ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6070

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
354764 - HA ZA 09-4281
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling douanerechten door Schenker Customs Agency B.V. aan de Staat der Nederlanden

In deze zaak vorderde Schenker Customs Agency B.V. (hierna: Schenker) van de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) een bedrag van € 30.636,24 aan douanerechten, vermeerderd met invorderingsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Schenker stelde dat zij onverschuldigd had betaald, omdat de douanerechten niet verschuldigd waren. De betaling was gedaan in het kader van een aangifte voor Wegra B.V., waarvoor Schenker als professioneel douane-expediteur optrad. Wegra was in 2008 failliet verklaard, en de curator had de Douane geïnformeerd dat de terugbetaling aan Wegra moest plaatsvinden.

De rechtbank oordeelde dat Schenker als direct vertegenwoordiger van Wegra handelde en dat de douanerechten aan Wegra moesten worden terugbetaald, niet aan Schenker. De rechtbank concludeerde dat Schenker geen vordering uit onverschuldigde betaling toekwam, omdat de betaling door Wegra was gedaan en de Douane terecht had gehandeld door de terugbetaling aan Wegra te verrichten. De rechtbank verwierp ook de vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking en wanprestatie, omdat er geen verplichting bestond voor de Douane om aan Schenker te betalen.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Schenker af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukte de rol van de vertegenwoordiger en de schuldenaar in het douanerecht, en bevestigde dat de Douane zich aan de wettelijke verplichtingen diende te houden, waarbij de terugbetaling aan de schuldenaar diende plaats te vinden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 354764 / HA ZA 09-4281
Vonnis van 16 februari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHENKER CUSTOMS AGENCY B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.A. Biermasz te Rotterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Financiën - Inspecteur der Belastingen van de Belastingdienst/Douane Rotterdam/ kantoor Rotterdam Laan op Zuid,
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. drs. W.I. Wisman te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna Schenker en de Staat genoemd.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 15 oktober 2009;
- de akte houdende overlegging producties van 16 december 2009, van de zijde van Schenker, met producties;
- de conclusie van antwoord van 27 januari 2010, met producties;
- het tussenvonnis van 10 februari 2010, waarbij een comparitie van partijen is bevolen die vervolgens nader is bepaald op 17 november 2010;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 17 november 2010.
1.2.Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Schenker verzorgt als professioneel douane-expediteur onder meer (invoer)aangiften voor opdrachtgevers. Voor de afwikkeling van invoeraangiften maakt zij gebruik van een maandkrediet. Dit maandkrediet, waaraan een verplichting tot zekerheidsstelling verbonden is, geeft haar de mogelijkheid betaling uit te stellen. Schenker heeft zekerheid gesteld door middel van een borgstellingovereenkomst (de borgstellingovereenkomst).
2.2.In 2007 heeft Schenker in opdracht van Wegra B.V. (hierna: Wegra) als direct vertegenwoordiger van Wegra een aangifte verzorgd met betrekking tot een zending industriële producten die ten behoeve van een beurs vanuit de Europese Unie was uitgevoerd en na die beurs diende te worden wederingevoerd. Schenker heeft op die aangifte vermeld dat de goederen onder de douaneregeling "in het vrije verkeer brengen" dienden te worden gebracht met de toepassing van regelingcode "40 00". Als gevolg van deze aangifte was € 3.112,27 aan rechten bij invoer en € 27.523,97 aan BTW bij invoer (beide bedragen hierna tezamen ook: de douanerechten), in totaal derhalve een bedrag van € 30.636,24, verschuldigd.
2.3.Schenker heeft via haar maandkrediet zorggedragen voor de betaling van de douanerechten.
2.4.Schenker heeft op de hiervoor bedoelde aangifte abusievelijk niet vermeld dat het om terugkerende goederen ging, waarvoor aanspraak kon worden gemaakt op een vrijstelling van douanerechten. In overleg met Wegra is besloten dat Schenker een verzoek om terugbetaling ex artikel 236 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) zou indienen teneinde de betaalde douanerechten terug te ontvangen. Schenker heeft daartoe van Wegra bij brief van 7 januari 2008 een machtiging ontvangen waarin - voor zover van belang - het volgende is opgenomen:
"Hiermee verlenen wij, Wegra B.V. toestemming aan Schenker Customs Agency B.V. voor het namens ons indienen van bezwaarschriften. Tevens verlenen wij toestemming om het eventuele terug te storten bedrag op de rekening van Schenker Customs Agency B.V. terug te storten."
2.5.Bij brief van 21 februari 2008 is door Schenker op grond van artikel 236 CDW om teruggaaf van de douanerechten verzocht.
2.6.Op 13 mei 2008 is Wegra in staat van faillissement verklaard.
