ECLI:NL:RBSGR:2011:BR3081

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-757887-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van gestolen documenten na inbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling. De verdachte en zijn mededaders hebben gestolen documenten, die bij een inbraak uit de woning van de aangever waren weggenomen, geprobeerd terug te verkopen aan de rechtmatige eigenaar voor een aanzienlijk bedrag. De documenten betroffen zeer persoonlijke informatie, waaronder testamenten en eigendomsbewijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rol van de verdachte vergelijkbaar was met die van mededader [F] en groter dan die van mededader [E]. De aangever heeft de politie ingeschakeld toen hij door de verdachte en zijn mededaders werd benaderd, wat leidde tot hun aanhouding en het terugkrijgen van de gestolen documenten door de rechtmatige eigenaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het geheel. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is gebaseerd op de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/757887-11
Datum uitspraak: 8 juli 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 juni 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.P.J. van der Eerden, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2011 te Vianen en/of Nijmegen en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, documenten (waaronder een testament van [aangever] en/of een testament van [X] en/of huwelijkse voorwaarden van [aangever] en [X] en/of een eigendomsbewijs op naam van [aangever] van de woning [adres] te Wassenaar) en/of levering certificaten van aandelen van [BV 1] en [BV 2] BV en/of Verpanding van certificaten van aandelen in het kapitaal van [BV 1] en/of aandelenoverdracht 21 aandelen [NV] NV heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen op of omstreeks 13 april 2011 documenten, die afkomstig waren uit de kluis van aangever [aangever], heeft geheeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende vast staat dat bedoelde documenten afkomstig zijn van diefstal. De rechtbank begrijpt deze stelling zo dat de verdediging bepleit dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
Namens [aangever] heeft zijn huishoudster, [huishoudster], op 27 december 2010 aangifte gedaan.
Zij heeft verklaard dat zij op 23 december 2010 omstreeks 16.00 à 16.30 uur de woning aan de [adres] te Wassenaar heeft verlaten, het alarm heeft ingeschakeld en de woning rondom slotvast heeft afgesloten. Op 27 december 2010 omstreeks 03.30 uur werd zij door aangever [aangever] gebeld vanuit Thailand dat er in de woning was ingebroken.
[huishoudster] kwam op 27 december 2010 omstreeks 09.00 à 09.15 uur in het huis en zij zag dat op de eerste etage in de kleedkamer spullen op de grond lagen en dat de kamer kennelijk doorzocht was. Zij zag dat de kluis die in de kast aan de muur vast zat, weg was en dat de kast van binnen kapot was. Ook zag zij dat er een andere kast open stond en dat deze doorzocht was. In die kast bevond zich de horlogeverzameling van [aangever]. Zij zag dat er een aantal doosjes open stonden.2
Aangever [aangever] heeft op 30 december 2010 bij de politie verklaard dat er uit zijn woning aan de [adres] te Wassenaar een groot aantal waardevolle horloges is weggenomen waarvan de totale waarde door hem op € 200.000,- wordt geschat. Daarnaast is de kluis in zijn geheel weggenomen en daarin zaten - onder andere - :
- zijn testament
- 20% aandelen aan toonder in een Belgische golfclub [NV] ter waarde van € 2.500.000,-
- eigendomspapieren van het huis aan de [adres] te Wassenaar.3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande vast staat dat er een diefstal/inbraak is gepleegd in de woning van [aangever] aan de [adres] te Wassenaar waarbij horloges en persoonlijke documenten zijn weggenomen.
Aangever [aangever] heeft op 13 april 2011 een verklaring afgelegd.
