ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9075

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394593 / HA RK 11-296 Wrakingnummer 2011/23
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een belastingzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 juni 2011 een mondeling verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van de verzoekster in een belastingzaak tegen de inspecteur van de Belastingdienst Haaglanden. De gemachtigde had verzocht om aanhouding van de zaak, omdat hij de uitnodiging voor de zitting pas een dag voor de zitting had ontvangen. De bestuursrechter, mr. [X], weigerde echter het verzoek om uitstel, wat leidde tot het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat het niet verlenen van uitstel een procedurele beslissing is en in het algemeen geen grond voor wraking oplevert, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat dergelijke omstandigheden zich niet hadden voorgedaan. De wettelijke termijnen en formaliteiten waren in acht genomen bij het versturen van de uitnodigingen. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde de uitnodiging laat had ontvangen, gaf geen blijk van vooringenomenheid van de bestuursrechter. De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/23
rekestnummer: 394593 HA RK 11-296
zaaknummer: AWB 10-7979 IB/PVV G D3
datum beschikking: 10 juni 2011
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
mr. [X],
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector bestuursrecht,
hierna te noemen: de bestuursrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Op 13 mei 2011 heeft in de zaak van verzoekster tegen de inspecteur van de Belastingdienst Haaglanden, kantoor Den Haag, de mondelinge behandeling plaats gevonden voor mr. [X]. Ter zitting heeft haar gemachtigde verzocht om de zaak aan te houden. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen aanhouding van de zaak. De bestuursrechter heeft de verzochte aanhouding niet verleend. Hierop heeft de gemachtigde mondeling een verzoek tot wraking van de bestuursrechter gedaan.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 30 mei 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Namens verzoekster is haar gemachtigde ter zitting verschenen. Namens de inspecteur van de Belastingdienst Haaglanden / Kantoor Den Haag is verschenen de heer [Y]. De gemachtigde heeft ter zitting het wrakingsverzoek toegelicht.
3. Het standpunt van verzoekster
De gemachtigde van verzoekster heeft de uitnodiging voor de zitting van 13 mei 2011 pas een dag voor de zitting ontvangen. Hoewel de uitnodiging reeds eerder per aangetekende post aan hem was verstuurd, heeft hij deze niet opgehaald bij het postkantoor, aangezien de TNT deze had dienen af te leveren bij het voor hem dichtstbijzijnde postkantoor en niet bij een postkantoor drie kilometer verderop. Volgens hem dient de rechtbank rekening te houden met het feit dat een aangetekend stuk niet wordt opgehaald door geadresseerde. De wet voorziet er in dat in een dergelijk geval alsnog een uitnodiging per gewone post verzonden wordt. In dit geval is de aangetekende uitnodiging voor de zitting vier weken voor de zittingsdatum door de rechtbank verzonden. Door de aangetekende uitnodiging op die termijn te verzenden, wordt - in de situatie dat de post niet wordt opgehaald bij het postkantoor - de uitnodiging per gewone post dermate laat verzonden dat deze termijn te kort is om de zaak te kunnen voorbereiden. De rechtbank dient bij de eerste verzending per aangetekende post al rekening te houden met de noodzakelijke tijdige verzending per gewone post. De rechtbank zou derhalve een langere termijn dienen te hanteren voor de aangetekende uitnodiging. Aangezien de bestuursrechter het verzoek tot aanhouding heeft afgewezen, acht verzoeker haar vooringenomen.
4. Het standpunt van mr. [X]
De bestuursrechter is van oordeel dat zij met de afwijzing van het verzochte uitstel geen blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoekster. Zij heeft het uitstel niet verleend, omdat zij meent dat het niet afhalen van de post voor rekening en risico van verzoekster dient te komen, met name nu op de kennisgeving die wordt achtergelaten als een aangetekend stuk wordt aangeboden, staat vermeld wie de afzender is. De gemachtigde moet dus hebben geweten dat er een stuk van de rechtbank was aangeboden. Voorts is de gemachtigde bekend met het fiscale terrein, zodat - mede gezien de aard van de zaak - van hem mocht worden verwacht dat hij de zaak in een middag kon voorbereiden. Door hem is ook niet gesteld dat hij die middag andere activiteiten had die voorbereiding van de zitting verhinderden.
5. De beoordeling
5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2
De wrakingskamer stelt voorop dat het niet verlenen van uitstel voor een zittingsdatum een procedurele beslissing is. In het algemeen levert een procedurele beslissing geen grond voor wraking op, tenzij er zich omstandigheden voordoen zoals overwogen onder 5.1. De wrakingskamer is van oordeel dat zich dergelijke omstandigheden niet hebben voorgedaan. Bij het versturen van de uitnodigingen zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen. De enkele omstandigheid dat de bestuursrechter in de omstandigheid dat de gemachtigde de uitnodiging pas zeer laat heeft ontvangen geen aanleiding ziet om de zaak aan te houden, geeft geen blijk van vooringenomenheid.
5.3
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar gemachtigde [gemachtigde];
• verweerder in de hoofdzaak;
• de bestuursrechter mr. [X];
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2011 door mrs. Y.J Wijnnobel-van Erp, F.J. Verbeek en A.H. Bergman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.