1.15. Bij de voorbereiding van de uitspraak is de rechtbank ambtshalve gebleken dat verweerder bij brief van 15 juni 2011 (met kenmerk 5699456/11, www.rijksoverheid.nl)
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft geïnformeerd over de beleidsontwikkelingen op het gebied van het landgeboden asielbeleid inzake Syrië. In die brief schrijft verweerder onder meer dat, omdat naar verwachting voorlopig onzekerheid zal blijven bestaan over de situatie in Syrië, hij heeft besloten tot het instellen van een besluitmoratorium voor de duur van een half jaar en voorts tot het instellen van een vertrekmoratorium.
De rechtbank heeft in deze brief van 15 juni 2011 van verweerder geen aanleiding gezien het onderzoek, op de voet van artikel 8:68 Awb, te heropenen.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Na de heropening op 8 juni 2011 van het onderzoek, is op 10 juni 2011 de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven. Eiser stelt zich op het standpunt dat hem, met toepassing van artikel 106, eerste lid, Vw 2000, een vergoeding ten laste van de Staat toekomt. Hoewel de maatregel van bewaring reeds is opgeheven, zal de rechtbank derhalve
– gelet op het verzoek om schadevergoeding – in deze procedure dienen te beoordelen of de voortduring van de maatregel gerechtvaardigd was en of de maatregel niet langer heeft geduurd dan noodzakelijk was. Deze beoordeling dient te geschieden op grond van de aangevoerde beroepsgronden.
2.2. Eiser heeft in de beroepsgronden van 1 juni 2011 het volgende aangevoerd.
“Het is inmiddels bekend geworden dat verweerder ten aanzien van uitzettingen naar Syrië geen onomkeerbare stappen onderneemt. Dit in afwachting van nog nader in te vullen beleid. Een en ander heeft Minister Leers aangegeven in antwoord op Kamervragen d.d. 11 april jl. Dit is inmiddels bijna twee maanden geleden; tot op heden is de situatie niet gewijzigd.
Om deze reden is het voortduren van de bewaring in strijd met artikel 15 lid 4 van de Terugkeerrichtlijn. Het zicht op uitzetting ontbreekt op dit moment. Ik verzoek u dan ook de bewaring op te heffen onder toekenning van een schadevergoeding vanaf 22 april jl., te weten de datum van de laatste uitspraak van uw rechtbank in deze bewaringszaak.”
2.3. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting, in reactie op de beroepsgronden, meegedeeld dat het klopt dat verweerder ten aanzien van uitzettingen naar Syrië thans geen onomkeerbare stappen onderneemt. Er geldt evenwel voor Syrië geen vertrekmoratorium. Dat verweerder thans ten aanzien van uitzettingen naar Syrië geen onomkeerbare stappen onderneemt, betekent dan ook niet dat er geen zicht op uitzetting binnen afzienbare termijn is. Dit betekent enkel dat er thans sprake is van een tijdelijke belemmering voor uitzetting, aldus de gemachtigde van verweerder.