ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9470

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/647733-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die op 29 april 2010 met ontbloot geslachtsdeel rondom zijn woning zou zijn gezien door een aantal minderjarigen, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 juni 2011 uitspraak gedaan. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting op 9 juni 2011, waarop de rechtbank besloot verstek te verlenen. De officier van justitie, mr. A.F. Baas, had gevorderd dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend zou veroordelen, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongeren die de verdachte zagen, zich in het kanaal bevonden en niet zonder meer zicht hadden op de woning van de verdachte. De verklaringen van de getuigen waren uiteenlopend, en de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich met ontbloot geslachtsdeel in de tuin had bevonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in zijn woning bevond, die niet als een openbare plaats kon worden aangemerkt, en dat de jongeren opzettelijk naar de woning waren gegaan om de verdachte te zien, wat betekent dat zij niet 'zijns ondanks' aanwezig waren.

Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, zoals bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van de rechtbank 's-Gravenhage, en het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S.A.I. Hendricks.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/647733-10
Datum uitspraak: 23 juni 2011
Verstek
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 juni 2011.
De verdachte is niet verschenen.
De rechtbank heeft bevolen dat tegen de niet verschenen verdachte verstek kan worden verleend en dat de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid kan worden voortgezet.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.F. Baas.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2010 te [woonplaats], zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in een woning, gelegen op of aan de [adres] en/of een daarbij behorende, althans nabijgelegen, tuin/grasveld/dijk, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij [A] en/of [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] en/of [F] zijns en/of haars ondanks tegenwoordig was/waren;
art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 29 april 2010 te [woonplaats] zich met ontbloot geslachtsdeel rondom zijn woning heeft bevonden, terwijl dit zichtbaar was voor een aantal minderjarigen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan en hem partieel vrij te spreken van het bestanddeel 'in een daarbij behorende, althans nabijgelegen, tuin/grasveld/dijk'.
3.2 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank heeft uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende afgeleid:
Op 29 april 2010 was een aantal jongeren in het kanaal [kanaal] ter hoogte van de gemeente [woonplaats] aan het zwemmen met een surfplank en aan het varen in een bootje langs de woning van verdachte. Zij zagen hem toen met ontbloot geslachtsdeel voor het raam - in zijn woning - staan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de - uiteenlopende - verklaringen niet bewezen kan worden dat verdachte ook met ontbloot geslachtsdeel in de tuin heeft gestaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank eveneens van oordeel dat verdachte in zijn woning in een niet openbare plaats was als bedoeld in art 239, aanhef en onder 3 Sr: uit de stukken blijkt dat verdachtes woning niet zonder meer zichtbaar is vanaf [kanaal] en de jongeren moesten volgens de verklaring van getuige [C] op hun knieën op de surfplank gaan zitten om verdachtes woning - en het raam waar verdachte achter stond - te kunnen zien.
Voor bewezenverklaring van schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats is vereist dat de ander daarbij "zijns ondanks tegenwoordig is". Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. Uit de stukken blijkt namelijk dat de jongeren, nadat zij van anderen hadden gehoord dat verdachte een zogenaamde potloodventer was, terug zijn gegaan naar verdachtes woning, om te kijken of hij daar (nog) was en vervolgens daar de - daarvoor nodige - moeite hebben gedaan om verdachte te (kunnen) zien terwijl hij in zijn woning met ontbloot geslachtsdeel achter het raam stond.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden en dat verdachte moet worden vrijgesproken.
4. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. L. Alwin, voorzitter,
S.M. Christiaan en J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.I. Hendricks, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2011.