Talstra - Touwen
- Rechtspraak.nl
Bijdrage in de kosten van de huishouding na feitelijk uiteengaan van echtgenoten
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 augustus 2011 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 1:84 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende de bijdrage in de kosten van de huishouding. De vrouw, die met de man is gehuwd maar niet meer samenwoont, verzocht om een bijdrage in de kosten van de huishouding van € 1.460,- per maand. De man heeft verweer gevoerd en zijn netto inkomen is vastgesteld op € 1.575,- per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van de huishouding, die in totaal € 1.850,- bedragen, het netto gezinsinkomen overschrijden. Hierdoor moeten deze kosten niet alleen naar evenredigheid van inkomen, maar ook ten laste van het gemene vermogen of het eigen vermogen van partijen worden gebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen eigen vermogen beschikbaar is en heeft daarom een bijdrage van € 325,- per maand vastgesteld die de man aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De uitspraak is gedaan na behandeling van de zaak op 23 juni 2011, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft de financiële situatie van beide partijen in overweging genomen en geconcludeerd dat de vrouw geen inkomen heeft en de man niet in staat is om met terugwerkende kracht een bijdrage te leveren. De rechtbank heeft de kosten van de huishouding vastgesteld op basis van de Nibudnormen en de inkomens- en schuldenpositie van beide partijen.