Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10/6877 KINDER
Uitspraakdatum: 20 april 2011
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[X], wonende te [Z], eiser,
Belastingdienst/Toeslagen, [te P], verweerder.
I PROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 30 september 2009 (beschikkingsnummer [nummer]) het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 (hierna: kinderopvangtoeslag 2008) herzien tot een bedrag van nihil.
1.2. Verweerder is bij uitspraak op bezwaar van 2 september 2010 gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiser en heeft bij beschikking van 17 september 2010 het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 herzien tot een bedrag van € 4.618 (beschikkingsnummer [nummer]).
1.3. Eiser heeft daartegen bij fax van 1 oktober 2010, ontvangen bij de rechtbank op 1 oktober 2010, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011. Namens eiser is zijn echtgenote [A] en zijn gemachtigde [B] verschenen. Namens verweerder is verschenen [C].
1.7. Op de zitting van 8 maart 2011 zijn ook de zaken met procedurenummers 10/7070, 10/7071, 10/4946, 10/4951, 10/6181, 10/6881, 10/7368 en 10/7370 behandeld waarbij dezelfde problematiek speelt als in onderhavige zaak. Hierbij zijn als procespartijen telkens dezelfde gemachtigde en dezelfde verweerder opgetreden. Alle in die procedures door partijen ingenomen standpunten en overgelegde stukken ten aanzien van de registratie van de betrokken gastouderbureaus worden geacht ook te zijn ingenomen en ingebracht in onderhavige procedure.
Feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.2. Eiser heeft de opvang voor zijn kind geregeld via gastouderopvang. Hierbij maakt eiser gebruik van de diensten van het gastouderbureau [D] (hierna het gastouderbureau).
2.3. Eiser heeft op 29 januari 2008 een aanvraag kinderopvangtoeslag 2008 ingediend met als ingangsdatum 1 januari 2008. Verweerder heeft eiser bij beschikking van 11 februari 2008 een voorschot kinderopvangtoeslag 2008 verleend van € 12.223. Zoals vermeld onder 1.1. heeft verweerder dit voorschot herzien tot een bedrag van nihil. De reden hiervoor is, blijkens de brief van verweerder van 16 september 2009, dat eiser desgevraagd geen Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) van de gastouder heeft overgelegd en dat de registratie van het gastouderbureau is geëindigd op 16 juni 2008. Bij de uitspraak op bezwaar is aan eiser een voorschot toegekend voor de periode 1 februari 2008 tot en met 15 juni 2008. Verweerder is er daarbij van uitgegaan dat de opvang plaatsvond door tussenkomst van het gastouderbureau [E] waarvan de registratie is doorgehaald op 16 juni 2008.
2.4. Eiser heeft een VOG van de gastouder overgelegd. Deze VOG is afgegeven op 12 februari 2008.
2.5. Eiser heeft een 'overeenkomst gastouderopvang' met het gastouderbureau overgelegd (hierna: het contract). Als adres van het gastouderbureau wordt daarin [adres] te Gorinchem vermeld en als vertegenwoordiger van het gastouderbureau [F] (hierna: [F]). Het contract is door alle partijen, te weten eiser en zijn echtgenote, het gastouderbureau en de gastouder, ondertekend. Het contract bevat geen dagtekening. Als ingangsdatum van het contract wordt 1 januari 2008 vermeld en als einddatum 1 januari 2009.
2.5. Het gastouderbureau stond tot 20 oktober 2008 geregistreerd in het register gastouderbureaus van de gemeente Gorinchem. Op deze datum is de registratie van het gastouderbureau bij de gemeente Gorinchem doorgehaald op grond van artikel 9, tweede lid, van de Regeling kinderopvang. Met ingang van 1 augustus 2008 staat het gastouderbureau geregistreerd in het register gastouderbureaus van de gemeente Hoogeveen. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is het gastouderbureau een besloten vennootschap waarvan de statutaire vestiging zich in Gorinchem bevindt en de onderneming is gevestigd te Hoogeveen.
2.6. Door de GGD Hoogeveen is een inspectierapport opgemaakt op 7 september 2009. Hierin is ondermeer het volgende vermeld:
"Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectie-domein
(...)
Er zijn risico-inventarisaties aanwezig echter van een groot aantal gastouders ontbreekt deze ri. De betreffende dossiers liggen volgens de houder nog bij de Belastingdienst.
(...)
Gegevens mbt de huisbezoeken konden niet worden overlegd. Deels door het ontbreken van de dossiers, deels doordat dit nieuwe koppelingen zijn.
(...)
