ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9929

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758130-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldige handeling door verpleegkundige leidt tot overlijden van verstandelijk gehandicapte vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verpleegkundige, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig handelen tijdens de uitoefening van haar beroep. De verdachte, werkzaam in een zorginstelling, heeft op 12 juli 2009 een buitenprotocollaire handeling verricht die resulteerde in de dood van een aan haar zorg toevertrouwde verstandelijk gehandicapte vrouw, mevrouw [X]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in een stressvolle situatie waarin zij alleen verantwoordelijk was voor vier cliënten, een doucheslang zonder douchekop heeft gebruikt om ontlasting op gang te brengen bij mevrouw [X]. Tijdens deze handeling heeft zij de slang onbedoeld in de vagina van mevrouw [X] ingebracht, wat leidde tot ernstige verwondingen en uiteindelijk haar overlijden.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. De officier van justitie had primair opzet op letsel en pijn betoogd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor boos opzet. De verdachte had niet de intentie om mevrouw [X] pijn te doen, maar had wel een zorgplicht die zij ernstig had veronachtzaamd. De rechtbank concludeerde dat de handeling van de verdachte, hoewel onzorgvuldig, niet met opzet was uitgevoerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde mishandeling, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, namelijk dat de verdachte door haar onvoorzichtig handelen de dood van mevrouw [X] had veroorzaakt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar lange staat van dienst in de zorg en het feit dat zij zich het overlijden van mevrouw [X] zeer aantrekt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgverleners en de gevolgen van onzorgvuldig handelen in de zorgsector.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/758130-09
Datum uitspraak: 20 juni 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 mei en 6 juni 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Berger en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. G.H. Fijma, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 juli 2009 te [P], met het opzet om [X] pijn en/of letsel toe te brengen, althans om bij die [X] een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording teweeg te brengen,
al dan niet met kracht (de koppeling van) een doucheslang, althans enig voorwerp, in of tegen de vagina van die [X] heeft gebracht,
ten gevolge waarvan die [X] is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (te weten: een verscheuring van de vaginawand) heeft bekomen, in elk geval enig letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
artikel 300, leden 1, 2 en 3 van het Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden:
zij op of oms[P]12 juli 2009 te [P], in de uitoefening van haar beroep als verpleegkundige, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam,
al dan niet met kracht (de koppeling van) een doucheslang, althans enig voorwerp, in of tegen de vagina van [X] heeft gebracht,
waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat die [X] zodanig letsel heeft bekomen, dat zij hieraan is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (te weten: een verscheuring van de vaginawand) heeft bekomen;
artikel 307 leden 1 en 2, 308 en 309 van het Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Korte weergave van het onderzoek1
Achtergrondinformatie
Verdachte werkte sinds 1997 bij zorginstelling [zorginstelling]. Zij was als HBO-verpleegkundige werkzaam in de woning [adres 1] te [P].2 Daarin woonden in juli 2009 tien, voornamelijk vrouwelijke, oudere cliënten, die veel verzorging nodig hadden.3
Eén van deze cliënten was mevrouw [X] (hierna: [X] dan wel mevrouw [X]). [X], geboren op [geboortedatum] 1954, had een zeer ernstige verstandelijke beperking en was bekend met gedragsproblematiek. Verder was zij incontinent van urine en faeces.4 In de laatste jaren was haar mobiliteit sterk afgenomen. [X] kon niet meer lopen en werd in een rolstoel verplaatst.5
In het medicatieoverzicht van [X] staat vermeld dat zij een bloedverdunnend middel gebruikte en dat zij dagelijks Movicolon, een medicijn met een laxerende werking, kreeg. Tevens staat in dat overzicht vermeld dat [X] rectaal een verhoogd klysma toegediend moest krijgen, indien zij twee dagen geen ontlasting had gehad. Dit gebeurde door een dun slangetje met vloeistof in de anus te brengen.6
Verdachte heeft verklaard dat er op [adres 1] een personeelstekort was, waardoor zij regelmatig doorwerkte, ook nadat haar dienst erop zat. Zij vond dat zij dat aan de cliënten verplicht was. Zij heeft verklaard dat zij veel taken op zich nam en dat zij probeerde de perfecte zorg te verlenen. Verdachte heeft aangegeven dat zij mede daardoor het laatste jaar gejaagd en gespannen rondliep.7
Door haar collega's wordt verdachte omschreven als een ervaren en zeer betrokken verpleegkundige.8 Verdachte had een speciale band met [X], zo blijkt niet alleen uit haar verklaring, maar ook uit die verklaringen van diverse collega's.9
Verdachte heeft verklaard dat zij samen met een andere parttime kracht de enige zorgverlener was die verhoogde (medicinale) klysma's mocht geven. In [zorginstelling] hadden veel cliënten last van obstipatie. Bij het uitblijven van ontlasting werd dikwijls een verhoogd klysma gegeven, terwijl de cliënt op bed lag.10
Enige tijd voor juli 2009 werden in [zorginstelling] vanwege het risico van besmetting met legionella tijdelijk de douchekoppen van de doucheslangen gehaald. In die tijd is verdachte bij een mannelijke cliënt, die last had van obstipatie, op eigen initiatief begonnen met een methode om de ontlasting op gang te krijgen. Deze methode bestond eruit dat zij een doucheslang zonder douchekop aan het uiteinde (bovenaan bij de opening) tussen duim en wijsvinger vast hield, deze vervolgens met lichte druk tegen de anus hield en op deze wijze - met normale waterkracht - water in de anus spoot. De cliënt hing daarbij in een zitpositie in een tilzak boven het bad. Verdachte heeft verklaard nimmer een doucheslang bij iemand te hebben ingebracht.11
