- verzoekt het Internationaal Juridisch Instituut, Spui 186 te (2511 BW)
's-Gravenhage de volgende vragen uiterlijk op 3 november 2011 schriftelijk te beantwoorden, dan wel de rechtbank te berichten tegen welke latere datum beantwoording zal plaatsvinden:
1. Kan op basis van de vaststaande feiten (zoals weergegeven in onderdeel 7.7 van het tussenvonnis van 13 april 2011) worden geoordeeld dat [gedaagde] naar Iraaks recht jegens de eisers uit Irak onrechtmatig heeft gehandeld en daarmee jegens hen schadeplichtig is geworden? De rechtbank verzoekt het IJI specifiek daarbij het volgende te betrekken:
a. Wat is, gelet op onderdeel 2.3 van dit vonnis, het gevolg van de omstandigheid dat [gedaagde] het TDG heeft geleverd aan het Iraakse regime, maar zelf het mosterdgas niet heeft vervaardigd? Heeft dit naar Iraaks recht, zoals [gedaagde] stelt, als gevolg dat niet kan worden geoordeeld dat er een causaal verband is tussen het handelen van [gedaagde] en de opgetreden schade?
b. Speelt bij het vaststellen van de onrechtmatigheid een rol dat de eisers uit Irak alleen [gedaagde] hebben aangesproken en niet andere betrokkenen bij de onrechtmatige gedragingen die tot hun verwondingen hebben geleid?
2. Is, als vraag 1 positief is beantwoord, de door de eisers uit Irak gevorderde vergoeding van immateriële en materiële schade toewijsbaar?
a. Speelt bij het vaststellen van de hoogte van de mogelijke schadevergoeding een rol dat de eisers uit Irak alleen [gedaagde] hebben aangesproken en niet andere betrokkenen bij de onrechtmatige gedragingen die tot hun verwondingen hebben geleid?
3. In welke wetten en in welke artikelen daarvan is in het Iraakse recht de verjaring van vorderingen als de onderhavige geregeld? Kunt u een vertaling geven van de desbetreffende artikelen?
4. Kunnen civiele vorderingen die zijn gebaseerd op een handelen dat strafbaar is gesteld, naar Iraaks recht verjaren voordat het strafbare feit zelf is verjaard?
5. Kan het handelen van [gedaagde] ook naar het thans geldende Iraakse recht of naar het thans in Irak van toepassing zijnde internationale recht worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf?
6. Kunnen civiele vorderingen op basis van het medeplegen van oorlogsmisdrijven naar Iraaks recht verjaren?
Indien het antwoord op de vragen 4 en/of 6 ondubbelzinnig neen is voor beide verjaringstermijnen, behoeven de vragen 7 tot en met 17 niet te worden beantwoord. Indien het antwoord op de vragen 4 en/of 6 ja is of ruimte laat voor twijfel, wenst de rechtbank ook inlichtingen ten aanzien van de volgende vragen:
7. Wordt in dit geval, waarin het gaat om een civiele vordering tot schadevergoeding op basis van het medeplegen van (oorlogs)misdrijven gepleegd door het in Irak verantwoordelijke regime, naar Iraaks recht (i) de verjaringstermijn van vijftien jaren terzijde gesteld, met als gevolg dat een verjaringstermijn pas is gaan lopen op het moment dat de eisers uit Irak bekend werden met de persoon van de dader, ofwel (ii) de verjaringstermijn geschorst gedurende, dan wel verlengd met, de periode dat Sadam Hussein aan de macht was, ofwel (iii) de verjaringstermijn geschorst gedurende dan wel verlengd met de periode dat de eisers uit Irak ten tijde van het regime van Sadam Hussein in Irak verbleven?
Indien het antwoord op vraag 7 ondubbelzinnig ja is, behoeven de vragen 8 tot en met 11 niet te worden beantwoord. Indien het antwoord op vraag 7 neen is of ruimte laat voor twijfel, wenst de rechtbank ook inlichtingen ten aanzien van de volgende vragen:
8. Gelden de opschortingsmogelijkheden van de verjaringstermijn als bedoeld in artikel 435 IBW alleen voor de korte verjaringstermijn van drie jaren of ook voor de lange verjaringstermijn van vijftien jaren?
De vragen 9 tot en met 11 behoeven niet te worden beantwoord indien uit het antwoord op vraag 8 ondubbelzinnig blijkt dat de opschortingsmogelijkheden niet gelden voor de lange verjaringstermijn van vijftien jaren. Indien deze opschortingsmogelijkheden ook gelden voor de lange verjaringstermijn van vijftien jaren of indien hierover ruimte voor twijfel bestaat, wenst de rechtbank ook inlichtingen ten aanzien van de vragen 9 tot en met 11.
9. Is op basis van artikel 435 IBW de absolute verjaringstermijn van vijftien jaren opgeschort gedurende de periode dat Sadam Hussein aan de macht was, dan wel voor een individuele eiser uit Irak gedurende de periode dat deze eiser in Irak verbleef?
10. Artikel 435 IBW bepaalt dat de verjaringstermijn wordt opgeschort gedurende de periode dat een benadeelde minor is. Geldt deze opschortingstermijn ook voor de verjaringstermijn van vijftien jaren gedurende de periode dat de minor een guardian heeft?
11. Tot wanneer is iemand naar Iraaks recht een minor?
12. Wanneer is naar Iraaks recht voldaan aan de voorwaarde dat de benadeelde became aware with the person of the plaintiff? Is dit het geval indien de benadeelde wetenschap had kunnen hebben of is subjectieve wetenschap bij de benadeelde een vereiste. Is in dit verband relevant of de benadeelde een minderjarige is?
13. Wordt de brief van 18 april 2003 naar Iraaks recht beschouwd als een stuitingshandeling voor wat betreft de vordering van [eiseres 1 uit Irak]?
14. Wordt met artikel 437 lid 1 IBW bedoeld dat de verjaring naar Iraaks recht wordt gestuit door het instellen van een vordering bij een gerechtelijke instantie?
15. Indien het antwoord op vraag 14 ondubbelzinnig ja is, blijft de verjaring dan gestuit gedurende de periode dat de gerechtelijke procedure nog niet is geëindigd in een onherroepelijk vonnis of arrest?
16. Indien de verjaring niet wordt gestuit door het instellen van een vordering bij een gerechtelijke instantie, kan de benadeelde dan bij een afwijzend vonnis alsnog een andere procedure voeren waarin dezelfde vordering wordt ingesteld en zo ja, binnen welke termijn na de gerechtelijke uitspraak dient deze vordering aanhangig te worden gemaakt?
17. Wat is de betekenis van het begrip remote country als bedoeld in artikel 435 IBW? Valt de periode waarin [eiseres 1 uit Irak], [eiseres 3 uit Irak], [eiser 2 uit Irak] en [eiser 4 uit Irak] in Nederland verbleven en [gedaagde] elders (in Irak) onder de definitie van dit begrip? Geldt dit voor de periode dat [eiser 4 uit Irak] in Canada verbleef en [gedaagde] elders (in Irak en in Nederland)?
18. (Voor zover nog nodig, gelet op het antwoord op vraag 2:) Voorziet het Iraakse recht in de toekenning van een vergoeding voor geleden immateriële schade, en zo ja, aan welke criteria dient te zijn voldaan?