1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. Op 14 juni 2011 heeft verzoekster een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 22 juni 2011 afwijzend op de aanvraag beslist.
1.2. Op 24 juni 2011 heeft verzoekster hiertegen beroep ingesteld.
1.3. Bij verzoekschrift van 24 juni 2011 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist. Bij faxbericht van 28 juni 2011 heeft verzoekster de gronden van het beroep ingediend. Bij faxbericht van eveneens 28 juni 2011 heeft verzoekster de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Voor wat de motivering van de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening betreft, wordt in die gronden verwezen naar de gronden van het beroep.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden, onder gelijktijdige verzending daarvan aan verzoekster. Deze stukken zijn op
8 juli 2011 bij de rechtbank ingekomen.
1.5. Het verzoek om een voorlopige voorziening zou aanvankelijk worden behandeld ter openbare zitting van vrijdag 15 juli 2011. Bij faxbericht van 12 juli 2011 heeft de gemachtigde van verzoekster aan de rechtbank verzocht de behandeling van het verzoek aan te houden dan wel het verzoek toe te wijzen omdat geen tolk Mandingo beschikbaar is. In het faxbericht schrijft de gemachtigde van verzoekster: “Bijgaand ontvangt u hierbij de niet leveringsverklaring van het tolkencentrum.” Bedoelde bijlage betreft een faxbericht van donderdag 7 juli 2011 van [A], namens Concorde Group BV, gericht aan de gemachtigde van verzoekster, waarin is vermeld dat voor de op 5 juli 2011 aangevraagde tolkdienst voor 15 juli 2011 Mandingo – Nederlands geen gekwalificeerde tolk beschikbaar is.
Op 13 juli 2011 heeft de griffier telefonisch aan de gemachtigde van verzoekster bericht dat de voorzieningenrechter kan instemmen met aanhouding voor bepaalde tijd, en wel tot uiterlijk vrijdag 22 juli 2011, mede gelet op de, in artikel 45 Vw 2000 vermelde, rechtsgevolgen van het bestreden besluit van 22 juni 2011. Vervolgens is, na overleg met de gemachtigde van verzoekster, de nieuwe zittingsdatum bepaald op 22 juli 2011. Daarbij heeft de gemachtigde van verzoekster aangegeven dat hijzelf op 22 juli 2011 is verhinderd wegens vakantie, doch dat hij voor vervanging zal zorgen.
1.6. Bij de bestudering van het dossier van verzoekster voorafgaand aan de behandeling ter zitting van 22 juli 2011 is de voorzieningenrechter gebleken dat de bij faxbericht van
28 juni 2011 ingediende gronden van het beroep (die tevens hebben te gelden als gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening) onvolledig zijn. De griffier heeft hierover telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde van verzoekster.
In het telefoongesprek is de griffier meegedeeld dat, wegens vakantie van mr. De Vries, verzoekster ter zitting van 22 juli 2011 zal worden bijgestaan door mr. W. Spijkstra, advocaat te Beetsterzwaag. Hierop heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met
mr. Spijkstra. Mr. Spijkstra heeft bij faxbericht van 21 juli 2011 de volledige gronden van het beroep ingezonden.
1.7. Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van 22 juli 2011. Verzoekster is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Spijkstra, die desgevraagd heeft verklaard waar te nemen voor de gemachtigde van verzoekster, mr. De Vries. De voorzieningenrechter heeft bij de aanvang van de zitting geconstateerd dat geen tolk aanwezig was. Mr. Spijkstra heeft desgevraagd verklaard dat mr. De Vries hem niet heeft opgedragen, zorg te dragen voor de aanwezigheid van een tolk ter zitting.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter kan, indien hij van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet bij kan dragen aan de beoordeling van de zaak, op grond van artikel 8:86, eerste lid, Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Partijen zijn bij de uitnodiging voor de zitting op deze bevoegdheid gewezen.