ECLI:NL:RBSGR:2011:BR3433

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378208 - HA ZA 10-3715
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op portretrecht door gebruik van interviewfragment in film

In deze zaak vorderde eiser, een imam, de Stichting Vrienden van de Partij voor de Vrijheid tot betaling van € 55.000 wegens inbreuk op zijn portretrecht. Eiser stelde dat Geert Wilders zonder zijn toestemming een fragment van een eerder door hem gegeven interview had opgenomen in de film 'Fitna'. Eiser betoogde dat hij in de film onterecht werd neergezet als boegbeeld van islamistisch extremisme, wat zijn eer en goede naam had aangetast. De rechtbank oordeelde echter dat de Stichting niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de handelingen van Wilders, aangezien eiser niet had aangetoond dat de Stichting een rol had gespeeld in het openbaar maken van de film. De rechtbank concludeerde dat de vordering van eiser onvoldoende onderbouwd was en wees deze af. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de Stichting, die op € 2.104,- werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 27 juli 2011 door mr. E.A.W. Schippers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 378208 / HA ZA 10-3715
Vonnis van 27 juli 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
advocaat mr. S. Karkache te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende
STICHTING VRIENDEN VAN DE PARTIJ VOOR DE VRIJHEID,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. M. Moszkowicz jr te Maastricht.
Partijen worden hierna [eiser] en de Stichting genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 12 oktober 2010 met een productie;
- de conclusie van antwoord van 1 december 2010 met producties 1 tot en met 3;
Vervolgens is op de rol van 26 januari 2011 aan [eiser] akte niet dienen van repliek verleend.
1.2. Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is als imam in dienst van de islamitische moskee As-Sunna te Den Haag.
2.2. De heer Geert Wilders (hierna: Wilders) heeft een film getiteld "Fitna" openbaar gemaakt. Wilders is bestuurslid van de Stichting.
2.3. In deze film is een fragment opgenomen van een interview dat [eiser] eerder heeft gegeven aan het actualiteitenprogramma Netwerk en dat door Netwerk op 9 oktober 2007 met zijn toestemming is uitgezonden op televisie.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de Stichting te veroordelen tot betaling van € 55.000,-, vermeerderd met kosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat inbreuk is gemaakt op zijn portretrecht doordat Wilders zonder zijn toestemming een fragment van een eerder uitgezonden, door hem gegeven interview heeft opgenomen in de film Fitna. Daarnaast is onrechtmatig jegens hem gehandeld omdat hij in de film Fitna is opgevoerd als boegbeeld van islamistisch extremisme in Nederland. Als gevolg hiervan heeft [eiser] immateriële schade geleden omdat zijn eer en goede naam zijn aangetast.
3.3. De Stichting voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Nietigheid van de dagvaarding
4.1. De Stichting voert aan dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld omdat [eiser] niet conform artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd en voorts niet (in voldoende mate) de eis en de gronden heeft weergegeven als vereist door artikel 21 Rv jo artikel 111 lid 2 sub d Rv. Op grond van artikel 120 Rv brengt dit nietigheid van de dagvaarding met zich mee.
4.2. Naar het oordeel van de rechtbank treffen deze verweren van de Stichting geen doel. Hoewel de dagvaarding summier is, kan niet worden gezegd dat de stellingen en de daarop gebaseerde vordering onbegrijpelijk zijn. Dit klemt temeer nu uit de door de Stichting gevoerde (subsidiaire) inhoudelijke verweren blijkt dat zij de strekking van het betoog van [eiser] heeft begrepen. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het bepaalde in artikel 111 lid 2 sub d Rv ziet op de feitelijke onderbouwing van hetgeen eiser vordert. Het verdient aanbeveling tevens een juridische onderbouwing op te nemen, maar dat is niet verplicht. Wat de artikelen 21 Rv en 111 lid 3 Rv betreft, geldt dat op de niet-naleving daarvan geen nietigheid staat, gezien het bepaalde in artikel 120 lid 4 Rv. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de dagvaarding niet nietig is en dat [eiser] in zijn vordering kan worden ontvangen.
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter
4.3. Uit de stellingen van de Stichting dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, leidt de rechtbank af dat de Stichting zich op het standpunt stelt dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd dient te verklaren. De Stichting voert daartoe aan dat het auteursrecht ten aanzien van de film Fitna in de Verenigde Staten van Amerika ligt en dat de film is geplaatst op een niet-Nederlandse website waarvan de domeinnaam is geregistreerd in de Verenigde Staten van Amerika, waar zich ook het technische en administratieve contact van desbetreffende website bevinden. De veronderstelde pleegplaats is daarom - volgens de Stichting - de staat Arizona, Verenigde Staten van Amerika.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de Stichting in dit verband aanvoert niets af doet aan het feit dat de gedaagde partij gevestigd is in Nederland en dat op grond van de hoofdregel van artikel 2 van de Verordening (EG) 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheden, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo) de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Deze rechtbank is derhalve bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Aansprakelijkheid van de Stichting
4.5. De rechtbank oordeelt dat hetgeen [eiser] - op zichzelf voldoende duidelijk - heeft gesteld onvoldoende is om te kunnen concluderen dat met betrekking tot (het openbaar maken van) de film Fitna door de Stichting inbreuk is gemaakt op zijn portretrecht ofwel (anderszins) jegens hem onrechtmatig is gehandeld. [eiser] stelt namelijk dat Wilders (die in de dagvaarding als "gedaagde" wordt aangeduid) het fragment waarin [eiser] is te horen en te zien in de film Fitna heeft opgenomen en dat Wilders degene is die deze film openbaar heeft gemaakt. [eiser] stelt niet dat de Stichting daar een rol in heeft gespeeld op grond waarvan zij aansprakelijk is voor deze handelingen. Dat Wilders bestuurslid van de Stichting is, is - zonder daarop gerichte stelling of nadere onderbouwing, die zijn uitgebleven - onvoldoende om aansprakelijkheid van de Stichting voor dit handelen van Wilders te kunnen aannemen. Reeds hierom ligt de vordering van [eiser] voor afwijzing gereed.
4.6. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. De overige stellingen en weren van partijen behoeven daarmee geen bespreking meer.
Proceskosten
4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op in totaal € 2.104,-, waarvan € 1.210,- voor het griffierecht en € 894,- (1 punt × tarief € 894,-) voor het salaris van de advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op € 2.104,-;
5.3. verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.