Parketnummer: 09/607689-11
Datum uitspraak: 20 juli 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 juli 2011.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op omstreeks 11 april 2011 te Leiden [A] en/of [B], althans medewerkers en/of winkelend publiek, althans personen in en/of rondom supermarkt Albert Heijn op het Kooiplein (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik breng mijn kind naar huis en kom weer terug. Dan gaat hier hetzelfde gebeuren als in Alphen aan den Rijn is gebeurd" en/of
"Als jullie zo mensen behandelen als poep, kunnen er ook bij jullie dingen gebeuren als in Alphen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (dit terwijl enkele dagen daarvoor een schietpartij in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn heeft plaatsgevonden);
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een tweetal personen, te weten [A] en [B] heeft bedreigd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.2 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.1
Op 11 april 2011 heeft verdachte op een plein vóór een supermarkt te Leiden meermalen de volgende woorden tegen onder meer [A] en [B] geschreeuwd: "Als jullie zo mensen behandelen als poep, dan kunnen er ook bij jullie dingen gebeuren als in Alphen"2 en "Ik breng mijn kind naar huis en kom weer terug, dan gaat hier hetzelfde gebeuren als in Alphen aan den Rijn is gebeurd".3
3.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 april 2011 te Leiden [A] en [B] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik breng mijn kind naar huis en kom weer terug. Dan gaat hier hetzelfde gebeuren als in Alphen aan den Rijn is gebeurd" en/of
"Als jullie zo mensen behandelen als poep, kunnen er ook bij jullie dingen gebeuren als in Alphen".
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee personen. Verdachte heeft, nadat hij in een supermarkt een aanvaring had gehad met een medewerker van deze supermarkt, op het plein vóór de ingang van deze supermarkt de bewezen verklaarde woorden tegen de bedrijfsleidster respectievelijk een teamleider van de supermarkt geroepen, waarbij door hem is verwezen naar een schietincident dat twee dagen eerder had plaatsgevonden in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn, waarbij meerdere dodelijke slachtoffers waren gevallen en ten tijde van dit feit nog het middelpunt van de Nederlandse media was. Mede gelet op het feit dat deze bedreiging in dezelfde context heeft plaatsgevonden als het schietincident in Alphen aan den Rijn, behoeft het geen uitleg dat het uiten van dergelijke woorden onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder bij de slachtoffers zelf veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 juni 2011 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder meermalen in aanraking is geweest met politie en justitie.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een (beknopt) reclasseringsadvies betreffende verdachte van GGZ Reclassering Palier d.d. 3 juni 2011, opgesteld en ondertekend door [reclasseringswerker], reclasseringswerker en [leidinggevende], leidinggevende. Blijkens informatie van de maatschappelijk werker van verdachte bij GGZ-instelling De Rivierduinen is verdachte in het verleden opgenomen geweest bij genoemde instelling wegens psychoses. Verdachte krijgt maandelijks medicatie toegediend tegen psychoses en zou sinds vijf jaren geen psychose meer hebben gehad. Rapporteur heeft niet de indruk dat psychoses van verdachte momenteel aan de oppervlakte zouden liggen. Gelet op het voorgaande in combinatie met het feit dat verdachte vanaf 2007 tot het moment van de onderhavige gebeurtenis niet met politie en/of justitie in aanraking is gekomen, schat rapporteur de kans op recidive als laag gemiddeld. Nu verdachte is ingebed in passende zorg binnen GGZ-instelling De Rivierduinen, ziet rapporteur geen noodzaak voor het opstellen van een plan van aanpak. Geadviseerd wordt om, indien verdachte schuldig wordt bevonden aan het ten laste gelegde, hem bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op een brief van W.J.L. Lander, klinisch psycholoog d.d. 27 mei 2011 en een brief van H.E.M. van Beek, forensisch psychiater d.d. 31 mei 2011, waaruit blijkt dat het opmaken van psychologische en psychiatrische rapportage betreffende verdachte niet mogelijk is gebleken, nu verdachte niet op uitnodigingen daartoe heeft gereageerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf passend en geboden is. Aangezien de rechtbank wat betreft de duur van deze taakstraf aansluiting zal zoeken bij straffen die in vergelijkbare strafzaken zijn opgelegd, zal de op te leggen taakstraf in het voordeel van verdachte van wat kortere duur zijn dan door de officier van justitie gevorderd.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (HONDERDTWINTIG) uren;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. A.H.Th. de Boer, voorzitter,
M.C. Bruining en M.M. Meessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.C. Sadal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2011.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van een ambtsedig proces-verbaal met nummer PL1640 2011053852-1 (doorgenummerd p. 1-26), opgemaakt door de Politie Hollands Midden in de wettelijke vorm, door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 11 april 2011, p. 18.
3 Proces-verbaal verhoor getuige [A] d.d. 11 april 2011, p. 13 en proces-verbaal verhoor getuige [B] d.d. 11 april 2011, p. 15.