ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9067

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394583 / HA RK 11-295 Wrakingnumer 2011/22
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een belastingzaak met beschuldigingen van corruptie en partijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 juni 2011 een mondeling verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, die in persoon procedeerde, had mr. [X] gewraakt, de rechter die betrokken was bij zijn belastingzaak. Verzoeker voerde aan dat er sprake was van gerechtelijke dwalingen en corruptie binnen de rechterlijke macht en de Belastingdienst. Hij stelde dat mr. [X] lid was van een criminele organisatie en dat er bewijs uit zijn huis was gestolen. Verzoeker had eerder een wrakingsverzoek ingetrokken, maar na een mislukte mediation opnieuw een verzoek ingediend. De wrakingskamer behandelde het verzoek op 31 januari 2011 en wees het af op 14 februari 2011, waarna de behandeling van de hoofdzaak werd voortgezet.

Tijdens de zitting op 30 mei 2011 was verzoeker niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Mr. [X] verdedigde zich tegen de beschuldigingen en stelde dat zijn lidmaatschap van Minerva geen invloed had op zijn functioneren als rechter. Hij ontkende de beschuldigingen van partijdigheid en rekken van de zaak. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker zijn gronden niet voldoende had onderbouwd en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van mr. [X]. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking af te wijzen en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/22
rekestnummer: 394583 HA RK 11-295
zaaknr: AWB 09/3140 IB/PVV G D2
datum beschikking: 10 juni 2011
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
procederend in persoon;
tegen
mr. [X]
rechter in de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht,
hierna: mr. [X].
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1
Op 7 april 2010 heeft ten overstaan van mr. [X] een zitting plaatsgevonden in de zaak van verzoeker tegen de inspecteur van de Belastingdienst Haaglanden / Kantoor Den Haag. Verzoeker heeft ter zitting mr. [X] gewraakt. Nadat partijen echter hadden besloten om het mediationtraject in te gaan, heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek ingetrokken. Toen bleek dat de mediation niet was geslaagd, heeft verzoeker, bij brief, ter griffie ingekomen op 28 september 2010, mr. [X] alsnog gewraakt.
1.2
Op 31 januari 2011 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Bij beschikking van 14 februari 2011 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen, waarna de behandeling van de zaak is voortgezet. Op 16 mei 2011 heeft de voortzetting van de zitting plaatsgevonden. Ter zitting heeft verzoeker mr. [X] opnieuw gewraakt. Op 26 mei 2011 is een aanvullende brief van verzoeker ingekomen waarin het wrakingsverzoek wordt toegelicht en aangevuld.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 30 mei 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Mr. [X] is ter zitting verschenen. Verzoeker is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet ter zitting verschenen. Namens de inspecteur is, na voorafgaande mededeling, niemand verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
De wrakingskamer begrijpt het wrakingsverzoek - kort zakelijk weergegeven - aldus dat verzoeker alle rechters in Nederland wraakt. Volgens hem is in deze zaak sprake van gerechtelijke dwalingen. Rechters en advocaten zijn corrupt. De Belastingdienst is een criminele organisatie, evenals Minerva, waar mr. [X] lid van is geweest. Er is bewijs uit het huis van verzoeker gestolen en mr. [X] heeft niet gezegd dat deze bewijzen terug moeten worden gehaald. Ook is mr. [X] lid van de Haagse rechtbank, waartegen onderzoeken gaande zijn wegens corruptie. Voorts had mr. [X] al eerder uitspraak kunnen doen, maar is hij de zaak aan het rekken. Ook mag de zaak niet enkelvoudig behandeld worden.
4. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] bestrijdt het standpunt van verzoeker. Hij heeft bevestigd dat hij lid van Minerva is geweest, maar Minerva is geen criminele organisatie en zijn lidmaatschap heeft geen invloed op zijn functioneren als rechter. De omstandigheid dat een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld naar enkele (gewezen) rechters betekent niet dat niet normaal recht zou kunnen worden gesproken door de rechters van de Haagse Rechtbank. Hij is zich er niet van bewust dat hij de zaak zou hebben gerekt. Voorts is het aan de rechtbank om te bepalen of een zaak enkelvoudig of meervoudig wordt behandeld.
5. De beoordeling.
5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
De door verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag gelegde gronden, zijn door mr. [X] gemotiveerd weersproken. Het had derhalve op de weg van verzoeker gelegen om zijn verzoek ter zitting nader te onderbouwen. De wrakingskamer is van oordeel dat uit de door verzoeker aangevoerde gronden niet volgt dat mr. [X] blijk heeft gegeven van partijdigheid, dan wel de schijn van partijdigheid heeft gewekt, mede in aanmerking genomen dat verzoeker mr. [X] reeds direct bij aanvang van de voortzetting van de zitting (na de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek) heeft gewraakt, terwijl mr. [X] nog niet de kans had gekregen om iets te zeggen. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
5.3
De wrakingskamer constateert dat verzoeker reeds tweemaal een wrakingsverzoek heeft ingediend dat is gebaseerd op onduidelijke gronden, terwijl verzoeker niet ter zitting is verschenen om zijn verzoek toe te lichten en te reageren op het standpunt van mr. [X]. De wrakingskamer ziet hierin aanleiding om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• verweerder in de hoofdzaak;
• mr. [X];
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2011 door mrs. Y.J Wijnnobel-van Erp, F.J. Verbeek en A.H. Bergman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.