beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/19
rekestnummer: 392374/ HA RK 11-238
zaaksnummer: 391340 JE RK 11-939
datum beschikking: 2 mei 2011
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (regio Utrecht) tot ondertoezichtstelli[A]a[de vader], waarin als belanghebbende optreedt;
[verzoekster]
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
raadsman: mr. R. Korver,
strekkende tot wraking van: Mrs. [X], [Y] en [Z],
rechters in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector familie en jeugd,
verweerders,
hierna gezamenlijk te noemen: de meervoudige kamer.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1 Verzoekster is de moeder van [A]. De vader van [A], [de vader] (hierna te noemen [de vader]), is als belanghebbende in het verzoek van de ondertoezichtstelling aangemerkt. Hij wordt bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F. Oirbans.
1.2 Op 31 maart 2011 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [A]. Op 6 april 2011 heeft mr. Oirbans verhinderdagen aan de rechtbank verzonden. Op 8 april 2011 is er een oproepbrief van de rechtbank verzonden waarin de behandeling van de ondertoezichtstelling is gepland op 19 april 2011. Deze brief is door mr. Korver op 12 april 2011 ontvangen. Op 13 april 2011 heeft mr. Korver een fax naar de rechtbank verzonden met het verzoek om de zitting te laten plaatsvinden op een andere datum aangezien hij die dag is verhinderd.
1.3 Op 14 april 2011 heeft mr. Korver de rechtbank telefonisch verzocht om een andere zittingsdatum. Door de griffier is hem medegedeeld dat er op 26 april 2011 ruimte is in de agenda van de rechtbank, maar dat op die dag [de vader] verhinderd is. De zitting zou om die reden niet naar 26 april 2011 worden verplaatst. Mr. Korver heeft daarop aan de griffier aangegeven dat wanneer wel rekening wordt gehouden met de verhinderdagen van [de vader] en niet met die van verzoekster, dit de schijn van partijdigheid met zich mee zou brengen. De griffier heeft - na overleg met de voorzitter van de meervoudige kamer - namens de rechtbank aangegeven dat is besloten de zitting van 19 april 2011 doorgang te laten vinden.
1.4 Op 14 april 2011 heeft mr. Korver een klacht ingediend bij de president van deze rechtbank teneinde te bewerkstelligen dat de zitting van 19 april 2011 zou worden verplaatst. Bij telefonische navraag door mr. Korver is hem gezegd dat zou de zaak door de mrs. [X], [Y] en [W] worden behandeld. Op 18 april 2011 heeft mr. Korver een wrakingsverzoek ingediend tegen voornoemde rechters. Het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
1.5 Op 7 april 2011 heeft mr. [W] zich verschoond.
1.6 Van de meervoudige kamer is op 26 april 2011 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ontvangen. Mr. Oirbans heeft op 18 april en 28 april 2011 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
2.1 Op 2 mei 2011 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek behandeld. De raadsman van verzoekster is verschenen en heeft het verzoek aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. De raadsman heeft het wrakingsverzoek tegen mr. [W] ingetrokken en richt het wrakingsverzoek tot nieuw samengestelde meervoudige kamer.
2.2 De meervoudige kamer en [de vader] zijn niet verschenen. Bij brief van 22 april 2011 heeft de Raad voor de Kinderbescherming bericht dat zij niet aanwezig zal zijn op de mondelinge behandeling. Bureau Jeugdzorg Haaglanden is eveneens niet verschenen, van hen is geen reactie ontvangen.
3. Het standpunt van verzoekster.
3.1 Verzoekster heeft ter onderbouwing van wrakingsverzoek het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft na het herhaalde en gemotiveerde verzoek van verzoekster tot uitstel de zitting niet willen verplaatsen en heeft daarbij aangegeven dat de zitting vanwege de verhinderingen van [de vader] niet op 26 april 2011 te willen houden. Hiermee houdt de rechtbank volgens verzoekster nadrukkelijk geen rekening met haar verhinderdagen en wel met die van [de vader]. Nu de Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat zij kan instemmen met het verzoek tot uitstel omdat er geen spoedeisend belang is, was er geen reden voor de rechtbank om de ondertoezichtstelling zo snel mogelijk te behandelen. Dit brengt met zich mee dat bij verzoekster het gevoel is ontstaan de rechtbank onpartijdig is, waardoor de schijn van partijdigheid is gewekt.
3.2 Volgens verzoekster brengt het verweer van de meervoudige kamer aanvullende wrakingsgronden met zich mee. Nu mr. Oirbans op 6 april 2011 de verhinderdata heeft toegezonden is het aannemelijk dat er rekening is gehouden met deze verhinderdata terwijl de meervoudige kamer aanvoert dat de zittingsdatum wordt vastgesteld zonder dat er aan partijen voorafgaand verhinderdata worden opgevraagd. Met de verhinderdagen van [de vader] is volgens verzoekster dus wel rekening gehouden en met die van haar niet. De opmerking van de meervoudige kamer dat het wrakingsverzoek is ingediend wordt gezien als 'misbruik met als enige oogmerk het verkrijgen van uitstel van de behandeling' versterkt in het gevoel dat er geen sprake is van onpartijdigheid. De woordkeuze van de meervoudige kamer zoals 'bizar' en het verzoek ex. artikel 39 lid 4 Rv versterken dit gevoel.
