ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9470
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats
In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die op 29 april 2010 met ontbloot geslachtsdeel rondom zijn woning zou zijn gezien door een aantal minderjarigen, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 juni 2011 uitspraak gedaan. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting op 9 juni 2011, waarop de rechtbank besloot verstek te verlenen. De officier van justitie, mr. A.F. Baas, had gevorderd dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend zou veroordelen, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongeren die de verdachte zagen, zich in het kanaal bevonden en niet zonder meer zicht hadden op de woning van de verdachte. De verklaringen van de getuigen waren uiteenlopend, en de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich met ontbloot geslachtsdeel in de tuin had bevonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in zijn woning bevond, die niet als een openbare plaats kon worden aangemerkt, en dat de jongeren opzettelijk naar de woning waren gegaan om de verdachte te zien, wat betekent dat zij niet 'zijns ondanks' aanwezig waren.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, zoals bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van de rechtbank 's-Gravenhage, en het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S.A.I. Hendricks.