ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ8289

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/6881 KINDER
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en registratie gastouderbureau

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, over de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om het voorschot kinderopvangtoeslag te herzien tot nihil, omdat hij geen Verklaring omtrent het gedrag (VOG) van de gastouder had overgelegd en het gastouderbureau niet geregistreerd was in de gemeente waar hij woonde. Eiser heeft zijn beroep ingesteld op 1 oktober 2010, na de ongegrondverklaring van zijn bezwaar op 2 september 2010.

Tijdens de zitting op 8 maart 2011 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn echtgenote en gemachtigde. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiser recht heeft op kinderopvangtoeslag voor de periode van 1 april 2009 tot en met 31 december 2009, op basis van het door eiser overgelegde contract met het gastouderbureau. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gastouderbureau tot 16 juni 2008 geregistreerd was in de gemeente Utrecht en daarna in Alphen aan den Rijn. Eiser heeft aangevoerd dat hij gedurende het jaar 2008 kinderopvang heeft geregeld via een ander gastouderbureau, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gedurende de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 sprake was van geregistreerde kinderopvang.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 af te geven. Tevens is verweerder gelast het door eiser betaalde griffierecht van € 41 te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10/6881 KINDER
Uitspraakdatum: 20 april 2011
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
Belastingdienst/Toeslagen, [te P], verweerder.
I PROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 30 september 2009 (beschikkingsnummer [nummer]) het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 (hierna: kinderopvangtoeslag 2009) herzien tot een bedrag van nihil.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 september 2010 het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.
1.3. Eiser heeft daartegen bij fax van 1 oktober 2010, ontvangen bij de rechtbank op 1 oktober 2010, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011. Namens eiser is zijn echtgenote [A] en zijn gemachtigde [B] verschenen. Namens verweerder is verschenen [C]
1.7. Op de zitting van 8 maart 2011 zijn ook de zaken met procedurenummers 10/7070, 10/7071, 10/4946, 10/4951, 10/6181, 10/6877, 10/7368 en 10/7370 behandeld waarbij dezelfde problematiek speelt als in onderhavige zaak. Hierbij zijn als procespartijen telkens dezelfde gemachtigde en dezelfde verweerder opgetreden. Alle in die procedures door partijen ingenomen standpunten en overgelegde stukken ten aanzien van de registratie van de betrokken gastouderbureaus worden geacht ook te zijn ingenomen en ingebracht in onderhavige procedure.
II OVERWEGINGEN
Feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.2. Eiser heeft de opvang voor zijn kind geregeld via gastouderopvang. Hierbij maakt eiser vanaf 1 april 2009 gebruik van de diensten van het gastouderbureau [D] (hierna het gastouderbureau).
2.3. Verweerder heeft eiser bij beschikking van 11 december 2008 een voorschot kinderopvangtoeslag 2009 verleend van € 11.624. Zoals vermeld onder 1.1. heeft verweerder het voorschot herzien tot een bedrag van nihil. De reden hiervoor is, blijkens de brief van verweerder van 16 september 2009, dat eiser desgevraagd geen Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) van de gastouder heeft overgelegd en dat de registratie van het gastouderbureau is geëindigd op 16 juni 2008. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard omdat het gastouderbureau [D] te Amersfoort, welk bureau eiser naar verweerder meent heeft ingeschakeld, nooit is opgenomen geweest in het register van die gemeente.
2.4. Eiser heeft een VOG van de gastouder overgelegd. Deze VOG is afgegeven op 12 februari 2008.
2.5. Eiser heeft een 'overeenkomst gastouderopvang' met het gastouderbureau overgelegd (hierna: het contract). Als adres van het gastouderbureau wordt daarin [adres] te Alphen aan den Rijn vermeld en als vertegenwoordiger van het gastouderbureau [E]. Het contract is door alle partijen ondertekend, te weten eiser, zijn echtgenote, de gastouder en het gastouderbureau. Het contract bevat geen dagtekening. Als ingangsdatum van het contract wordt 1 april 2009 vermeld en als einddatum 1 januari 2010.
2.6. Het gastouderbureau stond tot 16 juni 2008 geregistreerd in het register gastouderbureaus van de gemeente Utrecht. Met ingang van 10 maart 2008 staat het gastouderbureau geregistreerd in het register gastouderbureaus van de gemeente Alphen aan den Rijn.
Geschil
2.7. In geschil is of verweerder terecht het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 heeft vastgesteld op nihil.
2.8. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, naar de rechtbank begrijpt, toekenning van een voorschot kinderopvangtoeslag voor het gehele jaar 2009.
2.9. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat eiser aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag over de periode 1 april 2009 tot en met 31 december 2009 en concludeert aldus tot gegrondverklaring van het beroep.
2.10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
2.11. Artikel 5, eerste lid, van de Wet Kinderopvang (hierna: Wko) luidt: "Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau".
2.12. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiser op grond van het door hem overgelegde contract aanspraak kan maken op een voorschot kinderopvangtoeslag gedurende de periode 1 april 2009 tot en met 31 december 2009. De rechtbank sluit zich hierbij aan en acht het beroep in zoverre gegrond.
2.13. Nu eiser ook over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 aanspraak maakt op een voorschot kinderopvangtoeslag ligt het op zijn weg aannemelijk te maken dat er gedurende die periode eveneens sprake is kinderopvang die plaatsvindt door een geregistreerd gastouderbureau in de zin van artikel 5, eerste lid, Wko.
2.14. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat hij gedurende het jaar 2008 de kinderopvang heeft geregeld via het kinderopvangbureau [F] en dat het contract dat voor dat jaar is gesloten geacht moet worden stilzwijgend te zijn voortgezet gedurende de periode 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 omdat de kinderopvang bij de gastouder en de betalingen ongewijzigd en ononderbroken doorgang vonden. Het contract dat voor het jaar 2008 is overgelegd heeft een looptijd tot 1 januari 2009. Noch uit dat contract noch uit het contract vermeld onder 2.5. kan enige steun worden gevonden voor eisers stelling dat het contract voor het jaar 2008 stilzwijgend is voortgezet. Hij heeft zijn stelling verder niet onderbouwd met feiten of bescheiden. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden dat er gedurende de periode 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 sprake was van kinderopvang in de zin van artikel 5 van de Wko.
2.15. Gelet op wat is overwogen onder 2.12 dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
2.16. De rechtbank heeft deze zaak aangemerkt als samenhangend met de zaak met procedurenummer AWB 10/6877 KINDER welke gezamenlijk is behandeld met deze zaak. In de zaak met procedurenummer AWB 10/6877 KINDER is een proceskostenvergoeding toegekend van € 874. Gelet op de samenhang tussen beide zaken geldt die toekenning van de kostenvergoeding voor beide zaken.
III BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking met nummer [nummer];
- draagt verweerder op een nieuwe voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 af te geven met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. A.J.M. Arends, in tegenwoordigheid van de griffier mr. B. van Eeuwijk.
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.