Verdachte heeft verklaard dat deze methode een ingeving van haar is geweest. Met deze methode beoogde zij een zwaardere ingreep, namelijk het toedienen van een medicinaal klysma, te voorkomen.12 Verdachte was zich ervan bewust dat deze handeling buitenprotocollair was. Zij heeft deze handeling niettemin meermalen toegepast, een aantal keer bij eerdergenoemde mannelijke bewoner en - tot 12 juli 2009 - één keer bij [X]. Telkens had deze handeling, zo was haar ervaring, al na een paar tellen het gewenste resultaat: de ontlasting kwam op gang.13
Getuige [A], begeleidster op [adres 1], heeft een keer gezien dat verdachte met een doucheslang zonder douchekop water in de darmen van een cliënt spoot om de ontlasting op gang te brengen.14 Getuige [B] heeft verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat verdachte ter behandeling van obstipatie water in de anus van cliënten liet stromen. Hij wist dat verdachte de doucheslang tegen de anus van de betreffende cliënt hield; hij had nooit gezien of gehoord dat zij de doucheslang "in" de anus bracht.15
Verdachte heeft verklaard dat deze door haarzelf ontwikkelde methode haar 'niet lekker zat' en dat zij hierover een keer informeel met een arts had gesproken. Verdachte heeft ter terechtzitting benadrukt dat zij zich nooit bewust is geweest van het risico van de door haar toegepaste methode. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij ook niet erover had nagedacht dat een dergelijke handeling bij een vrouw wellicht risicovoller kon zijn dan bij een man. Zij heeft echter erkend dat zij hierover had moeten nadenken.16
Verklaring verdachte over haar handelwijze op 12 juli 2009
Verdachte heeft verklaard dat zij [X] in de ochtend van 12 juli 2009 omstreeks 08:15 uur uit bed heeft gehaald en dat [X] op dat moment helemaal doorweekt was. Zij heeft [X] op de wc gezet en een glas lauw water te drinken gegeven om haar rustig wakker te laten worden en haar behoefte te laten doen, hetgeen niet gebeurde. Verdachte was die ochtend het enige personeelslid op [adres 1] en zij was op dat moment met vier cliënten tegelijkertijd in de badkamer bezig. Zij heeft [X] vervolgens met behulp van de tillift boven het bad gereden om haar te douchen. Verdachte heeft verklaard dat het haar bedoeling was om vervolgens de hierboven beschreven methode toe te passen. Zij heeft de douchekop van een doucheslang geschroefd en vervolgens deze doucheslang tegen de anus van [X] gehouden, terwijl [X] in zithouding in een tilzak hing.17
Verdachte heeft aangegeven dat zij dit deed, omdat zij de volgende twee dagen vrij zou zijn en zij bang was dat [X] van haar collega's niet genoeg tijd zou krijgen om te ontlasten.18 Haar ervaring was dat [X] zich vaak verzette tegen de toediening van het medicinale klysma; zij draaide dan weg met haar lichaam. Verdachte wilde een voor [X] vervelend medicinaal klysma voorkomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij dacht dat zij haar methode in de ochtend van 12 juli 2009 op dezelfde manier had toegepast als altijd. Daaraan heeft zij toegevoegd dat zij, op het moment dat zij [X] verzorgde, door een combinatie van verschillende factoren (problemen thuis, de stress op het werk, de omstandigheid dat zij op dat moment in haar eentje vier cliënten tegelijkertijd in de badkamer aan het verzorgen was) er niet helemaal bij was met haar hoofd.19 Hierdoor heeft zij zich niet (goed) geconcentreerd op de plek waar zij de doucheslang bij [X] hield.20 Op een gegeven moment zag zij een straaltje bloed uit de schede van [X] komen.21
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat haar handelwijze zal hebben geleid tot de bloeding, maar zij wist niet hoe dit was gekomen. Zo heeft zij niet gemerkt dat de doucheslang bij het verrichten van de handeling uit haar handen schoot of doorschoot in de schede van [X]. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij aanneemt dat zij de slang op dezelfde manier heeft vastgehouden als altijd. Zij heeft niet de bedoeling gehad de doucheslang in de anus of de vagina van [X] te brengen. Verdachte heeft desgevraagd tevens verklaard dat een cliënt die zich in een tilzak bevindt, zichzelf aan het schommelen kan brengen.22
De gebeurtenissen hierna
Verdachte heeft [X] na het zien van het bloed in bed gelegd, haar schaamstreek schoongemaakt en dienstdoend afdelingshoofd [afdelingshoofd] (die zich elders op het terrein bevond) gebeld.23 Medewerkster [C], werkzaam in de naastgelegen woning [adres 2], heeft verklaard dat verdachte gillend en in paniek naar haar toekwam en dat verdachte haar onder andere zei: "Je moet mee, ik heb wat ergs gedaan." En: "Ze bloedt zo erg. Ik heb haar vermoord. Ik word ontslagen."24 Voorts heeft [C] aangegeven dat zij geen contact met verdachte kreeg, dat verdachte losse kreten slaakte en overstuur was. [C] begreep dat verdachte de douchekop van de doucheslang had gehaald en dat het ging om schoonspoelen. 25
[C] is vervolgens naar [X] gegaan en zag op de handdoeken tussen de benen van [X] veel bloed. Zij heeft samen met verdachte [X] schoongemaakt. [C] zag dat er bloed uit de vagina van [X] kwam. Het was haar duidelijk dat het bloed van binnenuit kwam.26
Verdachte heeft tegen (de inmiddels gearriveerde) [afdelingshoofd] gezegd dat [X] 's ochtends helemaal onder de ontlasting zat, dat zij - met de doucheslang zonder douchekop - [X] had willen schoonspoelen en dat zij daarbij [X] bij de vagina moest hebben geraakt, omdat zij heel erg was gaan bloeden. Verdachte heeft verklaard dat zij op dat moment tegen [afdelingshoofd] heeft gelogen, omdat zij wist dat de door haar toegepaste methode geen officiële (en toegestane) (medische) handeling was.27
Medewerkster [D] heeft verklaard dat zij verdachte rond 09:40 uur in paniek heeft aangetroffen. Toen zij bij [X] ging kijken, zag zij waterig bloed uit de schede komen. Op aanraden van [afdelingshoofd] heeft [D] een inlegger in de luier gedaan om bij te kunnen houden hoeveel bloed [X] verloor.[D] heeft verdachte naar huis gebracht, omdat verdachte steeds verder in paniek raakte toen zij hoorde dat het bloeden niet was gestopt. [D] heeft verdachte onder andere horen zeggen: "Wat heb ik gedaan."28 Zij heeft verklaard dat verdachte zich schuldig voelde en dat verdachte aan haar had verteld dat zij [X] 'ging spoelen'.29
