ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6214

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1023851 \ CV EXPL 10-10348
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst en sociale uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 januari 2011, stond de vraag centraal of de werkgever verplicht was om de IVA-uitkering van de werknemer aan te vullen tot het salaris dat de werknemer voor zijn arbeidsongeschiktheid verdiende. De werknemer, die sinds 1 februari 1986 als servicemonteur in dienst was bij zijn voormalige werkgever, werd na de overname van de servicecontracten en bedrijfsauto's door de nieuwe werkgever in dienst genomen. In de arbeidsovereenkomst was een bepaling opgenomen die de werkgever verplichtte om de sociale uitkeringen van de werknemer aan te vullen tot het salaris tot de leeftijd van 65 jaar, indien de werknemer buiten zijn schuld arbeidsongeschikt raakte.

De kantonrechter oordeelde dat de bepaling in de arbeidsovereenkomst niet voor een andere uitleg vatbaar was en dat de werkgever niet gehouden was om de uitkering aan te vullen, omdat de werknemer in zijn tweede ziektejaar meer dan 70% van zijn loon ontving. De rechter stelde vast dat de arbeidsovereenkomst niet was beëindigd en dat de regeling in de arbeidsovereenkomst niet van toepassing was. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de toepassing van het Haviltex-criterium bij de uitleg van contractuele bepalingen. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de werknemer in een eventuele bodemprocedure geen kans van slagen zouden hebben, waardoor de gevraagde voorziening werd geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Leiden
FV
Rolnr.: 1023851 \ CV EXPL 10-10348
Datum: 19 januari 2011
Vonnis in de voorziening bij voorraad van:
[werknemer],
wonende te [adres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. van De Nesse,
tegen
[werkgeefster],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings/zaakadres],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J. de Jong.
Partijen worden aangeduid als “[werknemer]” en “[werkgeefster]”.
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het oproepingsexploot van [werknemer] d.d. 24 december 2010,
- het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2011.
Feiten
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling gaat de kantonrechter van het volgende uit.
[werknemer] is sinds 1 februari 1986 in dienst geweest van [voormalig werkgeefster] (hierna: [voormalig werkgeefster]) als servicemonteur. Op deze arbeidsverhouding was de CAO voor de Elektrotechnische Detailhandel (hierna: de CAO) van toepassing.
In 2008 heeft [voormalig werkgeefster] haar bedrijfsactiviteiten gestaakt en heeft [werkgeefster] de servicecontracten en bedrijfsauto’s van [voormalig werkgeefster] overgenomen. Daarbij zijn tussen enerzijds [werknemer] en zijn [collega] - bijgestaan door de gemachtigde van [werknemer] - en anderzijds [werkgeefster] besprekingen gevoerd over de indiensttreding van [werknemer] en [collega] bij [werkgeefster], met als resultaat dat zowel [werknemer] als [collega] een arbeidsovereenkomst met [werkgeefster] hebben gesloten. De door de gemachtigde van [werknemer] opgestelde en door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst van 5 mei 2008 bevat onder meer de navolgende bepalingen:
In de considerans:
(….)
D. dat de werkgeefster zo doende tevens bereid is gevonden om de werknemer vanaf 5 mei 2008 als servicemonteur in dienst te nemen onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als deze met [voormalig werkgeefster] was overeengekomen;
E. dat tussen de werkgeefster en de werknemer zal gelden dat voor wat betreft de onderhavige arbeidsovereenkomst het dienstverband van de laatste met [voormalig werkgeefster] niet geacht kan worden te zijn voortgezet, althans niet in die zin dat het aantal jaren dat het dienstverband tussen de werknemer en [voormalig werkgeefster] heeft voortgeduurd ook tussen [werkgeefster] en hem zal hebben te gelden;
F. dat daarvoor in de plaats waar het de onderhavige arbeidsovereenkomst aangaat:
- zal hebben te gelden dat deze naast het feit dat hij voor onbepaalde tijd is aangegaan, op zijn minst zal voortduren tot aan het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd door de werknemer;
- zal hebben te gelden dat werkgeefster, indien het dienstverband voor het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd van de werknemer wordt beëindigd, en die beëindiging niet zijn grondslag vindt in bedrijfseconomische redenen of redenen die de werknemer verwijtbaar zijn of in zijn risicosfeer liggen, alsdan aan hem verstrekte sociale uitkeringen tot aan het bereiken van die leeftijd door hem zal aanvullen tot het bedrag van het salaris dat hij op dat moment verdient;
(….)
In artikel 6:
1. Voor zover in deze overeenkomst niet anders is bepaald, zijn van toepassing de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) voor de elektro detailhandel (UNETO-VNI).
