ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9215

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/8167 WOZ + AWB 10/8169 AFSTHF
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbeginsel bij aanslagen afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag over de aanslagen afvalstoffenheffing voor de belastingjaren 2009 en 2010. Eiseres, die een etage huurt in een pand dat niet kadastraal is gesplitst, betwistte de rechtmatigheid van de aanslagen. Ze voerde aan dat de aanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd, omdat zij de etage slechts incidenteel gebruikt voor het geven van yogalessen en logies, en dat zij haar huishoudelijk afval meeneemt naar haar woonadres. Eiseres stelde bovendien dat eerdere aanslagen over de jaren 2005 tot en met 2007 zonder motivering zijn vernietigd, wat haar het vertrouwen gaf dat de huidige aanslagen ook onterecht waren.

De rechtbank oordeelde dat eiseres terecht had kunnen menen dat de heffingsambtenaar een bewuste standpuntbepaling had gevolgd, wat haar een in rechte te beschermen vertrouwen wekte. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen op grond van het vertrouwensbeginsel dienden te worden vernietigd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de aanslagen en de uitspraken op bezwaar, en gelastte de gemeente om de door eiseres betaalde griffierechten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht, vooral in situaties waar de belastingplichtige mag vertrouwen op een consistente gedragslijn van de belastingautoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10/8167 WOZ + AWB 10/8169 AFSTHF
Uitspraakdatum: 27 mei 2011
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in de gedingen tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van verweerder van 9 november 2010 op de bezwaren van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing over de belastingjaren 2009 en 2010.
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2011.
Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [A].
II BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen afvalstoffenheffing 2009 en 2010;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- gelast dat verweerder de door eiseres betaalde griffierechten van (2 X € 41) € 82 aan haar vergoedt.
III OVERWEGINGEN
3.1. Aan eiseres is bij beschikking, met dagtekening 30 juni 2010, een aanslag afvalstoffenheffing 2009 ten bedrage van € 275,04 opgelegd met betrekking tot de door eiseres gehuurde etage (hierna: de etage) aan de [adres].
3.2. Aan eiseres is met dagtekening 30 juni 2010 voorts een afzonderlijk aanslag-/ beschikkingsbiljet opgelegd. Hierop staat de waarde in het kader van de Wet Waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) van de etage vermeld. Deze waarde is met waardepeildatum 1 januari 2009 voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld op € 180.000.
Tevens is een aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2010 opgelegd ten bedrage van € 250,20.
3.3. Het pand aan de [straat] is niet kadastraal gesplitst en bestaat uit drie woonlagen en een zolderverdieping. Eiseres huurt sinds medio april 2008 de etage op de 1e verdieping van het pand. Voordien was zij samen met haar echtgenoot eigenaar van het volledige pand. In de etage geeft zij 2x per week yogalessen. Daarnaast wordt de etage gebruikt door logés. De etage heeft geen eigen opgang. Het pand beschikt over een gemeenschappelijk trappenhuis. Twee afsluitbare kamerdeuren op de 1e verdieping geven toegang tot de etage. De etage beschikt over een eigen keuken, toilet en douchegelegenheid in de keuken.
3.4. In geschil is of aan eiseres terecht de aanslagen afvalstoffenheffing over de belastingjaren 2009 en 2010 (hierna: de aanslagen) zijn opgelegd. Tegen de op de aanslag voor het jaar 2010 vermelde WOZ-waarde van de etage zijn geen afzonderlijke grieven aangevoerd. Evenmin is gebleken dat de WOZ-waarde van de etage onjuist is, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze beschikking geen onderdeel uitmaakt van het geschil.
3.5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd. Volgens eiseres is er geen sprake van een zelfstandig perceel. Zij gebruikt de etage voorts slechts 2x per week voor het geven van yogalessen. Daarnaast wordt deze incidenteel gebruikt als logeeradres. Eiseres stelt bovendien het huishoudelijk afval mee te nemen naar haar woonadres zodat zij feitelijk geen huishoudelijk afval aanbiedt. Verder voert eiseres aan dat de aanslagen afvalstoffenheffing over de jaren 2005 tot en met 2007, toen het pand nog eigendom was van haar echtgenoot, na daartegen gemaakt bezwaar, door verweerder vernietigd zijn. Bovendien is over het jaar 2008 geen aanslag afvalstoffenheffing opgelegd.
