ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9225
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met Surinaamse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 mei 2011 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit. De vreemdeling had op 28 april 2011 een beroepschrift ingediend tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die door de minister voor Immigratie en Asiel was opgelegd op 11 oktober 2010. Tijdens de openbare behandeling op 13 mei 2011 was de gemachtigde van de vreemdeling niet aanwezig, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. M.D. Gunster.
De vreemdeling voerde aan dat er geen zicht op uitzetting naar Suriname bestond, mede op basis van een krantenartikel van 14 april 2011. De minister stelde echter dat er nog steeds voldoende zicht op uitzetting was, en dat er concrete stappen waren ondernomen om de vreemdeling uit Nederland te zetten. De rechtbank oordeelde dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, ondanks het feit dat de bewaring meer dan zeven maanden had geduurd. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling geen concrete acties had ondernomen om het onderzoek naar zijn nationaliteit en identiteit te bespoedigen, en dat het belang van de minister om de vreemdeling in bewaring te houden zwaarder woog dan het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.