2.7.Bij brief van 4 juni 2008 heeft de Douane (Belastingdienst/Douane Rotterdam/kantoor Rotterdam Laan op Zuid) het verzoek om terugbetaling afgewezen omdat bepaalde gegevens, die nodig waren om het verzoek op zijn juistheid te beoordelen, ontbraken.
2.8.Bij brief van 10 juni 2008 heeft mr. L.A.M. van Vlerken, de curator in het faillissement van Wegra, de Douane - voor zover van belang - het volgende bericht:
"Hiermee verleen ik, curator in het faillissement van Wegra BV, toestemming aan Schenker Customs Agency B.V. voor het namens Wegra BV indienen van bezwaarschriften.
Tevens verleen ik toestemming om het eventuele terug te storten bedrag op de rekening van Schenker Customs Agency B.V. over te maken, dit voor zover Schenker (in juridische zin) rechthebbende op de gelden is.
Voor zover gefailleerde Wegra BV (in juridische zin) rechthebbende op de terug te storten gelden is, behoren de gelden te worden overgemaakt op de faillissementsrekening (...)."
2.9.Bij brief van 20 juni 2008 is door Schenker, wederom op grond van artikel 236 CDW, om teruggaaf van de douanerechten verzocht. In die brief is door Schenker - voor zover van belang - het volgende opgemerkt:
"Wellicht ten overvloede wijs ik u erop dat de gefailleerde Wegra BV niet de rechthebbende is, zoals door de curator beschreven in de bijgevoegde machtiging, voor wat betreft het terug te storten bedrag. Schenker heeft het bedrag van € 30.636,24 nooit in rekening gebracht naar Wegra."
2.10.Bij brief van 26 juni 2008 heeft de Douane de ontvangst van het verzoek om teruggaaf bevestigd en daarbij - voor zover van belang - het volgende opgemerkt:
"LET OP (Indien sprake is van directe vertegenwoordiging).
In beginsel zal het bedrag bij toewijzing terugbetaald worden aan de vertegenwoordigde. Wanneer het rekeningnummer van de vertegenwoordigde niet in uw verzoek om teruggaaf staat vermeld, verzoek ik u dit binnen 14 dagen na de datum van deze brief schriftelijk aan mij te verstrekken.
Voor zover het bedrag op uw rekening als vertegenwoordiger terugbetaald moet worden, dient u binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief, wanneer deze nog niet bij het verzoek tot teruggaaf is gevoegd, een machtiging van de vertegenwoordigde over te leggen. Hierin dient de vertegenwoordigde aan de Belastingdienst toestemming te verlenen dat het bedrag aan u mag worden overgemaakt.
Ik wijs u er op dat indien ten name van de vertegenwoordigde nog een invorderbare belasting bedrag open staat, dit eerst met het terug te betalen bedrag zal worden verrekend."
2.11.Bij brief van 27 juni 2008 heeft de curator van Wegra de Douane - voor zover van belang - het volgende bericht:
"Voor wat betreft de vraag aan wie door de belastingdienst moet worden terugbetaald, stel ik mij (voorshands) op het standpunt dat Wegra B.V. (als aangemerkt belastingplichtige) in juridische zin rechthebbende op de terug te storten gelden is.
Volgens art. 20 Faillissementswet omvat het faillissement het gehele vermogen van de schuldenaar (Wegra B.V.) ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft (waaronder vorderingen). Naar mijn oordeel kan dan ook door u niet bevrijdend aan een derde (Schenker) worden terugbetaald, ook niet als mocht blijken dat Schenker voor of ten behoeve van Wegra B.V. indertijd de omzetbelasting heeft voorgeschoten.
De vraag aan wie moet worden terugbetaald, valt feitelijk buiten het bestek van de bezwaarschriftprocedure. Zelfs als enkel het bezwaarschrift van Schenker als enige grond wordt verklaard (quod non), behoort op grond van de bepalingen van de faillissementswet aan Wegra B.V. (lees: de failliete boedel) te worden gerestitueerd."
2.12.Bij brief van 17 juli 2008 van Schenker aan de Douane is het verzoek om terugbetaling zoals ingediend op 20 juni 2008 omgezet in een bezwaarschrift. De omzetting is door de Douane bij brief van 23 juli 2008 bevestigd.
2.13.In de uitspraak op het bezwaar van 24 juli 2008 is het bezwaar gehonoreerd. Volgens de Douane was voldoende aangetoond dat de goederen onder de verkeerde regeling waren aangegeven, waardoor de douanerechten ten onrechte in rekening zijn gebracht. Het ten onrechte in rekening gebrachte bedrag van € 30.636,24 werd daarom terugbetaald c.q. kwijtgescholden. In deze uitspraak is over terugbetaling het volgende opgemerkt:
"Door u is verzocht het bedrag over te maken op rekeningnummer van de firma Schenker Customs Agency B.V. als zijnde vertegenwoordiger van Wegra B.V.