3.6. In de verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2008 (hierna: de Verordening), die zowel voor het belastingjaar 2009 als 2010 van toepassing is, is in artikel 1 het volgende bepaald:
1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
3.7. In artikel 2 van bovengenoemde verordening is het volgende ten aanzien van de belastingplicht opgenomen:
"1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
(...)".
3.8. Volgens vaste jurisprudentie moet onder een perceel worden verstaan een gedeelte van een onroerende zaak dat blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Aangezien de door eiseres gehuurde etage beschikt over een keuken, douche en toilet en de toegangsdeuren tot de gang afgesloten kunnen worden, is de rechtbank van oordeel dat de etage geschikt is voor het voeren van een particuliere huishouding en derhalve door verweerder terecht als perceel overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Verordening is aangemerkt. De omstandigheid dat eiseres en/of haar logés de etage niet dagelijks gebruiken, doet aan bovengenoemd oordeel niets af. Het feit dat eiseres het huishoudelijk afval meeneemt naar haar eigen woning en zij aldus geen afvalstoffen aanbiedt is niet van belang voor het opleggen van de onderhavige aanslagen. Het feit dat deze kunnen ontstaan en verweerder de verplichting heeft tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen zoals bedoeld in de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer, brengen mee dat eiseres in beginsel terecht in de heffing over belastingjaren 2009 en 2010 betrokken is.
3.9. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanslagen afvalstoffenheffing over de jaren 2005 tot en met 2007 vernietigd zijn en bovendien over het belastingjaar 2008 geen aanslag afvalstoffenheffing is opgelegd. De rechtbank vat dit op als een beroep op het vertrouwensbeginsel.
3.10. De rechtbank overweegt dat een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel op grond waarvan de toepassing van de wet moet wijken meer vereist dan de enkele omstandigheid dat de heffingsambtenaar gedurende een aantal jaren een vaste gedragslijn heeft gevolgd. De gerechtvaardigdheid van het vertrouwen hangt af van de waardering van omstandigheden die bij de belastingplichtige de indruk hebben kunnen wekken dat een door de heffingsambtenaar gedurende een aantal jaren betreffende dezelfde aangelegenheid gevolgde gedragslijn berust op een bewuste standpuntbepaling (vergelijk HR 13 december 1989, nr. 25 077, BNB 1990/119, LJN: ZC4179)
3.11. Verweerder heeft ter zitting niet weersproken dat tegen de aanslagen afvalstoffenheffing ten aanzien van de jaren 2005 tot en met 2007 op dezelfde gronden bezwaar is ingediend als tegen de aanslagen in onderhavige procedure. Uit de overgelegde uitspraken op bezwaar van de aanslagen afvalstoffenheffing 2005 tot en met 2007 blijkt niet, in tegenstelling tot wat verweerder betoogt, dat de aanslagen zijn vernietigd wegens bedrijfsmatig gebruik van de etage. De uitspraken op bezwaar bevatten op dit punt immers geen motivering en vermelden enkel dat het bezwaar is toegewezen en de aanslag voor het perceel vernietigd zal worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres terecht kunnen menen dat de door verweerder gevolgde gedragslijn berustte op een bewuste standpuntbepaling. Gelet op deze bewuste standpuntbepaling van verweerder inzake dezelfde aangelegenheid heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij eiseres een in rechte te beschermen vertrouwen gewekt.
3.12. Het vertrouwen zal in ieder geval moeten worden gehonoreerd tot het tijdstip waarop verweerder aan eiseres kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn standpunt, op grond van nieuwe jurisprudentie of een andere waardering van de feiten, heeft gewijzigd (vergelijk
HR 28 februari 2003, nr. 37 122, LJN: AE6422). In het onderhavige geval was dat vertrouwen niet eerder opgezegd dan met het opleggen van de aanslagen, gedateerd 30 juni 2010. Dit brengt mee dat de aan eiseres opgelegde aanslagen op grond van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel dienen te worden vernietigd.
3.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
3.14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus vastgesteld door mr. S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. B. van Eeuwijk.
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.