ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6227
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.Th. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Vaststelling en verlening van het Nederlanderschap in het kader van onduidelijkheid over afstamming
In deze zaak heeft verzoeker op 21 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij primair verzoekt vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft en subsidiair om het Nederlanderschap te verlenen. Verzoeker stelt dat hij op [geboortedatum] 1980 is geboren uit het huwelijk van zijn vader, [vader van verzoeker], van Nederlandse nationaliteit, en een Braziliaanse vrouw. Echter, zijn vader heeft op 19 april 1987 de Braziliaanse nationaliteit verkregen, waardoor verzoeker thans in het bezit is van de Braziliaanse nationaliteit. Verzoeker heeft een belang bij de vaststelling van het Nederlanderschap, omdat zijn Braziliaanse nationaliteit hem belemmert om zich vrij in Nederland en Europa te vestigen.
De IND heeft in haar standpunt aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de afstamming van verzoeker, wat betekent dat zijn identiteit niet vaststaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op [geboortedatum] 1980 te Brazilië is geboren en dat hij de Braziliaanse nationaliteit heeft gevolgd van zijn vader. De IND heeft betoogd dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat hij het Nederlanderschap heeft verkregen, en dat de erkenning door zijn ouders niet leidt tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit, gezien de omstandigheden van de geboorte en de nationaliteit van zijn vader.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de onduidelijkheid over de afstamming van verzoeker leidt tot de conclusie dat zijn identiteit niet vaststaat. Dit heeft tot gevolg dat het primaire verzoek om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit wordt afgewezen. Ook het subsidiaire verzoek om verlening van het Nederlanderschap wordt afgewezen, aangezien de rechtbank niet de bevoegdheid heeft om iemand het Nederlanderschap te verlenen. De beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 mei 2011.