Hij heeft verklaard dat hij op 11 april 2011 van zijn secretaresse hoorde dat zij was gebeld door een persoon genaamd Jansen. Jansen zou wetenschap hebben over de gestolen spullen, te weten het testament en de echtscheidingspapieren die in de kluis hadden gezeten en die bij de inbraak waren weggenomen. Aangever heeft deze persoon teruggebeld op het opgegeven telefoonnummer [nummer] en kreeg een persoon aan de telefoon die zich Erik Jansen noemde. Deze Erik vertelde hem dat hij ongeveer 2 weken daarvoor een gesprek had opgevangen tussen vier mannen van Marokkaanse afkomst dat ging over horloges, papieren en geld en waarbij hij de naam [aangever] had gehoord. Erik wilde bemiddelen tussen aangever en de groep Marokkanen. Hierop heeft aangever met hem afgesproken om 13.00 uur bij het NH hotel in Capelle aan den IJssel. Op 12 april 2011 is aangever naar voornoemd hotel gegaan. In het hotel trof hij een man met een laptoptas bij zich. Hij bood aan te bemiddelen en zei dat de waardepapieren in het bezit waren van de Marokkaanse mannen en dat zij er € 800.000,- voor wilde hebben. Op de laptop toonde de man aan aangever een aantal foto's van papieren die duidelijk van aangever waren. Aangever zag een document dat uit de kluis was weggenomen. Erik zei dat ze de goederen aan aangever wilden verkopen voor het bedrag van € 800.000,-. Aangever zei dat hij dat niet ging betalen en hierop zakte Erik met de prijs tot € 500.000,-. Aangever heeft daarop gezegd dat hij de goederen eerst wilde zien en er werd een afspraak gemaakt voor de volgende dag in het Van der Valk hotel in Vianen.
Op 13 april 2011 ontmoette aangever Erik in het hotel in Vianen. Aangever vroeg naar de papieren en zag dat Erik een map opende. Aangever zag daarin twee authentieke documenten uit zijn kluis. Aangever zei tegen Erik dat hij € 150.000,- wilde geven voor de papieren.4
Op woensdag 13 april 2011 om 19.35 uur zijn verdachten [verdachte], [F] en [E] aangehouden op de Capelseweg te Rotterdam. Ten tijde van de aanhouding bevonden zij zich in een Mercedes.5
Deze Mercedes is door de politie doorzocht en in de kofferbak werd -onder andere- het volgende aangetroffen:
- testament [aangever]
- testament [X]
- huwelijkse voorwaarden [aangever] en [X]
- eigendomsbewijs [aangever], [adres] te Wassenaar
- levering certificaten van aandelen "[BV 1] en [BV 2] BV"
- verpanding van certificaten van aandelen in het kapitaal van "[BV 1]"
- aandelenoverdracht 21 aandelen [NV] NV.6
Bovengenoemde documenten zijn aan aangever [aangever] getoond en hij heeft de documenten herkend als zijn eigendom en die bij de diefstal/inbraak in zijn woning weggenomen.7
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij twee maanden geleden (rechtbank: het verhoor vond plaats op donderdag 14 april 2011) een plastic boodschappentas met papieren heeft gevonden in een woning op het [adres]. Het betrof aandelen en kopieën van een legitimatiebewijs van [aangever]. Ook zag hij een testament en een inboedelverdeling en dat soort papieren. Die papieren bleken gestolen te zijn. Ze waren van ene [aangever]. Hij kwam te praten met de neef van zijn vriendin, [E]. Die zei dat hij er wel raad mee wist. Ongeveer twee weken voor het verhoor kwam [E] samen met [F] (de rechtbank begrijpt: [F]) bij hem aan de deur. Aan [F] heeft [verdachte] de spullen mee gegeven. [F] heeft contact opgenomen met [aangever]. Ze hebben op dinsdag afgesproken bij een hotel in Capelle aan den IJssel. Verdachte is toen in de auto blijven zitten. Ze waren met zijn drieën, [verdachte], [F] en [E]. [F] en [E] zijn naar het hotel gegaan. [F] had foto's gemaakt van de documenten en deze op een laptop gezet. Die foto's heeft [F] aan [aangever] laten zien op de laptop. [F] heeft het gesprek gevoerd. Hij zei dat [aangever] de spullen graag terug wilde hebben en daar € 150.000,- voor wilde geven. De volgende dag, woensdag, werd [verdachte] opgehaald door [F] en [E] en zijn ze naar Vianen gereden. [E] is als eerste uitgestapt bij de hotelingang, [F] iets later en [verdachte] heeft de auto verderop geparkeerd. [F] had de laptoptas bij zich met daarin een paar documenten. [verdachte] heeft gewacht en heeft vervolgens [E] gebeld of hij ze weer moest ophalen en dat heeft hij toen gedaan. [aangever] wilde alles diezelfde dag afhandelen. [verdachte] is toen samen met [E] en [F] direct naar [woonplaats] gegaan om de spullen op te halen bij [F] thuis en daarna zijn ze teruggereden naar Capelle aan den IJssel. [F] heeft vlak voor dat zij daar aan kwamen gebeld naar [aangever], [aangever] belde vervolgens terug en toen heeft [verdachte] met hem gesproken. [aangever] zei dat hij € 150.000,- over had voor de papieren en nog een ton voor de horloges. [F] heeft toen gezegd dat het een bedrag moest zijn dat gemakkelijk door vieren gedeeld kon worden. [verdachte] heeft toen nog met [aangever] gesproken over de horloges.8