Toen [D] (rond 11:00 uur) weer bij [adres 1] terugkwam, is zij naar [X] toegelopen. [X] was bleek, grauwig en voelde klam aan. [D] zag bloed op de zijkant van de luier van [X]. De inlegger was doorweekt en het matras en dekbed waren nat van het bloed. Vervolgens heeft [D] [X] schoongemaakt en een nieuwe luier met inlegger aangedaan. Samen met [C] heeft zij tevergeefs tot drie keer toe geprobeerd de bloeddruk van [X] te meten.30 Medewerkster [E] van de woning [adres 3] is ook ter plaatse gekomen en heeft [afdelingshoofd] gebeld om nogmaals langs te komen en een arts te bellen.31 [afdelingshoofd] is gekomen en heeft de dienstdoende arts, [arts], gebeld.32 Jansen was rond 11:45 uur aanwezig en heeft [X] onderzocht. Na telefonisch overleg tussen hem en een gynaecoloog van het Reinier de Graaf ziekenhuis, is [X] vanwege de nog steeds aanwezige bloeding per ambulance naar dit ziekenhuis gebracht en op de afdeling Gynaecologie opgenomen.33 [arts] heeft verklaard dat hij na het toucheren van de vagina bloed op zijn handschoen zag en dat hij drie celstofmatjes met bloed op de grond zag liggen. Niemand kon hem duidelijkheid verschaffen over wat er nu precies met [X] aan de hand was. Hij kreeg te horen dat [X] was schoongemaakt en dat er bloedverlies was, maar kreeg geen antwoorden op vragen als hoelang en hoeveel.34
De toestand van [X] is tijdens het vervoer naar het ziekenhuis en vervolgens in het ziekenhuis heel snel verslechterd.35 De dienstdoende gynaecoloog heeft vanuit het ziekenhuis met de zus van [X] gesproken over het al dan niet reanimeren van [X]. Deze zus heeft te kennen gegeven dat er ten aanzien van [X] een niet-reanimatie beleid bestond.36 Medewerkster [A] heeft vanuit het ziekenhuis verdachte gebeld en haar op de hoogte gebracht van de situatie, waarna ook verdachte naar het ziekenhuis is gegaan. [A] hoorde verdachte aan de artsen en verpleegkundigen vragen: "Heb ik het gedaan? Heb ik het gedaan?"37
Aanleiding onderzoek niet natuurlijke dood
[X] is in het ziekenhuis op 12 juli 2009 omstreeks 15:19 uur overleden.38 Aanvankelijk is een verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven.39 Er werd gedacht aan een longembolie als doodsoorzaak.40 In de dagen na het overlijden werd duidelijk dat het overlijden mogelijk veroorzaakt was door onjuiste handelingen van verdachte, waarna een strafrechtelijk onderzoek volgde.
Op 12 juli 2009 omstreeks 17:30 uur heeft de teammanager van [zorginstelling], [teammanager], een telefoongesprek met verdachte gevoerd, waarin verdachte vertelde dat zij bang was dat zij [X] had doodgemaakt.41 De volgende dag, op 13 juli 2009 omstreeks 10:15 uur,42 vertelde [E] aan [teammanager] dat verdachte de vagina van [X] met een doucheslang had schoongemaakt.43 [teammanager] heeft verklaard dat dit het eerste moment was dat zij het woord 'doucheslang' hoorde vallen.44 Diezelfde dag nam zij opnieuw telefonisch contact op met verdachte. Verdachte heeft toen tegen haar gezegd dat zij water in de darmen had willen laten lopen om ontlasting op te wekken om een dubbel verhoogd klysma te voorkomen, maar dat de doucheslang zonder douchekop de schede inging, in plaats van in de anus. Verdachte vertelde haar dat [X] hevig ging bloeden en dat zij een fout had gemaakt.45 [teammanager] kreeg hierdoor het gevoel dat er iets niet klopte en heeft over het incident overleg gevoerd met de artsen van [zorginstelling].46
Regiomanager [regiomanager] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in de avond van 14 juli 2009 met verdachte heeft gesproken. Hij verklaarde dat verdachte hem vertelde dat zij in de vagina van [X] was geweest en dat zij schuld bekende aan haar overlijden.47
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij zich niet voor kan stellen dat zij tegen [teammanager] en [regiomanager] heeft gezegd dat de doucheslang in de schede of in de anus is gegaan; zij hield de doucheslang immers altijd tegen de anus. Zij heeft tegen [teammanager] gezegd dat zij de doucheslang waarschijnlijk tegen de verkeerde opening had gehouden. [teammanager] en [regiomanager] moeten haar op dit punt verkeerd hebben begrepen, aldus verdachte.48
Obductie
De deskundige F.R.W. van de Goot, arts en patholoog, verbonden aan het NFI, heeft in zijn sectieverslag d.d. 16 oktober 2009 melding gemaakt van een aantal uitwendige en inwendige letsels aan het lichaam van [X]. Er was veel bloed in en rond de geslachtsopening en in de weke delen van de rechteronderbuik met uitbreiding in de buikwand; er was slijmvliesbeschadiging aan de onderzijde van de geslachtsopening, afschaven van slijmvlies meer binnenwaarts en beschadiging van de rechterzijde van het maagdenvlies; er was onder het slijmvlies gelegen bloeduitstorting. Er was een circa 7 cm lange verscheuring van de rechter vaginawand met verscheuring van omliggende weke delen.49
Deze verscheuring was het gevolg van inwerking van substantieel uitwendig scheurend of duwend mechanisch geweld, waarbij een ontstaansmechanisme niet goed aan te geven is anders dan dat met kracht een voorwerp of object in de vagina is geduwd. Bij microscopisch onderzoek werd een beeld gezien van een letsel dat meerdere uren vóór het intreden van de dood is opgelopen. Er waren aanwijzingen voor recent opgetreden hartspierweefselversterf.50
Van de Goot heeft geconcludeerd dat hartspierweefselversterf de directe oorzaak van het overlijden van [X] is geweest. Dit is vrijwel zeker opgetreden ten gevolge van tekort aan circulerend bloed door traumatische verscheuring van de vaginawand en omliggende weke delen.51
Verder heeft Van de Goot vermeld dat na overleg met de afdeling Gynaecologie van het VUMC alsmede na klinisch/pathologische consultatie en elektronenmicroscopisch onderzoek kan worden gesteld dat een letsel van deze aard alleen traumatisch kan zijn opgetreden. Daar er geen pre-existente afwijkingen van het bindweefsel konden worden aangetoond, kan eveneens worden gesteld dat het hier om substantieel geweld gaat.52