Beschouwing toezichthouder
Het gastouderbureau (...) is een landelijk werkend bureau met als houder [G](...). De hoofdvestiging zit in Hoogeveen.
(...)
Gob (...) is in augustus 2008 gestart met de activiteiten als gastouderbureau in Hoogeveen. Voorheen was dit gastouderbureau gevestigd in Gorinchem. Door problemen met de Belastingdienst is de administratie vorig jaar oktober (2008) voor onderzoek in beslag genomen door de Belastingdienst. Volgens de houder zijn de dossiers tot op heden nog niet terug ontvangen.
Dit heeft tot gevolg dat een groot aantal gegevens tijdens de GGD inspectie niet overlegd kon worden.
Een nieuw gastouderbureau (dat in dit geval (...) in Hoogeveen is) moet nieuwe contracten hebben met de daarbij behorende (nieuwe) bescheiden zoals VOG, Risico-inventarisaties etc. Deze bescheiden konden over het algemeen niet worden overlegd.
Van de nieuwe contracten (na november 2008) zijn de VOG, de risico-inventarisaties etc wel aanwezig.
Het betreft hier voor een groot deel overnames van cliënten van andere gastouderbureaus.
(...)"
Geschil
2.7. In geschil is of eiser aanspraak kan maken op een voorschot kinderopvangtoeslag over de periode 1 januari 2008 tot 1 februari 2008 en vanaf 16 juni 2008 tot 1 januari 2009.
2.8. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, naar de rechtbank begrijpt, toekenning van een voorschot kinderopvangtoeslag voor het gehele jaar 2008.
2.9. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat eiser aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag over de periode 29 januari 2008 tot 20 oktober 2008 en concludeert aldus tot gegrondverklaring van het beroep.
2.10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
2.11. Artikel 5, eerste lid, van de Wet Kinderopvang (hierna: Wko) luidt: "Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau".
2.12. Nu eiser aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag ligt het op zijn weg aannemelijk te maken dat er sprake is kinderopvang die plaatsvindt door een geregistreerd gastouderbureau in de zin van artikel 5, eerste lid, Wko. Niet in geschil is dat het gastouderbureau tot 20 oktober 2008 geregistreerd stond in de gemeente Gorinchem en dat in ieder geval tot die datum sprake is van gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau in de zin van artikel 5 van de Wko.
2.13. Eiser stelt zich op het standpunt dat het gastouderbureau te Hoogeveen de voortzetting is van het gastouderbureau in Gorinchem. Voorts wijst hij erop dat het gastouderbureau in Hoogeveen is geregistreerd met ingang van 1 augustus 2008. Volgens eiser is er daarom ook na 20 oktober 2008 nog steeds sprake van kinderopvang in de zin van artikel 5 van de Wko.
2.14. Verweerder beschouwt het gastouderbureau te Hoogeveen als een nieuw gastouderbureau en beroept zich daartoe op het rapport van de GGD te Hoogeveen. Van een voortzetting van de activiteiten van het gastouderbureau te Gorinchem door het gastouderbureau Hoogeveen kan volgens verweerder geen sprake zijn zolang er niet een nieuw contract is gesloten tussen eiser en het gastouderbureau te Hoogeveen. Met de doorhaling van de registratie van het gastouderbureau door de gemeente Gorinchem is volgens verweerder het contract met het gastouderbureau beëindigd. Nu eiser geen contract met het gastouderbureau in Hoogeveen heeft overgelegd is met ingang van 20 oktober 2008 geen sprake van gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
2.15. Vaststaat dat de relatie tussen eiser en het gastouderbureau na 20 oktober 2008 niet is gewijzigd. Eiser bleef gebruik maken van de diensten van het gastouderbureau, de opvang van zijn kind bij de gastouder vond ongewijzigd en ononderbroken doorgang en ook in de betalingen deden zich geen veranderingen voor. Evenmin heeft naar het oordeel van de rechtbank een wijziging plaatsgevonden in de contractsluitende partij nu uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat sprake is van één en dezelfde rechtspersoon. Ook uit de rapportages van de GGD volgt dat de houder van de vestiging in Hoogeveen dezelfde is als de houder van de vestiging in Gorinchem, te weten de heer [F]. Van een beëindiging van de contractuele relatie tussen eiser en het gastouderbureau is dan ook niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is het contract ook na de doorhaling van de registratie te Gorinchem blijven bestaan zodat geen aanleiding is te eisen dat er een nieuw contract wordt afgesloten. De vraag of de vestiging te Hoogeveen moet worden beschouwd als een nieuwe vestiging dan wel als een verhuizing van een bestaand gastouderbureau behoeft in dit kader derhalve geen beantwoording. Nu het gastouderbureau in Hoogeveen sedert 1 augustus 2008 een geregistreerd bureau is, kan niet worden gesteld dat er op enig moment in de hier in geding zijnde periode sprake is van bemiddeling door een niet-geregistreerd bureau.
