ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ7107
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Bloebaum
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van bewaring van vreemdeling met Afghaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 mei 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van een vreemdeling van Afghaanse nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. van den Elshout, had beroep ingesteld om informatie te verkrijgen over de voortgang van de vertrek- en verwijderingsprocedure. De gemachtigde meldde dat zij herhaaldelijk contact had gezocht met de Dienst Terugkeer en Vertrek, maar geen informatie had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 11 januari 2011 in bewaring was gesteld en dat eerder beroep tegen deze bewaring ongegrond was verklaard. De rechtbank moest nu beoordelen of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd was.
Tijdens de zitting op 23 mei 2011 was de eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De verweerder, de Minister voor Immigratie en Asiel, vertegenwoordigd door mr. H.A.W. Oude Lenferink, stelde dat de bewaring rechtmatig was en dat er zicht was op verwijdering van de eiser binnen een redelijke termijn. De rechtbank nam in overweging dat er een vlucht naar het land van herkomst van de eiser was geboekt voor 12 juni 2011, wat de mogelijkheid van verwijdering bevestigde.
De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring niet meer in geschil was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de verweerder voldoende voortvarendheid had betracht bij de voorbereiding van de verwijdering. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Bloebaum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T.M. Nijboer, griffier.