Van de Goot is ter terechtzitting als getuige-deskundige gehoord. Aldaar heeft hij een nadere toelichting gegeven op de in zijn rapport gebruikte termen 'kracht' en 'geweld'. Hij heeft opgemerkt dat het niet zo hoeft te zijn dat de kracht alleen van buitenaf afkomstig is geweest (de hypothese dat met kracht een voorwerp in de vagina is geduwd), maar dat ook rekening moet worden gehouden met bewegingen die [X] als reactie op het inbrengen van de doucheslang mogelijk heeft gemaakt en die zodoende hebben kunnen bijdragen aan de 'kracht' en het 'geweld'.53
Onderzoek doucheslang
Op 14 juli 2009 werd de witte doucheslang met douchekop, behorende bij het bad waar [X] was gewassen, voor onderzoek veiliggesteld en in beslag genomen.54
De doucheslang met douchekop is onderzocht op de aanwezigheid van bloed en (spier)weefsel. Dit heeft niet geleid tot naar verdachte of [X] te herleiden resultaten.55 Naar aanleiding hiervan is aan de NFI-deskundige C. van Kooten de vraag voorgelegd of het niet aantreffen van DNA-materiaal van de overledene op de onderzochte doucheslang uitsluit dat deze bij het (ten laste gelegde) feit is gebruikt. De deskundige heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Volgens hem is het door contact met vocht en hoge temperaturen in de badkamer niet onmogelijk dat twee dagen na het incident geen detecteerbare hoeveelheden celmateriaal en/of DNA daarop aanwezig zijn, zeker indien de doucheslang daarna nog is gebruikt.56
[D] heeft verklaard dat zij na het incident het bad met Dettol had schoongemaakt en daarbij met de douchekop heeft gesproei[ge[C] heeft verklaard dat zij in de dagen na het overlijden van [X] nog cliënten met dezelfde doucheslang heeft gewassen.58
Oorzaak letsel
De deskundige D. Botter, forensisch arts KNMG, verbonden aan het NFI, heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van het letsel bij het slachtoffer. Botter omschrijft de doucheslang als volgt. Het betreft een witte kunststof slang met een glad oppervlak. Aan beide uiteinden is een metaalkleurige schroefkoppeling aanwezig van maximaal circa 2,3 cm doorsnede met inwendig schroefdraad. De kopse randen van de koppeling imponeren aan schroefdraadzijde als matig scherprandig. De koppeling voor de douchekop is rond, conisch uitlopend en glad aan de buitenzijde.59
Voorts heeft Botter uiteengezet dat de verscheuringen rond de opening van de vagina het gevolg zijn van mechanische geweldsinwerking, waarbij tractie op het weefsel wordt uitgeoefend. Deze tractie kan het gevolg zijn van het geforceerd inbrengen van een voorwerp of lichaamsdeel in de vagina en/of het gevolg zijn van geforceerd opensperren van de vagina-opening. De verscheuringen zouden kunnen zijn opgeleverd door het geforceerd inbrengen van de metalen koppeling van de slang.
Botter heeft over de verscheuring van de vaginawand verklaard dat deze het gevolg was van inwerking van heftig uitwendig mechanisch geweld, zoals klievend geweld (bijvoorbeeld opgeleverd door één of meerdere scherprandige voorwerp(en), zoals een mes (of messen) of heftig (scherprandig/puntig) botsend geweld, bijvoorbeeld door een scherp puntig voorwerp. Een combinatie van deze twee genoemde geweldsinwerkingen is eveneens mogelijk. Gezien de omvang van het letsel zal hierbij sprake zijn geweest van een forse krachtsinwerking.60 Op een nadere vraag heeft deze deskundige geantwoord dat het zeer wel mogelijk moet worden geacht dat de letsels aan de vagina-ingang en van de vaginawand kunnen worden veroorzaakt door krachtig inbrengen van de hem getoonde doucheslangkoppeling.61
Aan deskundige Van de Goot zijn schriftelijk aanvullende vragen gesteld aangaande het overlijden. Hij heeft verklaard dat, hoewel de doucheslang qua vorm, scherprandigheid en consistentie niet het eerste voorwerp is waaraan zou kunnen worden gedacht, bij krachtig gebruik de doucheslang geëigend is om dergelijk letsel te veroorzaken.62 Van de Goot heeft voorts aangegeven dat hij de betreffende doucheslang heeft gezien (en ook fysiek heeft vastgehouden). Hij heeft gesteld dat op grond van de sectiebevindingen, indien deze slang met kracht wordt gehanteerd, het mogelijk kan zijn daarmee een dergelijk letsel te veroorzaken.63 Hij heeft dit laatste ter terechtzitting uitdrukkelijk bevestigd.64
Ter terechtzitting is aan Van de Goot de vraag voorgelegd of de diepte van de wond (de afstand tot de vaginamond) te rijmen valt met de wijze waarop verdachte naar haar zeggen de doucheslang meestal vasthield: aan het uiteinde boven bij de opening tussen duim en wijsvinger. Van de Goot heeft hierop geantwoord dat in dat geval haar vingers diep de vagina zouden moeten zijn ingegaan. Hij heeft tevens aangegeven dat hoe groter de afstand mogelijk is geweest tussen het uiteinde van de doucheslang en de precieze plaats waar verdachte de slang vasthield, hoe waarschijnlijker haar verhaal wordt.65
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte opzettelijk aan [X] letsel en pijn heeft toegebracht door de koppeling van een doucheslang met kracht in de vagina van die [X] te brengen, ten gevolge waarvan die [X] is overleden.
De officier van justitie heeft daartoe - zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir -betoogd dat het slachtoffer is overleden aan de gevolgen van een verscheuring van de vaginawand, doordat verdachte met kracht de koppeling van een doucheslang in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht. Hij heeft zich hierbij gebaseerd op de rapporten van de deskundigen Van der Goot en Botter en op de belastende getuigenverklaringen van [teammanager] en [regiomanager].
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel, pijn of hevig ongemak. Hij gaat ervan uit dat verdachte op het moment dat zij de doucheslang ter hand nam het voornemen had om deze tegen de anus van het slachtoffer te houden om ontlasting te stimuleren. Uit dit voornemen volgt in ieder geval het opzet van verdachte om een zeer ongemakkelijk gevoel - of een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording - bij het slachtoffer te veroorzaken. Alleen daarom is al sprake van opzet op mishandeling.
