ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6224
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Geschil over beëindiging arbeidsovereenkomst en betaling achterstallig loon
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de betaling van achterstallig loon. De werkneemster, die sinds 3 januari 1996 in dienst was bij de werkgever, had een voorstel ontvangen om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen per 1 januari 2011. De werkgever stelde dat de werkneemster zelf 3 januari 2011 als beëindigingsdatum had genoemd, maar dit werd door de kantonrechter verworpen. De rechter oordeelde dat er geen uitdrukkelijke wilsovereenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat de werkgever had nagelaten de overeenkomst aan te passen en te formaliseren.
De werkneemster had vanaf 7 november 2010 geen loon meer ontvangen en had een uitkering aangevraagd bij het UWV. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever verplicht was om het loon van de werkneemster door te betalen tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 31 maart 2011. De rechter wees de vorderingen van de werkneemster toe, inclusief het achterstallige loon, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. De gevorderde vakantietoeslag werd echter afgewezen, omdat deze pas bij het einde van de arbeidsovereenkomst verschuldigd was.
De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever in het ongelijk was gesteld en dat de werkneemster recht had op haar achterstallige loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en schriftelijke overeenkomsten bij de beëindiging van arbeidsovereenkomsten.