ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6227

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
252419 / HA RK 05-872
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.Th. Nijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling en verlening van het Nederlanderschap in het kader van onduidelijkheid over afstamming

In deze zaak heeft verzoeker op 21 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij primair verzoekt vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft en subsidiair om het Nederlanderschap te verlenen. Verzoeker stelt dat hij op [geboortedatum] 1980 is geboren uit het huwelijk van zijn vader, [vader van verzoeker], van Nederlandse nationaliteit, en een Braziliaanse vrouw. Echter, zijn vader heeft op 19 april 1987 de Braziliaanse nationaliteit verkregen, waardoor verzoeker thans in het bezit is van de Braziliaanse nationaliteit. Verzoeker heeft een belang bij de vaststelling van het Nederlanderschap, omdat zijn Braziliaanse nationaliteit hem belemmert om zich vrij in Nederland en Europa te vestigen.

De IND heeft in haar standpunt aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de afstamming van verzoeker, wat betekent dat zijn identiteit niet vaststaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op [geboortedatum] 1980 te Brazilië is geboren en dat hij de Braziliaanse nationaliteit heeft gevolgd van zijn vader. De IND heeft betoogd dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat hij het Nederlanderschap heeft verkregen, en dat de erkenning door zijn ouders niet leidt tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit, gezien de omstandigheden van de geboorte en de nationaliteit van zijn vader.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de onduidelijkheid over de afstamming van verzoeker leidt tot de conclusie dat zijn identiteit niet vaststaat. Dit heeft tot gevolg dat het primaire verzoek om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit wordt afgewezen. Ook het subsidiaire verzoek om verlening van het Nederlanderschap wordt afgewezen, aangezien de rechtbank niet de bevoegdheid heeft om iemand het Nederlanderschap te verlenen. De beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 mei 2011.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 252419 / HA RK 05-872
Beschikking van 19 mei 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker
advocaat mr. E. Grabandt te Den Haag,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Hakkaart.
Verzoeker wordt hierna ook aangeduid met "[verzoeker]" en de belanghebbende met "IND".
1. Het procesverloop
1.1.[verzoeker] heeft op 21 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank primair verzoekt vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Subsidiair verzoekt hij de rechtbank hem het Nederlanderschap te verlenen. Aanvullingen op c.q. nadere stukken met betrekking tot het verzoekschrift zijn ingekomen bij brieven van 28 oktober 2005, 28 juni 2006, 20 december 2006, 27 april 2007 en 10 november 2010. In laatstgenoemde brief geeft mr. Leijs aan dat het contact met zijn cliënt verloren is gegaan. Hij verzoekt de rechtbank de zaak af te doen op de stukken. Hij stelt geen prijs op een mondelinge behandeling.
1.2.De IND heeft zijn standpunt met betrekking tot het verzoek schriftelijk kenbaar gemaakt. De conclusie van de IND luidt dat er onduidelijkheid bestaat over de afstamming van [verzoeker] en dat dit betekent dat de identiteit van [verzoeker] niet vaststaat.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND.
2. Het verzoek en het standpunt van de IND