Nadat [werknemer] wegens ziekte op 24 september 2009 volledig arbeidsongeschikt was geworden heeft [werkgeefster] [werknemer] gedurende het eerste ziektejaar volledig doorbetaald.
Met ingang van 18 september 2010 ontvangt [werknemer] een IVA-uitkering van 75% van zijn brutoloon en vakantiegeld.
Gevraagde voorziening
[werknemer] heeft in deze voorlopige voorzieningenprocedure de navolgende - zakelijk weergegeven - vorderingen tegen [werkgeefster] ingesteld:
bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [werkgeefster] te veroordelen tot betaling van:
a zijn volledige salaris en wel maandelijks, vanaf de datum dat [werkgeefster] daarmee is opgehouden en van al datgene dat hem verder uit hoofde van de arbeidsovereenkomst toekomt, totdat [werknemer] de 65-jarige leeftijd zal hebben bereikt;
b de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW over de bedragen, die op het onder a gevorderde aan [werknemer] worden toegewezen;
c de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen vanaf de dag dat deze bedragen tot uitbetaling behoorden te komen, dan wel vanaf de dag der dagvaarding;
d de proceskosten.
Ter zitting heeft [werknemer] toegelicht dat met het onder a gevorderde salaris is bedoeld een aanvulling tot 100% van de IVA-uitkering, die hij sedert 18 september 2010 van het UWV ontvangt.
Verweer
Het verweer, waarmee [werkgeefster] de vorderingen van [werknemer] heeft bestreden, komt in de kern op het volgende neer. Zowel op grond van de wet (lid 1 en 5 van artikel 7:629 BW) als op grond van de CAO (artikel 11 lid 4) is zij gehouden om [werknemer] gedurende zijn tweede ziektejaar door te betalen tot 70% van zijn loon, doch verminderd met de uitkering die hij ontvangt. Aangezien de uitkering die [werknemer] in zijn tweede ziektejaar ontvangt meer bedraagt dan 70%, is zij per saldo geen aanvullende loonbetaling aan [werknemer] verschuldigd. Het bepaalde in de considerans van de arbeidsovereenkomst brengt hierin geen verandering. Het bepaalde onder F van de considerans betreft volgens [werkgeefster] een afvloeiingsregeling, doch daarvan is in casu geen sprake. De arbeidsovereenkomst van partijen is immers niet beëindigd. De bepaling (F) is niet voor meer dan één uitleg vatbaar en aan uitleg volgens het Haviltex-criterium wordt derhalve niet toegekomen. De vordering van [werknemer] dient dan ook integraal te worden afgewezen, aldus [werkgeefster].
Boordeling
Voorop wordt gesteld dat in deze voorlopige voorzieningenprocedure aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld moet worden of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is om daarop vooruit te lopen en tot een toewijzing op de vordering te besluiten.
Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag wat partijen onder F van de considerans zijn overeengekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter ziet deze bepaling onmiskenbaar op de situatie dat het dienstverband met [werknemer] buiten zijn schuld wordt beëindigd voordat hij de leeftijd van 65 jaar zal hebben bereikt. Indien dat het geval is en [werknemer] is aangewezen op een sociale uitkering dan is [werkgeefster] gehouden om die uitkering tot het bedrag van het salaris aan te vullen zolang [werknemer] nog geen 65 jaar is. Omdat deze regeling niet voor een andere uitleg vatbaar is, stelt [werkgeefster] terecht dat aan een uitleg volgens het Haviltex-criterium niet wordt toegekomen. Voor een ander standpunt in deze bieden de schriftelijke verklaringen van [werknemer] en [collega] geen althans onvoldoende steun.
De arbeidsongeschiktheid van [werknemer] laat onverlet dat zijn dienstverband is blijven voortduren en dat het bepaalde onder F van de considerans geen toepassing vindt. Aangezien de uitkering, die [werknemer] in zijn tweede ziektejaar ontvangt, meer bedraagt dan 70% is [werkgeefster] niet gehouden om die uitkering aan te vullen. Dat vloeit zowel voort uit de wet (lid 1 en 5 van artikel 7:629 BW) als uit de daarmee overeenstemmende bepaling in de CAO (artikel 11 lid 4).
Gezien het hiervoor overwogene is niet te verwachten dat in een eventuele bodemprocedure tot toewijzing van de vorderingen van [werknemer] zal worden besloten. De vorderingen van [werknemer] dienen mitsdien te worden afgewezen.
[werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing in de voorziening bij voorraad
De kantonrechter:
- weigert de gevraagde voorziening;
- veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [werkgeefster] begroot op € 200,00 voor gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.P.L.M. Vennix en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2011.