Vervolgens, na het ter hand nemen van de doucheslang, heeft verdachte aan dit voornemen geen uitvoering gegeven. Zij heeft immers de doucheslang met kracht in de vagina gebracht. Daaruit volgt niet alleen opzet op hevig ongemak, maar ook op pijn en letsel. Deze gedraging vraagt om een gewilde spierbeweging: het verplaatsen van de slang in de richting van het onderlichaam en het vervolgens met snelheid of duwende kracht inbrengen. Dat kan niet onbewust gebeurd zijn. Verdachte wist dat zich aan het uiteinde van de slang een harde koppeling bevond. Hieruit volgt dat verdachte bewust de harde koppeling van de doucheslang in het onderlichaam (anus of vagina) van mevrouw [X] heeft gebracht. Daarbij heeft zij zich volstrekt onverschillig getoond over het grote risico dat zij hiermee pijn en letsel zou veroorzaken, hetgeen voorwaardelijk opzet oplevert. Door de verwonding die verdachte mevrouw [X] bewust heeft toegebracht, heeft zij zoveel bloed verloren dat haar hart het heeft begeven. Het dodelijke gevolg van de verwonding is aan verdachte toe te rekenen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zoals verwoord in zijn pleitnotitie - ter terechtzitting vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat zij geen letsel heeft veroorzaakt, zeer geloofwaardig is. Het feit dat verdachte bloedverlies heeft geconstateerd, brengt nog niet mee dat zij enig letsel heeft veroorzaakt. Verder zijn de verklaringen van de getuigen die hebben verklaard dat verdachte tegen hen heeft gezegd dat zij met een doucheslang in de vagina was gegaan, onbetrouwbaar, nu zij er belang bij hadden om dit te verklaren. De raadsman merkt in dit verband op dat de getuige-deskundige Van de Goot ter zitting heeft verklaard dat de manier waarop verdachte heeft gesteld de slang te hebben vastgehouden, inhoudt dat de slang niet voorbij de vagina-opening kan zijn geweest.
Voorts wijst de raadsman op het ontbreken van objectief verifieerbaar steunbewijs. Er zijn geen biologische sporen op de doucheslang aangetroffen. Als gevolg daarvan is niet (voldoende) duidelijk waaruit het uitwendige mechanische geweld dat de verscheuring heeft veroorzaakt, heeft bestaan. Bovendien is slechts een onvolledig DNA-profiel gevonden dat niet matcht met het DNA van [X]. Het is derhalve niet aannemelijk dat de doucheslang het voorwerp is dat de verwonding heeft veroorzaakt.
Subsidiair (als zou worden aangenomen dat de doucheslang de verscheuring wel heeft veroorzaakt) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat onbekend is welke gevolgen dit letsel heeft gehad. Hij heeft hiertoe betoogd dat het letsel gaandeweg is geïntensiveerd door herhaald vaginaal toucheren en door inschattingsfouten van derden, hetgeen verdachte niet kan worden toegerekend.
Vervolgens is niet voldaan aan de wettelijke vereisten en het beleidsmatige kader om tot niet reanimeren over te gaan. De raadsman heeft betoogd dat daarmee vast staat dat de conditio sine qua non van het overlijden van [X] is gelegen in het op onregelmatige wijze staken van de reanimatie.
Voorts heeft de raadsman geconcludeerd dat overeenkomstig de geldende jurisprudentie de dood van [X] in redelijkheid niet aan verdachte kan worden toegerekend. Gelet op de opeenstapeling van verkeerde inschattingen en onjuiste beslissingen na het handelen van verdachte, de omstandigheid dat de ambulance te laat is gebeld en de rit te veel tijd in beslag heeft genomen en het staken van de reanimatie op een wijze die in strijd is met de geldende regelgeving, is er geen sprake van causaliteit tussen het handelen van verdachte en de dood van [X].
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 Het primair ten laste gelegde
3.3.1.1 De oorzaak van het letsel
Buiten twijfel staat dat verdachte in de ochtend van 12 juli 2009 in de badkamer van [adres 1] de douchekop van een doucheslang heeft geschroefd en van plan was deze slang, met aan het uiteinde een schroefkoppeling, met (substantiële) druk tegen de anus van [X] te houden teneinde ontlasting op te wekken. [X] hing op dat moment in de tilzak boven het bed. Ook staat vast dat [X] uit de schede is gaan bloeden, toen zij nog in die tilzak hing. Niemand anders dan verdachte was op dat moment bij [X] in de buurt.
Voorts blijkt uit de bevindingen en verklaringen van de deskundige Van de Goot dat de bij de obductie vastgestelde verscheuring van de vaginawand eigenlijk alleen maar ontstaan kan zijn, doordat met kracht een voorwerp of object in de vagina van het slachtoffer is geduwd. De aan hem getoonde doucheslang is volgens hem bij krachtig gebruik geëigend om dit letsel te hebben veroorzaakt. Ook Botter acht het zeer wel mogelijk dat dit letsel is veroorzaakt door het krachtig inbrengen van de doucheslangkoppeling. Er is geen enkel aanknopingpunt dat een ander voorwerp dan de doucheslang in de vagina van [X] is gebracht.
Het feit dat er geen biologische sporen en DNA-materiaal van [X] op de doucheslang en -koppeling zijn aangetroffen, sluit niet uit dat daarmee de vaginale verwonding is toegebracht. Uit de verklaring van deskundige Van Kooten komt immers naar voren dat eventueel aanwezig DNA-materiaal verloren kan zijn gegaan in de dagen na het incident, zeker nu de doucheslang gedurende die dagen nog door meerdere personen is gebruikt.
Verdachte heeft bovendien direct nadat [X] uit de schede was gaan bloeden tegen zowel haar collega [C] als waarnemend hoofd [afdelingshoofd] gezegd dat dit was veroorzaakt door haar handelen met de doucheslang. Ook ter zitting heeft verdachte dit erkend.
De conclusie moet dus zijn dat de verscheuring van de vaginawand van [X] is veroorzaakt doordat verdachte de doucheslang in de vagina van [X] heeft gebracht.
3.3.1.2 Kwade bedoeling?
De officier van justitie concludeert dat verdachte opzet had om [X] pijn en letsel toe te brengen door de koppeling van de doucheslang met kracht in haar vagina te brengen. Volgens hem heeft verdachte weliswaar aanvankelijk de bedoeling gehad ontlasting bij haar op te wekken, maar heeft zij nadat zij de doucheslang ter hand had genomen geen uitvoering gegeven aan dit voornemen. Zij heeft daarentegen bewust en met kracht de harde koppeling van de doucheslang in de vagina van [X] gebracht. Verdachte heeft de verwonding bewust toegebracht, aldus de officier van justitie.
