ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6236

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388877 / HA RK 11-127 Wrakingnummer 2011/8
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechters van de rechtbank 's-Gravenhage

In deze zaak hebben verzoekers op 11 februari 2011 een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank 's-Gravenhage. Dit verzoek volgde tijdens de behandeling van hun strafzaken door de politierechter. De verzoekers hebben alle leden van de meervoudige wrakingskamer gewraakt, omdat zij werkzaam zijn bij de rechtbank 's-Gravenhage, waar ook hun strafzaak aanhangig is. De verzoekers voerden aan dat de leden van de rechtbank partijdig zijn, onder andere omdat een van de rechters, mr. [A], betrokken is bij een andere procedure van verzoeker sub 1. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat de enkele omstandigheid dat de rechters werkzaam zijn bij de Haagse rechtbank geen grond biedt voor de vrees dat zij niet onpartijdig zouden zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters. De door verzoeker sub 1 aangevoerde gronden werden als ongerijmd en niet onderbouwd van de hand gewezen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd genomen op 20 mei 2011 door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de rechters Th. Peters, G.J.E. Poerink en E.J.G. Eijssen-Vruwink, in aanwezigheid van griffier P.B. Devilee.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/8
zaaknummer: 388877
rekestnummer: HA RK 11-127
parketnrs: 09/753633-09, 09/647523-10 en 09/925795-10
datum beslissing: 20 mei 2011
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
1. [verzoeker sub 1],
wonende te [woonplaats], en
2. [verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat: mr. G.J. van der Meer te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
mrs. [X], [Y] en [Z],
rechters in de rechtbank 's-Gravenhage en respectievelijk voorzitter en leden van de Meervoudige wrakingskamer van 11 februari 2011.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
Verzoekers hebben op 11 februari 2011 tijdens de behandeling van de jegens hen aangebrachte strafzaken de politierechter mr. [W] gewraakt, waarvan processen-verbaal zijn opgemaakt.
Dit wrakingsverzoek is op 11 februari 2011 door de hierboven genoemde Meervoudige wrakingskamer behandeld, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Verzoekers hebben bij deze gelegenheid alle leden van de Meervoudige wrakingskamer gewraakt.
Hierop is besloten om het thans voorliggende wrakingsverzoek te laten behandelen door rechters werkzaam bij de rechtbank Breda.
In de procedure zijn - voor zover van belang - de volgende stukken voorhanden:
* de hiervoor genoemde processen-verbaal,
* een fax van 1 april 2011 van de advocaat van verzoekers,
* een fax (met bijlagen) van 11 mei 2011 van de advocaat van verzoekers,
* een kopie van een brief van 12 mei 2011 van [griffier], namens de Meervoudige wrakingskamer van 11 februari 2011, gericht aan de advocaat van verzoekers,
* de brief van 17 mei 2011 van mr. R.R. Joesoef Djamil, officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag,
* de fax van 17 mei 2011 van de advocaat van verzoekers, met als bijlage een pleitnotitie.
Voorts heeft de wrakingskamer de beschikking gehad over de onderliggende strafdossiers.
Op 17 mei 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van verzoekers alsmede mrs. [X], [Y] en [Z].
2. Het standpunt van verzoekers.
Blijkens het proces-verbaal van de Meervoudige wrakingskamer van 11 februari 2011 hebben verzoekers de wraking van de leden van die wrakingskamer aldus toegelicht. De strafzaak tegen beide verzoekers wordt behandeld door een politierechter die niet werkzaam is bij de rechtbank 's-Gravenhage, kennelijk omdat onder meer ten laste is gelegd het aanbrengen van leuzen op het gebouw van de rechtbank 's-Gravenhage. Dat de leden van de wrakingskamer wèl werkzaam zijn bij de rechtbank 's-Gravenhage is voor verzoekers reden om het wrakingsverzoek te doen. Vervolgens heeft verzoeker [verzoeker sub 1] verklaard dat er nog een grondslag is, te weten dat het gaat om leden van de corrupte Haagse rechtbank, die partij is in de strafzaak en waar onder meer mr. [A] met wie hij in een procedure verwikkeld is werkzaam was.
3. Het standpunt van de gewraakte rechters.
De gewraakte rechters berusten niet in hun wraking. Zij stellen dat de enkele door verzoekers aangevoerde grondslag geen grond voor wraking oplevert. Dat mr. [W] niet werkzaam is bij de rechtbank 's-Gravenhage maakt een en ander niet anders, omdat het hier om wezenlijk andere zaken gaat. De gewraakte rechters verzoeken het wrakingsverzoek af te wijzen.
4. Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft bij voornoemde brief van 17 mei 2011 geconcludeerd dat de door verzoekers aangevoerde grond voor wraking geen feit of omstandigheid oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hij komt tot de slotsom, dat het verzoek afgewezen moet worden.
5. De beoordeling.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De door verzoekers aangevoerde grond, dat de gewraakte rechters werkzaam zijn bij de Haagse rechtbank, geeft geen grond te vrezen dat het deze rechters aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hen de schijn van partijdigheid gewekt. Immers, het enkel door de gewraakte rechters werkzaam zijn bij de Haagse rechtbank leidt niet tot vooringenomenheid, terwijl evenmin gebleken is van schijn van vooringenomenheid.
De door verzoeker [verzoeker sub 1] voorts aangevoerde grond wordt als ongerijmd en niet onderbouwd van de hand gewezen.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekers ondanks de hun daartoe geboden gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hun wrakingsverzoek toe te lichten of te reageren op het standpunt van de gewraakte rechters. Gelet hierop en op het verloop van de mondelinge behandeling is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekers misbruik maken als bedoeld in artikel 515, vierde lid, van de Wetboek van Strafvordering. Daarom zal worden bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat de behandeling door de Meervoudige wrakingskamer van 11 februari 2011 wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
* de verzoekers p/a hun advocaat mr. G.J. van der Meer,
* de officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil,
* mrs. [X], [Y] en [Z],
* mr. [W].
Aldus gewezen op 20 mei 2011 door mrs. Th. Peters, G.J.E. Poerink en E.J.G. Eijssen-Vruwink, in tegenwoordigheid van P.B. Devilee als griffier.