ECLI:NL:RBSGR:2011:BR3124

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/22317
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van asielzoeker en toepassing van de Terugkeerrichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 juli 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Mongolische asielzoeker. Eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had, werd op 4 juli 2011 in bewaring gesteld met het oog op uitzetting, omdat het belang van de openbare orde dit vereiste. Eiseres heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij zij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 14 juli 2011, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar raadsman en de minister voor Immigratie en Asiel zich liet vertegenwoordigen.

De rechtbank oordeelde dat de bewaring van eiseres rechtmatig was, ondanks haar beroep tegen de afwijzing van haar asielverzoek. De rechtbank stelde vast dat de bewaring in overeenstemming was met artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, en dat voorafgaand aan de bewaring een terugkeerbesluit vereist was. De rechtbank concludeerde dat de terugkeerprocedure van eiseres was gestart door de bewaring, waardoor zij onder de werkingssfeer van de Terugkeerrichtlijn viel. De rechtbank verwierp het argument van eiseres dat de bewaring onrechtmatig was vanwege het ontbreken van een terugkeerbesluit, en oordeelde dat de eerdere beschikking van 23 februari 2011 als een terugkeerbesluit kon worden beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de bewaring, waaronder het ontbreken van een identiteitsdocument, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 11/22317
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiseres]
geboren op [geboortedatum],
van Mongolische nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
V-nummer [nummer],
alias [eiseres],
thans verblijvende in het detentiecentrum te Rotterdam,
raadsman mr. P.M. van der Roest,
eiser;
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
vertegenwoordigd door mr. A.R. de Vos,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 4 juli 2011 is eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
Op 7 juli 2011 heeft eiseres tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 juli 2011. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verschaffen. Verweerder heeft op 15 juli 2011 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Op 18 juli 2011 heeft eiseres gereageerd. Beide partijen hebben toestemming verleend de zaak af te doen zonder een nadere zitting. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1 Namens eiseres is naar voren gebracht dat de bewaring niet opgelegd kon worden op grond van artikel 59, eerste lid onder a, van de Vw 2000. Eiseres betoogt daartoe dat zij rechtmatig verblijf heeft omdat zij het beroep tegen de afwijzende asielbeschikking mag afwachten.
De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2003 (JV 2003/279), is de rechtbank van oordeel dat op grond van artikel 82, vierde lid, van de Vw 2000 het rechtmatig verblijf dat eiseres had op grond van artikel 8 onder h, gelezen in samenhang met artikel 82, eerste lid, van de Vw 2000, is geëindigd op het moment dat zij in bewaring is gesteld. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
2.2 Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de bewaring onrechtmatig is omdat een terugkeerbesluit ontbreekt, zoals vereist door de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: de Terugkeerrichtlijn).
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een terugkeerbesluit in dit geval niet noodzakelijk is omdat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing is op een asielzoekster zoals eiseres nog steeds is. Op eiseres is volgens verweerder de Richtlijn 2005/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (hierna: de Procedurerichtlijn) van toepassing.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens artikel 2, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn is deze richtlijn van toepassing op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen. Onder punt 9 van de considerans van de Terugkeerrichtlijn is overwogen dat, voor zover hier van belang, overeenkomstig de Procedurerichtlijn een onderdaan van een derde land die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd niet worden beschouwd als iemand die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft, totdat het afwijzende besluit inzake het verzoek in werking is getreden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, door eiseres in bewaring te stellen en aldus schorsende werking aan het asielberoep te ontnemen, heeft bewerkstelligd dat de terugkeerprocedure van eiseres een aanvang heeft genomen. Hiermee valt eiseres onder de werkingssfeer van de Terugkeerrichtlijn. Dat de asielprocedure van eiseres nog niet is beëindigd, en op eiseres in zoverre de Procedurerichtlijn eveneens van toepassing is, doet daar niet aan af.
Uit het voorgaande volgt dat voorafgaand aan de bewaring van eiseres een terugkeerbesluit vereist was. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van eiseres op 23 februari 2011 een meeromvattende beschikking is genomen waarbij het asielverzoek is afgewezen en eiseres is gewezen op haar vertrekplicht. Volgens vaste jurisprudentie kan dit besluit worden beschouwd als een terugkeerbesluit in de zin van de Terugkeerrichtlijn. Ook deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
2.3 Eiseres heeft ten slotte aangevoerd dat de gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen. De gronden ‘veroordeeld wegens’ dan wel ‘verdacht van een misdrijf’ kunnen niet aan de bewaring ten grondslag worden gelegd en uit de overige gronden kan niet worden afgeleid dat eiseres de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft aan de bewaring onder meer ten grondslag gelegd dat eiseres niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, en dat eiseres een of meerdere aliassen heeft gebruikt. Deze gronden, die eiseres niet heeft bestreden, kunnen de maatregel dragen, zodat de overige gronden buiten beschouwing kunnen blijven.
2.4 Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H. den Haan, rechter, en door haar en L.G. Gaal als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2011.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.