ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ8471

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/6819
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsbeneming van vreemdeling in AC Schiphol en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, eiseres, en de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder. Eiseres, van Kongolese nationaliteit, was van 25 februari 2011 tot en met 2 maart 2011 in detentie gehouden in het Aanmeldcentrum (AC) Schiphol. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor de vrijheidsbeneming van eiseres gedurende deze periode. De rechtbank stelde vast dat de handeling van verweerder om eiseres op te vangen in het AC Schiphol, met het oog op aansluitende opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC), moest worden gekwalificeerd als een feitelijke handeling die gelijkgesteld kan worden met een beschikking. Dit betekent dat eiseres bezwaar had moeten maken tegen deze handeling voordat zij beroep kon instellen bij de rechtbank.

Eiseres had eerder, op 25 februari 2011, beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel die op haar was toegepast. De rechtbank had in een eerdere uitspraak (AWB 11/4244) de onmiddellijke opheffing van deze maatregel gelast. In het huidige beroep vorderde eiseres schadevergoeding voor de dagen dat zij onterecht in detentie was gehouden. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet eerst bezwaar had gemaakt tegen de feitelijke handeling van verweerder. De rechtbank besloot het beroepschrift ter behandeling als bezwaarschrift door te zenden aan verweerder, die zich moest uitlaten over de vordering tot schadevergoeding.

De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om het griffierecht te vergoeden of om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten van de andere partij. De uitspraak van de rechtbank is openbaar uitgesproken en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 11/6819
V-nr: [V-nr]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1978, van (gestelde) Kongolese nationaliteit,
alias
[alias],
geboren op [geboortedatum] 1986, van (gestelde) Kongolese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen,
en:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. P. Bosch, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 25 april 2010 is eiseres op grond van artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiseres is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 toegepast.
Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 februari 2011 (AWB 11/4244) is de onmiddellijke opheffing van de maatregel gelast.
Bij beroepschrift van 28 februari 2011 heeft eiseres beroep ingesteld. Daarbij heeft zij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 30 maart 2011. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat hij bereid is om schade te vergoeden voor de dagen dat eiseres na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 februari 2011 (AWB 11/4244) van haar vrijheid is beroofd, zijnde een bedrag van 5 x € 80,-- = € 400,--.
De immateriële schade die eiseres heeft geleden is volgens verweerder al inbegrepen in het normbedrag van € 80,-- per dag. Hierbij komt dat eiseres in detentie is gehouden, omdat verweerder voor haar op zoek was naar aansluitende opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC). In de ogen van verweerder was dat beter dan eiseres “op straat te zetten”.
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er aanleiding bestaat een hogere schadevergoeding toe te kennen dan het normbedrag van € 80,-- per dag. Daarbij moet de achtergrond van eiseres in Kongo in aanmerking worden genomen, alsmede haar psychische en lichamelijke klachten. Nu verweerder ook zelf heeft vastgesteld dat eiseres lijdt aan PTSS staat vast dat zij door de onrechtmatige detentie meer dan normaal heeft geleden. Eiseres eist een schadevergoeding van € 180,-- per dag voor elke dag dat zij na de uitspraak van
25 februari 2011 (AWB 11/4244) in detentie is gehouden.
3. Vast staat dat op eiseres op 25 april 2010 de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 is toegepast. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij meergenoemde uitspraak van 25 februari 2011 (AWB 11/4244) het daartegen ingestelde beroep van eiseres gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel met onmiddellijke ingang bevolen. Eiseres heeft nog tot en met 2 maart 2011 in het Aanmeldcentrum (AC) Schiphol verbleven.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelijk partijen hebben gesteld, geen wettelijke grondslag geweest voor de vrijheidsbeneming van eiseres in het AC Schiphol van 25 februari 2011 tot en met 2 maart 2011.
5. Verweerder heeft eiseres opgevangen in het AC Schiphol teneinde de aansluitende opvang van eiseres in een AZC te bewerkstelligen. Deze handeling dient op grond van
artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 te worden gekwalificeerd als een feitelijke handeling van verweerder ten aanzien van de vreemdeling als zodanig die voor de toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 met een beschikking wordt gelijkgesteld.
6. Tegen de met een beschikking gelijk te stellen feitelijke handeling van verweerder staat op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar bij verweerder open voordat, anders dan ter zitting aan de orde is geweest, beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als bezwaarschrift doorzenden aan verweerder. In de beslissing op bezwaar dient verweerder zich uit te laten over de vordering tot schadevergoeding
8. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.W. Verhaagh, voorzitter, in tegenwoordigheid van
M.R. van Kerwijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.
Afschrift verzonden op:
Conc.: EV
Coll: WdJ
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.