Zittinghoudende te Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1952, van Spaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem,
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Bij besluit van 6 februari 2010 heeft verweerder eiser op grond van artikel 3, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 de toegang tot Nederland geweigerd. Eiser heeft hiertegen op 18 februari 2010 administratief beroep ingesteld. Verweerder heeft dit bij besluit van 8 april 2010 ongegrond verklaard. Na gegrondverklaring van een eerder beroep bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, van 4 november 2010, waarbij de beslissing op het administratief beroepschrift is vernietigd, heeft verweerder het administratief beroep bij besluit van 1 februari 2011 opnieuw ongegrond verklaard. Op 8 februari 2011 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2011. Conform voorafgaande schriftelijke kennisgeving is eiser noch zijn gemachtigde verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1. Bij voormelde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats te Haarlem, van 4 november 2010 is verweerder opgedragen opnieuw te beslissen met inachtneming van die uitspraak. Onder meer is daarin overwogen dat een motivering ontbreekt waarom eiser op grond van zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
2.1 Thans staat ter beoordeling het besluit van 1 februari 2011 waarbij het administratief beroep wederom ongegrond is verklaard. Verweerder heeft zich daarin op het volgende standpunt gesteld. Eiser heeft gepoogd 6058 gram cocaïne in te voeren. Bij onherroepelijke uitspraak van de Meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem is hij daarvoor veroordeeld tot 40 maanden gevangenisstraf. Eiser heeft geen oog gehad voor de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving die uit de handel en het gebruik van dergelijke middelen kunnen voortvloeien. De veroordeling is op dit persoonlijke gedrag van eiser terug te voeren. Eiser zit nog steeds in strafrechtelijke detentie. Tijdens een gehoor op 25 januari 2011 heeft hij op geen enkele wijze spijt betuigd of aangetoond dat hij zijn gedrag in positieve zin heeft aangepast. De verspreiding en handel in drugs gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Met het handelen van eiser is een fundamenteel belang van de samenleving aangetast. Hieruit volgt dat sprake is van een persoonlijk gedrag dat een actuele bedreiging van de openbare orde vormt.
2.2 Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de strafrechtelijke veroordeling geen verdere rol speelt dan dat deze bevestigt dat eiser op het moment van de toegangsweigering een actuele bedreiging vormde.
3. Eiser heeft de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Verweerder is gehouden ex-tunc te toetsen en dient zich te baseren op feiten en omstandigheden op het moment van de toegangsweigering. Ten tijde van de toegangsweigering was geen sprake van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging van de openbare orde. Nog steeds ontbreekt een deugdelijke motivering voor de conclusie dat sprake is van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging van de openbare orde. Het recidivegevaar en het strafrechtelijk verleden is nog steeds niet onderzocht. Tevens is niet voldaan aan het advies uit de zich bij de stukken bevindende interne memo van verweerder gedateerd 3 december 2010 om eiser te horen. Gelet op eisers Spaanse nationaliteit had hem niet de toegang tot Nederland geweigerd mogen worden, omdat er geen bedreiging is van het communautaire openbare orde begrip als bedoeld in artikel 27 van de Richtlijn 2004/38/EG van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (hierna: de Richtlijn).
4.1 Ingevolge artikel 3 van de Vw 2000 - voor zover van belang - wordt de toegang tot Nederland geweigerd aan de vreemdeling die:
b. een gevaar oplevert voor de openbare orde of nationale veiligheid.
4.2 Artikel 8.8, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 bepaalt - voor zover van belang - dat aan een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, die in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, de toegang tot Nederland slechts kan worden geweigerd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, dan wel volksgezondheid:
a. indien de vreemdeling op grond van zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
4.3 In hoofdstuk A2/6.2.2.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 is artikel 8.8, eerste lid, van het Vb 2000 nader uitgewerkt. In dit beleid is neergelegd dat van belang is dat de beoordeling uitsluitend gebaseerd mag zijn op het persoonlijk gedrag van betrokkene. Bij de toepassing van deze bepaling moet het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen en vormen strafrechtelijke veroordelingen op zichzelf nog geen voldoende grond om toegang te weigeren. Van een dergelijke bedreiging kan onder meer sprake zijn indien de vreemdeling in het OPS staat gesignaleerd als “ongewenst vreemdeling” of “ongewenstverklaard ex artikel 67 Vw” of bij bezit van verboden wapens, van verdovende middelen of bij verdenking van mensenhandel. Echter, ook in dat geval zal aan de hand van het persoonlijke gedrag van de vreemdeling moeten worden vastgesteld dat sprake is van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving.
4.4 Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Richtlijn kunnen de lidstaten de vrijheid van verkeer en verblijf van burgers van de Unie en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, beperken om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Deze redenen mogen niet voor economische doeleinden worden aangevoerd.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel moeten de om redenen van openbare orde of openbare veiligheid genomen maatregelen in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en uitsluitend gebaseerd zijn op het gedrag van betrokkene. Strafrechtelijke veroordelingen vormen als zodanig geen reden voor deze maatregelen. Het gedrag moet een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen. Motiveringen die los staan van het individuele geval of die verband houden met algemene preventieve redenen mogen niet worden aangevoerd.
5. De rechtbank is van oordeel dat thans, anders dan in het besluit van 8 april 2010, wel sprake is van een deugdelijke motivering dat eisers persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de Nederlandse samenleving vormde, op grond waarvan verweerder hem de toegang mocht weigeren. Van belang daarbij is dat aan eiser de toegang is geweigerd op het moment en terzake van de (poging tot) invoer van een grote hoeveelheid harddrugs. De uitspraak van de Meervoudige strafkamer van rechtbank Haarlem van 1 juni 2010, waarbij eiser terzake daarvan tot 40 maanden gevangenisstraf is veroordeeld, is als zodanig niet redengevend voor de toegangsweigering. In dat vonnis kan wel, zoals verweerder ter zitting heeft benadrukt, een bevestiging worden gevonden van het persoonlijk gedrag dat eerder aan de toegangsweigering ten grondslag is gelegd. Verweerder heeft in het thans bestreden besluit verwezen naar de grote hoeveelheid harddrugs die eiser probeerde in te voeren en de daarmee gepaard gaande ernstige risico’s voor volksgezondheid en maatschappij en niet ten onrechte overwogen dat eiser voor die risico’s geen oog heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat dit gedrag van eiser een voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving vormde en voorts dat sprake was van een werkelijke en actuele bedreiging, nu de (poging tot) die invoer vaststaat en zich, zoals hierboven overwogen op 6 februari 2010 heeft voorgedaan (vrijwel) gelijktijdig met de toegangsweigering.
6. Gelet op het voorgaande was er naar het oordeel van de rechtbank geen onderzoek naar het strafrechtelijk verleden van eiser in Spanje noodzakelijk en behoefde eiser evenmin alsnog nader omtrent zijn gedrag gehoord te worden.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 11/4487,
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
W. de Jong-Koops, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.