ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9920
Rechtbank 's-Gravenhage
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beschikking op bezwaarschrift ex artikel 208 Wetboek van Strafvordering inzake niet-ontvankelijkheid van verdachte
Op 9 juni 2011 heeft de rechtbank 's-Gravenhage in raadkamer uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van de verdachte, ingediend op 6 juni 2011, tegen de beslissing van de rechter-commissaris om getuigen in Sri Lanka te horen zonder aanwezigheid van de raadsman. De officier van justitie, mr. W.N. Ferdinandusse, had primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn bezwaar en subsidiair tot ongegrondverklaring van het bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de raadkamer bevoegd was om het bezwaar te behandelen, maar dat er geen sprake meer was van een gerechtelijk vooronderzoek, aangezien de behandeling ter terechtzitting al was begonnen en er beslissingen waren genomen over te horen getuigen.
De rechtbank stelde vast dat artikel 208 van het Wetboek van Strafvordering niet meer van toepassing was, omdat de zittingen al hadden plaatsgevonden en de rechtbank de enige instantie was die kon oordelen over de verzoeken van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet ontvankelijk moest worden verklaard in zijn bezwaar, ongeacht of er een beslissing tot weigering van het horen van getuigen door de rechter-commissaris was geweest. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier, en de verdachte was niet aanwezig bij de behandeling van het bezwaar in raadkamer.
De rechtbank heeft het strafdossier met het parketnummer 09/748801-09 geraadpleegd en diverse brieven van de rechter-commissaris in overweging genomen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. F.A. Haijer, en de zaak werd behandeld door de rechters J.W. du Pon, G.H.M. Smelt en J.J. Peters.