De rechtbank kan dit niet anders duiden dan dat de officier van justitie uitgaat van een kwade bedoeling van verdachte. De kwade bedoeling die hij haar toedicht, blijkt te meer uit zijn opmerking dat verdachte de doucheslang bewust in óf de vagina óf de anus van [X] heeft willen brengen. De officier van justitie spreekt in dit verband niettemin van voorwaardelijk opzet. Dit getuigt van een onjuist begrip van het onderscheid tussen boos opzet en voorwaardelijk opzet. Boos opzet is in het geval van mishandeling immers dat iemand een ander bewust pijn en/of letsel toebrengt. Voorwaardelijk opzet is dat weliswaar die kwade bedoeling niet bestaat, maar dat er een aanmerkelijke kans is op het ontstaan van letsel en/of pijn bij het slachtoffer en dat verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in diens stelling dat verdachte de doucheslang bewust en met kracht in de vagina van [X] heeft gebracht. Zij ziet geen grond aan te nemen dat verdachte haar aanvankelijke voornemen om bij [X] de ontlasting op gang te brengen opeens, om (een) onverklaarbare reden(en), heeft laten varen. Verdachte heeft ter terechtzitting op authentieke wijze blijk gegeven van haar betrokkenheid bij het welzijn van [X]. Collega's hebben haar omschreven als een zeer betrokken verpleegkundige die een goede band had met [X]. Niets wijst erop dat zij op 12 juli 2009 [X] niet de gebruikelijke zorg heeft willen verlenen, laat staan dat zij haar toen bewust pijn heeft willen doen. Veel aannemelijker is dat verdachte om de redenen die zij heeft genoemd die dag niet goed heeft opgelet toen zij de doucheslang tegen de anus van [X] wilde houden, waardoor zij deze bij vergissing niet tegen de anus, maar tegen de vagina heeft aangedrukt, waarna deze, in strijd met haar bedoeling, in de vagina is terechtgekomen. Dit scenario wordt niet weerlegd door de aard van de verwondingen van [X] en de bevindingen van de deskundigen daaromtrent. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte de doucheslang met substantiële druk tegen de anus van [X] heeft willen houden. Hoe zij de doucheslang op dat moment heeft vastgehouden, weet zij niet meer. Het kan dus heel goed dat zij de doucheslang dit keer, zeker omdat zij niet goed geconcentreerd was toen zij de handeling verrichtte, niet aan het uiteinde daarvan heeft vastgehouden, maar iets meer daarvan af. De rechtbank heeft voorts goede nota genomen van de opmerking van Van de Goot ter terechtzitting dat het niet zo hoeft te zijn dat de op de vaginawand uitgeoefende kracht uitsluitend van buitenaf (dat wil zeggen door het inbrengen van de doucheslang) afkomstig is geweest, maar dat ook rekening moet worden gehouden met bewegingen van [X] als reactie hierop. De bij de obductie geconstateerde verscheuring van de vaginawand kan dus veroorzaakt zijn door het onbedoeld vrij krachtig inbrengen van de doucheslang door verdachte in de vagina van [X], in samenhang met een heftige beweging van [X] als reactie daarop.
De conclusie moet dus zijn dat geen bewijs voorhanden is dat verdachte [X] met boos opzet pijn en/of letsel heeft toegebracht.
3.3.1.3 Voorwaardelijk opzet?
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat haar handelen zou resulteren in pijn of letsel bij [X]. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Er is geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat zij zich nooit bewust is geweest van het risico van de door haar toegepaste methode en dat zij er niet over heeft nagedacht dat die methode wellicht meer risico met zich brengt, indien deze bij een vrouw wordt toegepast. Verdachte heeft de kans dat zij op deze wijze [X] zou verwonden, indien al aangenomen kan worden dat die kans aanmerkelijk te noemen is, dus niet willens en wetens aanvaard.
De conclusie moet dus zijn dat verdachte wordt vrijgesproken van de haar primair ten laste gelegde mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
3.3.2 Het subsidiair ten laste gelegde
3.3.2.1 Causaal verband
Hierboven (3.3.1.1) is reeds vastgesteld dat de verscheuring van de vaginawand van [X] door verdachte is veroorzaakt. Namens verdachte is subsidiair betoogd dat er niettemin geen causaal verband is tussen deze verwonding en het overlijden van [X].
De beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de handeling van verdachte en de dood van [X], dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van die handeling aan verdachte kan worden toegerekend.
In het sectierapport wordt geconcludeerd dat hartspierweefselversterf de directe oorzaak van het overlijden van [X] was. Dit is vrijwel zeker opgetreden ten gevolge van tekort aan circulerend bloed door traumatische verscheuring van de vaginawand en omliggende weke delen. Er is dus een direct verband tussen de handeling van verdachte, het verscheuren van de vaginawand van [X] en haar overlijden.
De door de raadsman genoemde omstandigheden die liggen tussen het handelen van verdachte en de dood van [X] brengen niet mee dat de causaliteitsketen is doorbroken. In de woorden van advocaat-generaal Machielse in zijn conclusie voor het arrest van de Hoge Raad d.d. 28 november 2006 (LJN: AZ0247) "Indien de gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen of het risico daarop in relevante mate heeft verhoogd, doorbreken tussenkomende factoren de causaliteitsketen niet. Dit wordt niet anders, doordat de nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg".
Gelet hierop dient de dood van [X] redelijkerwijs te worden toegerekend aan de door verdachte verrichte handeling.