4. Het standpunt van de meervoudige kamer.
De meervoudige kamer heeft schriftelijk verweer gevoerd en aangegeven niet in de wraking te berusten. Nu het wrakingsverzoek tegen mr. [W] is ingetrokken zal de wrakingskamer de bespreking van het verweer op dit punt achterwege laten. Tegen de wraking van de gehele meervoudige kamer is het volgende aangevoerd. Volgens de meervoudige kamer kan een organisatorische beslissing voorafgaand aan de zitting niet leiden tot een objectief gerechtvaardige twijfel aan de onpartijdigheid van de meervoudige kamer. De meervoudige kamer wijst erop dat de datum is vastgesteld volgens het Procesreglement Civiel Jeugdrecht, zodat er voorafgaand geen verhinderdagen bij partijen zijn opgevraagd. De opmerking van mr. Korver dat met zijn verhinderdata geen rekening is gehouden verbaast de meervoudige kamer. Mr. Korver had in dit geval voor een vervangende advocaat kunnen en moeten zorgen. Daarbij bestaat er geen verplichte procesvertegenwoordiging en wordt bij een ondertoezichtstelling in de meeste gevallen zonder advocaat geprocedeerd.
De meervoudige kamer is van oordeel dat uit de contacten met de griffier die niet tot uitstel hebben geleid geen vooringenomenheid kan worden afgeleid. Zij heeft slechts willen helpen door te zoeken naar een andere datum, welke - in overleg met de voorzitter - niet binnen afzienbare tijd kon worden gevonden op basis van de verhinderdata van partijen. In de ogen van de meervoudige kamer is het overigens bizar dat er tegen de griffier die slechts heeft willen helpen een klacht is ingediend.
Tot slot wordt door de meervoudige kamer opgemerkt dat als gevolg van het wrakingsverzoek kostbare zittingscapaciteit verloren is gegaan. Gelet op de gang van zaken lijkt er volgens de meervoudige kamer door het indienen van een wrakingsverzoek sprake te zijn van misbruik met als enige oogmerk het verkrijgen van uitstel van de behandeling. De meervoudige kamer verzoekt de wrakingskamer ex artikel 39 lid 4 RV te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van mr. Korver niet in behandeling wordt genomen.
5. Het standpunt van [de vader].
De behandeling van het standpunt omtrent het wrakingsverzoek van mr. [W] zal hier eveneens achterwege worden gelaten.
Mr. Oirbans heeft op 6 april 2011 een fax gestuurd met verhinderdagen omdat de rechtbank geen verhinderdagen opvraagt, [de vader] vaak verhinderd is en op korte termijn een zitting wordt gepland. Het had op de weg van mr. Korver gelegen om eveneens zijn verhinderdagen voorafgaand aan de geplande zittingsdatum op te sturen en niet nadat de zittingsdatum is bepaald. De rechtbank heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen andere datum zou worden vastgesteld en de door verzoekster gestelde grond voor wraking acht [de vader] niet aanwezig.
6.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.2 De wrakingskamer stelt voorop dat het niet verlenen van uitstel voor een zittingsdatum een procedurele beslissing is. In het algemeen levert een processuele beslissing geen grond voor wraking op, tenzij er zich omstandigheden voordoen zoals overwogen onder 6.1. De wrakingskamer is van oordeel dat in de mededing van de griffier, welke is gedaan namens de meervoudige kamer, zich een dergelijke omstandigheid heeft voorgedaan. Aan de raadsman van verzoekster is immers medegedeeld dat de zitting niet zal worden verplaatst naar de beschikbare ruimte in de agenda van rechtbank op 26 april 2011, omdat [de vader] op die dag is verhinderd, terwijl de raadsman van verzoekster op 19 april 2011 was verhinderd. De beslissing om geen uistel te verlenen in samenhang met de mededeling van de griffier, brengt met zich mee dat de objectief gerechtvaardige vrees bij verzoekster bestaat dat het de meervoudige kamer jegens haar ontbreekt aan onpartijdigheid. Dit betekent dat, nu ook iedere schijn van partijdigheid of vooringenomenheid dient te worden vermeden, het verzoek tot wraking dient te worden toegewezen.
6.3 De aanvullende gronden voor het wrakingsverzoek behoeven geen bespreking, daar dit niet zal leiden tot een andere beslissing.
6.4 Derhalve zal als volgt worden beslist.
- wijst toe het verzoek tot wraking van mrs. [X], [Y] en [Z];
- bepaalt dat het geschorste onderzoek ter zitting in de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere meervoudige kamer van deze rechtbank, belast met de behandeling van familiezaken, zal zijn hervat;
- beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman, mr. R.A. Korver;
• de verzoeker in de hoofdzaak, de Raad voor de Kinderbescherming;
• [de vader] p/a zijn raadsvrouw mr. F. Oirbans en Bureau Jeugdzorg Haaglanden;
• de leden van de meervoudige kamer mrs. [X], [Y] en [Z];
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2011 door mrs. L. Alwin, voorzitter,
I.D. Bellaart en H.S. Wiarda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Vlasveld als griffier.