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van heling.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, met verbetering van type- en taalfouten en kennelijke verschrijvingen, waardoor verdachte niet in zijn belangen is geschaad, dat
hij omstreeks 13 april 2011 te Vianen en Nijmegen en Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met anderen, documenten (waaronder een testament van [aangever] en een testament van [X] en huwelijkse voorwaarden van [aangever] en [X] en een eigendomsbewijs op naam van [aangever] van de woning [adres] te Wassenaar en levering certificaten van aandelen van [BV 1] en [BV 2] BV en Verpanding van certificaten van aandelen in het kapitaal van [BV 1] en aandelenoverdracht 21 aandelen [NV] NV) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ten aanzien van het aan hem tenlastegelegde een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar zal worden opgelegd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de oplegging van een straf rekening te houden met de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht alsmede met het feit dat verdachte in de media is afgeschilderd als de afperser van [aangever] uit [woonplaats] waardoor hij zich ergens anders zal moeten vestigen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan heling van gestolen documenten. Het betrof zeer persoonlijke documenten die bij een inbraak uit de woning van aangever [aangever] waren weggenomen. Nadat de documenten in handen van verdachte en zijn mededaders waren gekomen, hebben zij geprobeerd deze tegen betaling van een geldbedrag dat vele tonnen bedroeg terug te verkopen aan de rechtmatige eigenaar. Zij hebben daarbij slechts hun eigen financiële belangen voor ogen gehad en hebben grof misbruik gemaakt van de wens van aangever om de documenten niet in de openbaarheid te laten komen.
De rol van verdachte hierbij was naar het oordeel van de rechtbank vergelijkbaar met die van mededader [F] en groter dan die van mededader [E].
Doordat aangever de politie heeft ingeschakeld toen hij door verdachte en zijn mededaders werd benaderd, zijn deze uiteindelijk aangehouden en zijn de gestolen documenten weer in handen van de rechtmatige eigenaar gekomen.
In de straf dient tot uitdrukking te worden gebracht dat het niet de bedoeling is dat iemand profiteert van een goed dat door het misdrijf van een ander is verkregen. Door feiten als het onderhavige wordt de criminaliteit in stand gehouden en daarom dient daartegen streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, echter niet voor soortgelijke delicten.
Gelet op hetgeen in soortgelijke zaken als straf pleegt te worden opgelegd alsmede op de rol die verdachte heeft gespeeld bij de uitvoering van het plan om de documenten aan [aangever] te verkopen, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een forse onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden is.
Daarnaast zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank acht dit passend, niet alleen om verdachte er in algemene zin van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen maar met name ook om hem ervan te doordringen dat mocht hij in de toekomst nogmaals de beschikking -of zelfs alleen wetenschap- krijgen over gestolen goederen, hij daarmee naar de politie dient te gaan.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Medeplegen van opzetheling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (ZESTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (EEN) MAAND;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.J. Wijnnobel-Van Erp, voorzitter,
mrs. M.H. Rochat en M.T. Renckens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2011.
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal met nummer PL1571 2010262288-1, opgemaakt door de politie Haaglanden in de wettelijke vorm, door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (p. 1-1504).
2 Proces-verbaal aangifte, p. 45
3 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 59
4 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 1031-1033
5 Proces-verbaal, p. 914-915
6 Proces-verbaal bevindingen, p. 993-995
7 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 1395-1396
8 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], p. 1089-1091