3.3.2.2 De mate van schuld
Naar aanleiding van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij een doucheslang zonder douchekop bij het onderlichaam van [X] heeft gehouden, terwijl zij naar eigen zeggen er niet helemaal bij was met haar hoofd. En dit in een kennelijk onoverzichtelijke situatie, waarbij zij in dezelfde ruimte op dat moment alleen de zorg had voor vier cliënten tegelijkertijd. Onder die omstandigheden was het bepaald niet uitgesloten dat verdachte noodgedwongen haar aandacht tussen de verschillende aanwezige cliënten zou moeten verdelen, dan wel dat zij op enig moment zou worden afgeleid door het handelen van (een van) de andere aanwezige cliënten. Van verdachte mocht - mede gelet op haar hoedanigheid als ervaren verpleegkundige - bovendien worden verwacht dat zij het potentieel gevaarzettende karakter van haar handelen inzag. Daarbij komt dat zij wist dat haar methode een buitenprotocollaire en daarmee niet goedgekeurde handeling was. Verdachte heeft derhalve verzuimd juist datgene te doen wat vanuit haar bijzondere zorgplicht als verpleegkundige van haar mocht worden verwacht. Zij heeft deze zorgplicht verwijtbaar veronachtzaamd, waardoor [X] het leven heeft verloren.
3.4 De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat verdachte het haar subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
zij op 12 juli 2009 te [P], in de uitoefening van haar beroep als verpleegkundige, zeer onvoorzichtig al dan niet met kracht de koppeling van een doucheslang in de vagina van [X] heeft gebracht, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat die [X] zodanig letsel heeft bekomen, dat zij hieraan is overleden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zoals verwoord in zijn pleitnotitie - de rechtbank verzocht bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft haar baan verloren, heeft geen recht op een uitkering en er zal nog een tuchtrechtelijke procedure in werking worden gezet. Verder heeft het onderzoek zeer lang geduurd en heeft verdachte hieraan meegewerkt. Bovendien is de dood van [X] niet alleen een verlies voor de familie van [X], maar ook voor verdachte. De raadsman heeft verder gesteld dat de gevolgen voor verdachte reeds zo zwaar zijn dat een veroordeling zonder straf of maatregel een reële mogelijkheid dient te zijn.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat de eis van de officier van justitie geen enkel recht doet aan hetgeen zich daadwerkelijk heeft afgespeeld.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de uitoefening van haar beroep als verpleegkundige tijdens het uitvoeren van een buitenprotocollaire handeling schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig handelen, hetgeen de dood van een aan haar zorg toevertrouwde verstandelijk gehandicapte vrouw tot gevolg heeft gehad. Verdachte had als verpleegkundige een bijzondere zorgplicht en is hierin ernstig tekort geschoten. Door haar toedoen heeft verdachte veel leed en blijvend verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, onder wie haar hoogbejaarde moeder. Dit is treffend tot uitdrukking gekomen in de aangrijpende slachtofferverklaring van de zus van het slachtoffer.
Voor een uitzonderlijk feit als dit zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar die de rechtbank kan betrekken bij het bepalen van de strafmaat. Los daarvan is de rechtbank van oordeel dat een voor alle betrokkenen ingrijpende gebeurtenis als deze zich niet leent voor een 'standaardbenadering'.
Verdachte valt aan te rekenen dat door een fout die zij heeft begaan in de uitoefening van haar beroep een ander is overleden. Dat geldt des te meer nu daarbij sprake was van een buitenprotocollaire en zeer onzorgvuldig uitgevoerde handeling. Desalniettemin heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte met haar handelen op zichzelf goede bedoelingen heeft gehad. Verdachte kon goed overweg met het slachtoffer en was zeer bij haar betrokken. Verdachte heeft zich het overlijden van [X] zeer aangetrokken. Dit tragische overlijden, en meer in het bijzonder haar schuld daaraan, achtervolgt haar nog dagelijks. Verdachte zal hiermee ook in de toekomst moeten leven. De rechtbank neemt dan ook nadrukkelijk afstand van de opmerking van de officier van justitie dat bij verdachte sprake was van "volstrekte onverschilligheid" over het welzijn van [X].
Na het delict is verdachte ontslagen zonder recht op een uitkering. Tevens is tegen haar een tuchtrechtelijke procedure in gang gezet. Bovendien heeft verdachte in het strafrechtelijk onderzoek van meet af aan volledige openheid van zaken gegeven, heeft zij het verkeerde van haar handelen ingezien en blijkt uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 3 mei 2011 dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank zal met deze omstandigheden bij het bepalen van de strafmaat rekening houden in matigende zin.
Tot slot overweegt de rechtbank dat zij - hoewel de wet daartoe in bijzondere gevallen als het onderhavige expliciet de mogelijkheid biedt - geen reden ziet om verdachte de maatregel tot ontzetting uit haar beroep op te leggen. Zij neemt hierbij in aanmerking dat verdachte twaalf jaar werkzaam is geweest in [zorginstelling], waarbij zij steeds zorg verleende aan cliënten als mevrouw [X], dat zij dit werk met volle overgave heeft gedaan en dat gedurende deze jaren niet is gebleken van enige aanmerking op haar functioneren tot aan juli 2009. De rechtbank acht, indien verdachte wederom in de zorgsector zou gaan werken, de kans op recidive zeer laag, te meer nu verdachte beseft dat zij verkeerd heeft gehandeld door zich niet aan de geldende protocollen te houden. De rechtbank vindt ondersteuning hiervoor in het over verdachte uitgebrachte psychologische rapport. In lijn hiermee acht zij het opleggen van een voorwaardelijke straf niet zinvol.
Alles overwegend acht de rechtbank in dit geval een werkstraf van na te melden duur aangewezen.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 307 en 309 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, terwijl het misdrijf is gepleegd in de uitoefening van enig beroep;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 (honderd en vijftig) UREN;
beveelt dat, als de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. R. Elkerbout, voorzitter,
R. Brand en S.M. Krans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2011.
Mr. Brand is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal alsmede geschriften, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 1563/2009/15775-52/ van politie Haaglanden.
2 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011, alsmede proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 juli 2009, p. 167.
3 Een geschrift, te weten een rapport naar aanleiding van het calamiteitenonderzoek van de Inspectie van de Gezondheidszorg naar de hulpverlening aan mevrouw [X] voorafgaand, tijdens en na haar overlijden op 12 juli 2009 in het Reinier de Graaf Ziekenhuis te Delft, december 2010, Den Haag, p. 7.
4 Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 juli 2009, p. 43 en 44, met Bijlage 6: Persoonlijk Plan [X].
5 Proces-verbaal van verhoor getuige [teammanager], d.d. 14 juli 2009, p. 108.
6 Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 juli 2009, p. 43 en 44, met Bijlage 3, p. 48-50.
