ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6238
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van de bewaring van een Chinese vreemdeling met zicht op uitzetting
In deze zaak gaat het om een beroep tegen het voortduren van de bewaring van een Chinese vreemdeling, die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 8 februari 2011. De rechtbank heeft op 13 mei 2011 uitspraak gedaan. De vreemdeling heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar China bestaat, omdat de gesprekken met de Chinese autoriteiten niet hebben geleid tot concrete afspraken over de afgifte van laissez-passers. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat in de periode van januari 2010 tot 14 februari 2011 circa dertig Chinese vreemdelingen met de sterke arm zijn verwijderd, en dat deze vreemdelingen in het bezit waren van originele en geldige documenten. De rechtbank oordeelt dat de vreemdeling de verplichting heeft om originele documenten over te leggen en dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen van deze documenten. De rechtbank concludeert dat er thans geen reden is om aan te nemen dat uitzetting niet mogelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.