2.16. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn standpunt om vanaf 20 oktober 2008 geen voorschot kinderopvangtoeslag toe te kennen op onjuiste gronden heeft gebaseerd. Het beroep dient dan ook in zoverre gegrond te worden verklaard.
2.17. De vraag of sprake is van een verhuizing van het gastouderbureau of van een nieuwe vestiging waarmee een nieuw contract moet worden afgesloten is nog wel van belang voor de vraag of eiser, indien sprake is van een nieuwe vestiging, kan worden tegengeworpen dat hij de wijziging van het gastouderbureau niet heeft gemeld aan verweerder. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Uitvoeringsregeling AWIR) moet een belanghebbende binnen vier weken mededeling doen van een wijziging van omstandigheden waarmee met het verlenen van het voorschot geen rekening is gehouden en die leidt tot beëindiging dan wel verlaging van de tegemoetkoming. Artikel 5, vijfde lid, letter c, van de Uitvoeringsregeling AWIR wijst een wijziging van het geregistreerde gastouderbureau als dergelijke te melden wijziging aan.
2.18. Voor eiser is er slechts sprake van een verhuizing van het bestaande gastouderbureau waarmee hij zijn contract heeft gesloten. Een verhuizing is, zoals ook verweerder ter zitting heeft verklaard, geen wijziging die leidt tot beëindiging dan wel verlaging van de tegemoetkoming welke binnen vier weken moet worden gemeld. Het enkele feit dat de vestiging in Hoogeveen zich ingevolge het bepaalde in artikel 45 van de Wko ter registratie dient aan te melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging, betekent niet dat niet tegelijkertijd sprake kan zijn van de verhuizing van het gastouderbureau met welk in een eerder stadium op een ander adres een contract is afgesloten. Om die reden rustte op eiser geen verplichting tot het melden van een wijziging als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, letter c, van de Uitvoeringsregeling AWIR.
2.19 Voor wat betreft de ingangsdatum van de kinderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau stelt eiser zich op het standpunt dat daarvan reeds vanaf 1 januari 2008, de ingangsdatum van het contract, sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, door het overleggen van het contract, aannemelijk gemaakt dat sprake is van gastouderopvang in de zin van artikel 5, eerste lid, Wko. Daarmee is echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan reeds op 1 januari 2008 sprake is omdat uit het contract niet blijkt wanneer dit is gesloten en ondertekend. Nu er wel een contract aanwezig is maar niet met zekerheid kan worden vastgesteld wanneer dit is afgesloten, is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij de datum waarop eiser de aanvraag kinderopvangtoeslag heeft ingediend, te weten 29 januari 2008. Met ingang van die datum is sprake van gastouderopvang als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wko. De stelling van eiser dat verweerder ten onrechte aansluiting zoekt bij de datum van aanvraag van de kinderopvangtoeslag omdat uit artikel 11, tweede lid, onderdeel g van de Regeling wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet blijkt dat op het contract een dagtekening vermeld dient te worden, faalt. Dat de vermelding van de dagtekening niet is voorgeschreven, maakt niet dat voor de vraag wanneer het contract is afgesloten zonder meer moet worden uitgegaan van de ingangsdatum van het contract. In het bijzonder niet wanneer, zoals in deze procedure, de vermelde ingangsdatum op het contract voor de datum van aanvraag van de kinderopvangtoeslag ligt. Door het ontbreken van een dagtekening maakt eiser naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat het contract reeds op 29 januari 2008 is gesloten en ondertekend.
2.20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het contract niet per 20 oktober 2008 is beëindigd en dat eiser over de periode 29 januari 2008 tot 1 januari 2009 aanspraak kan maken op een voorschot kinderopvangtoeslag 2008. Het beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard. De overige standpunten van eiser behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
2.21. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). In deze zaak is in verband met de samenhang met de zaak met procedurenummer 10/6881 KINDER geen griffierecht geheven.
III BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking met nummer 2473.33.608.T.08.0.0401;
- draagt verweerder op een nieuwe voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2008 af te geven met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 874 aan eiser te voldoen.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. A.J.M. Arends in tegenwoordigheid van de griffier mr. B. van Eeuwijk.
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.