ECLI:NL:RBSGR:2011:BR3131
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van staandehouding en bewaring in het kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 juli 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een eiser van Georgische nationaliteit, die in detentie was gesteld met het oog op uitzetting. De rechtbank heeft de onrechtmatigheid van de staandehouding en de bewaring beoordeeld aan de hand van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiser stelde dat zijn staandehouding onrechtmatig was, omdat deze niet in overeenstemming zou zijn met de Schengengrenscode, die vereist dat controles gebaseerd zijn op het gedrag van de gecontroleerde persoon en specifieke omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat de wettelijke waarborgen in artikel 4.17a van het Vb 2000 voldoende waren om de controles te rechtvaardigen, ongeacht het gedrag van de gecontroleerde persoon.
De rechtbank verwees naar eerdere rechtsoverwegingen in het arrest Melki en Abdeli, waarin werd gesteld dat identiteitscontroles in een grensgebied niet hetzelfde effect mogen hebben als een grenscontrole. De rechtbank concludeerde dat de controles die op 2 en 8 juli 2011 hadden plaatsgevonden, voldeden aan de vereisten van artikel 4.17a, en dat er geen grond was om te oordelen dat de controle in strijd was met de Schengengrenscode. Eiser had zijn betoog niet met feitelijke informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank zijn beroep ongegrond verklaarde.
De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep ongegrond was. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman en mr. drs. H. den Haan, met D.K. Bloemers als griffier.