2.1.[verzoeker] stelt ter onderbouwing van zijn verzoek dat hij op [geboortedatum] 1980 is geboren uit het huwelijk van [vader van verzoeker], van Nederlandse nationaliteit, en een Braziliaanse vrouw met de familienaam [achternaam verzoeker]. Zijn vader heeft echter op 19 april 1987 de Braziliaanse nationaliteit verkregen en hij is hem daarin gevolgd, zodat hij thans in het bezit is van de Braziliaanse nationaliteit. Hij stelt een onmiddellijk belang te hebben bij vaststelling c.q. verlening van het Nederlanderschap. Hij wenst zijn studie economie in Nederland voort te zetten en zijn arbeidzaam leven in Nederland, in elk geval in de EEG, aan te vangen. Zijn Braziliaanse nationaliteit verhindert dat hij zich vrij in Nederland c.q. Europa kan vestigen. Voorts geeft zijn verblijf als student in Engeland hem na beëindiging van zijn studie niet het recht in het Verenigd Koninkrijk te blijven.
Bij brief van 28 juni 2006, meer in het bijzonder in de daarbij overgelegde akte houdende overlegging producties en aanvullende informatie, is het verzoekschrift voor wat betreft het huwelijk van de vader van [verzoeker] gewijzigd. [verzoeker] is niet geboren uit het huwelijk van zijn vader met een Braziliaanse vrouw met de familienaam [achternaam verzoeker] maar uit het huwelijk van zijn vader met [A], zo stelt hij. In een volgende akte houdende overlegging producties en aanvullende informatie, overgelegd bij brief van 20 december 2006, is dit weer gewijzigd. Thans wordt gesteld dat [verzoeker] is geboren uit een samenleving van zijn vader met [A] en dat de ouders op 18 december 2003 met elkaar in het huwelijk zijn getreden. Op 8 juli 1999, toen hij al meerderjarig was, is [verzoeker] door zijn beide ouders erkend, aldus [verzoeker].
3.2.De IND is van mening dat [verzoeker] onvoldoende heeft aangetoond dat hij het Nederlanderschap heeft verkregen. Ook indien er ervan wordt uitgegaan dat de vader van [verzoeker] op [geboortedatum] 1980 Nederlander was, dan betekent dit niet dat [verzoeker] bij zijn geboorte door afstamming het Nederlanderschap heeft verkregen, aangezien onvoldoende is aangetoond c.q. gebleken dat ten tijde van de geboorte sprake was van een familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker] en [vader van verzoeker].
4. De beoordeling
4.1.Niet staat ter discussie dat [verzoeker] op [geboortedatum] 1980 te Brazilië is geboren. In het verzoekschrift stelt [verzoeker] zelf dat hij in het bezit is van de Braziliaanse nationaliteit, omdat zijn vader, [vader van verzoeker], op 19 april 1987 de Braziliaanse nationaliteit heeft verkregen en hij als minderjarige die nationaliteit is gevolgd. [verzoeker] stelt verder niet op grond waarvan hij weer in het bezit zou zijn gekomen van de Nederlandse nationaliteit.
4.2.De IND stelt dat een naturalisatie tot Braziliaan zich niet uitstrekt tot minderjarige kinderen. Dit zou tot gevolg hebben dat [verzoeker] de Braziliaanse nationaliteit van zijn vader op 19 april 1987 niet is gevolgd. Dit is echter niet door [verzoeker] gesteld.
4.3.Het verzoek van [verzoeker] is uiteindelijk gebaseerd op de stelling dat hij is geboren uit een samenleving van zijn vader met [A] en dat hij door beide ouders op 8 juli 1999 is erkend. Van deze stelling, met name de erkenning, zijn door [verzoeker] geen stukken overgelegd waaruit de juistheid van die stelling kan blijken.
4.4.Het Nederlandse consulaat in Brazilië heeft aan de IND bericht dat [verzoeker] op 18 december 1987 bij de registratie van zijn Braziliaanse geboorteakte door zijn vader [vader van verzoeker], is erkend. De vader had zijn Nederlandse nationaliteit echter reeds op 19 april 1987 verloren door vrijwillige verkrijging van de Braziliaanse nationaliteit. Deze erkenning kan derhalve niet hebben geleid tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door [verzoeker].
4.5.De rechtbank is, gelet op de voorafgaande rechtsoverwegingen, met de IND van oordeel dat onduidelijkheid bestaat over de afstamming van [verzoeker], zodat zijn identiteit niet vaststaat. Dit heeft tot gevolg dat het primaire verzoek dient te worden afgewezen.
4.6.Ook het subsidiaire verzoek zal worden afgewezen. De rechtbank kan in het kader van de onderhavige procedure "slechts" vaststellen of iemand al dan niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft niet de bevoegdheid iemand het Nederlanderschap te verlenen.
5.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.