7 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], d.d. 17 juli 2009, p. 115; Proces-verbaal van verhoor getuige [A], d.d. 20 juli 2009, p. 125; Proces-verbaal van verhoor getuige [C], d.d.20 juli 2009, p. 133; Proces-verbaal van verhoor getuige [E], d.d. 23 juli 2009, p. 143.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 juli 2009, p. 173; p. 115; Proces-verbaal van verhoor getuige [A], d.d. 20 juli 2009, p. 125; Proces-verbaal van verhoor getuige [C], d.d.20 juli 2009, p. 133.
10 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
11 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
12 Eigen verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris op 24 maart 2010, § 4 en 5.
13 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [A], p. 130.
15 Verhoor getuige [B], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 27 mei 2010, § 4.
16 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
17 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011; Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 juli 2009, p. 176.
18 Uit de defaecatielijst komt naar voren dat aan [X] op 8 juli 2009 een dubbel verhoogd klysma is toegediend. Op 10 juli 2009 was de ontlasting in de ochtend weer normaal en in de avond weinig. Op 11 juli 2009 is aangevinkt dat de ontlasting in de ochtend opnieuw weinig is. In de avond van 11 juli 2009 had [X] geen ontlasting, Zie Defaecatielijst, cliënt [X], p. 31.
19 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
20 Proces-verbaal verhoor verdachte gerechtelijk vooronderzoek (sluiting), d.d. 24 januari 2011, § 3.
21 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
22 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
23 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
24 Proces-verbaal van verhoor getuige [C], d.d.20 juli 2009, p. 134.
25 Proces-verbaal van verhoor getuige [C], d.d.20 juli 2009, p. 134-136.
26 Proces-verbaal van verhoor getuige [C], d.d.20 juli 2009, p. 134.
27 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011; Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 juli 2009, p. 180; Proces-verbaal van verhoor [afdelingshoofd], d.d. 12 augustus 2009, p. 266-267.
28 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], d.d. 17 juli 2009, p. 116-118.
29 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], d.d. 17 juli 2009, p. 122.
30 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], d.d. 17 juli 2009, p. 119.
31 Proces-verbaal van verhoor getuige [E], d.d. 23 juli 2009, p. 142.
32 Proces-verbaal van verhoor [afdelingshoofd], d.d. 12 augustus 2009, p. 266; Proces-verbaal van verhoor getuige [arts], d.d. 21 juli 2009, p. 138-140.
33 Proces-verbaal van verhoor getuige [arts], d.d. 21 juli 2009, p. 138-140.
34 Proces-verbaal van verhoor getuige [arts], d.d. 21 juli 2009, p. 138-140.
35 Proces-verbaal van verhoor getuige [A], d.d. 20 juli 2009, p. 127-128.
36 Bijlage bij proces-verbaal van verhoor getuige [zus], d.d. 27 juli 2009, p. 150.
37 Proces-verbaal van verhoor getuige [A], d.d. 20 juli 2009, p. 128.
38 Een geschrift, te weten Het verslag betreffende een niet natuurlijke dood, d.d. 15 juli 2009, p. 3; een geschrift, te weten een patiëntenverslag, p. 286; een geschrift, te weten een Verklaring van overlijden, d.d. 12 juli 2009, p. 290.
39 Een geschrift, te weten een Verklaring van overlijden, d.d. 12 juli 2009, p. 290.
40 Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juli 2009, p. 57; Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 juli 2009, p. 150.
41 Verhoor getuige [teammanager], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 mei 2010, § 5.
42 Proces-verbaal van verhoor getuige [teammanager], d.d. 14 juli 2009, p. 111: De rechtbank merkt op dat in het proces-verbaal van verhoor van getuige [teammanager] bij de rechter-commissaris een kennelijke verschrijving staat, te weten 30 juli in plaats van 13 juli.
43 Proces-verbaal van verhoor getuige [E], d.d. 23 juli 2009, p. 143.
44 Verhoor getuige [teammanager], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 mei 2010, § 6.
45 Proces-verbaal van verhoor getuige [teammanager], d.d. 14 juli 2009, p. 111-112.
46 Verhoor getuige [teammanager], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 mei 2010, § 16; Proces-verbaal van verhoor getuige [teammanager], d.d. 14 juli 2009, p. 110-112.
47 Verhoor getuige [regiomanager], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 mei 2010, § 4.
48 Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2011.
49 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, p. 297-301, met bijlagen.
50 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, p. 297-301, met bijlagen.
51 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, p. 297-301, met bijlagen.
52 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, p. 297-301, met bijlagen.
53 Verklaring van getuige-deskundige F.R.W. van der Goot, ter terechtzitting van 30 mei 2011.
54 Een proces-verbaal van kennisgeving en inbeslagneming, d.d. 14 juli 2009, p. 16-18; Een proces-verbaal, d.d. 15 juli 2009, p. 105: Stuk van Overtuiging met nummer AAAM9861NL.
55 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het overlijden van [X], d.d. 3 augustus 2009, p. 36-42.
56 Een geschrift, te weten Aanvullende vragen betreffende het deskundigenrapport van het NFI (Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek) van C. van Kooten, d.d. 17 juni 2010, antwoord op vraag 5.
57 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], d.d. 17 juli 2009, p. 117.
58 Verhoor getuige [C], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 17 mei 2010, § 10.
59 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Onderzoek naar oorzaken letsel bij mevrouw [X], geboren [geboortedatum] 1954, overleden op 12 juli 2009, d.d. 29 september 2010.
60 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Onderzoek naar oorzaken letsel bij mevrouw [X], geboren [geboortedatum] 1954, overleden op 12 juli 2009, d.d. 29 september 2010.
61 Een geschrift, te weten Aanvullende vragen naar aanleiding van de NFI-rapportage van 29 september 2010 over letsel bij mevrouw [X], d.d. 8 december 2010, D. Botter.
62 Een geschrift, te weten Aanvullende vragen aangaande het overlijden van [X], F.R.W. van de Goot, Vraag 12: "Komt de doucheslang als voorwerp in aanmerking?".
63 Een geschrift, te weten Aanvullende vragen aangaande het overlijden van [X], F.R.W. van de Goot, Vraag 15: "Zou u, indien u beschikking krijgt over de doucheslang, kunnen beoordelen of de verscheuring daadoor is gemaakt?"
64 Verklaring getuige-deskundige F.R.W. van der Goot, zoals gedaan ter terechtzitting van 30 mei 2011.
65 Verklaring getuige-deskundige F.R.W. van der Goot, zoals gedaan ter terechtzitting van 30 mei 2011.