Schenker Customs Agency B.V. is opgetreden als vertegenwoordiger voor Wegra B.V. en is door de curator van de gefailleerde, mr L.A.M. van Vlerken van Van Gastel & Loeffen Advocaten, gemachtigd tot het doen van bezwaarschriften. De geldelijke terugbetaling hangt af van de wijze van machtiging. Schenker Customs Agency B.V. is niet gemachtigd voor het ontvangen van de terug te betalen gelden. Terugbetaling zal dan ook gedaan worden aan de gefailleerde Wegra B.V. (...). Daarnaast geldt dat betaling slechts plaats kan vinden indien er op naam van de vertegenwoordigde geen invorderbare bedragen openstaan. In het geval van openstaande invorderbare bedragen wordt het bedrag van de terugbetaling hiermee verrekend."
2.14.Bij beschikking van 11 augustus 2008 is bepaald dat als gevolg van terugbetaling van de douanerechten recht is op € 949,00 invorderingsrente.
2.15.Het op grond van de beslissing op het bezwaar terug te betalen c.q. kwijt te schelden bedrag is door de Douane verrekend met een openstaande belastingschuld van Wegra.
3.Het geschil
3.1.Schenker vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de Staat tot betaling van een bedrag van € 30.636,24, vermeerderd met invorderingsrente vanaf 16 december 2007, en van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.011,30, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.Schenker legt aan haar vorderingen - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag.
Schenker stelt dat sprake is van onverschuldigde betaling. Schenker heeft een bedrag aan douanerechten betaald waarvan is vastgesteld dat dit wettelijk niet verschuldigd was. Derhalve heeft Schenker zonder rechtsgrond betaald en heeft zij recht op teruggave van het bedrag.
Voorts vordert Schenker het door haar betaalde bedrag als schadevergoeding op basis van ongerechtvaardigde verrijking. Door het wettelijk niet verschuldigde, en dus ten onrechte ontvangen, bedrag niet aan Schenker te betalen maar te gebruiken om dit met een openstaande belastingsschuld van Wegra te verrekenen, heeft de Staat zich ongerechtvaardig verrijkt. Met de toevallige ontvangst van dit bedrag heeft de Staat zich bevoordeeld door een openstaande belastingschuld - die hij vanwege het faillissement anders niet zou hebben kunnen innen - te voldoen. Deze verrijking is ten koste van Schenker gegaan. Het verband tussen deze verrijking en de schade van Schenker is evident. Het is redelijk dat de Staat deze schade volledig vergoedt. Van de Staat mag worden verwacht dat hij zich niet op een dergelijke manier ten koste van een private partij begunstigt.
Voorts stelt Schenker dat sprake is van wanprestatie door de Staat onder de borgstellingovereenkomst. Als direct vertegenwoordiger was Schenker tot het moment van beëindiging van de verificatie zelf verplicht de douanerechten te voldoen. Uit de borgstellingovereenkomst vloeit voor Schenker de verplichting voort om als direct vertegenwoordiger zekerheid te stellen. Dit systeem brengt met zich mee dat als nadien wordt vastgesteld dat een bedrag ten onrechte (wettelijk niet verschuldigd) is betaald door de vertegenwoordiger dit bedrag aan de vertegenwoordiger wordt terugbetaald. Door de douanerechten niet aan Schenker terug te betalen maar aan Wegra, althans te verrekenen met een openstaande belastingschuld, is de Staat toerekenbaar tekortgeschoten onder de borgstellingovereenkomst.
Tot slot stelt Schenker dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door, wetende dat Schenker de douanerechten had betaald en dat Schenker gemachtigd was de douanerechten terug te vorderen, in een faillissementssituatie eenzijdig te bepalen dat de douanerechten aan Wegra worden terugbetaald, althans deze te verrekenen met een openstaande belastingschuld van Wegra die anders niet zou kunnen worden geïnd. Daarmee heeft de Staat gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en is hij daarom verplicht de schade die Schenker heeft geleden te vergoeden.
3.3.De Staat voert gemotiveerd verweer.
3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.De vorderingen van Schenker komen in de kern erop neer dat de Douane de betaalde douanerechten aan Schenker had moeten terugbetalen (en niet aan Wegra) omdat Schenker deze douanerechten heeft betaald. Het verweer van de Staat houdt in dat de vorderingen van Schenker dienen te worden afgewezen omdat de Douane de betaalde douanerechten terecht heeft terugbetaald aan Wegra (door het terug te geven bedrag te verrekenen met openstaande schulden van Wegra) en niet aan Schenker.
Partijen verwijzen beiden in de onderbouwing van hun standpunten naar (bepalingen uit) het Communautair Douanewetboek (CDW), het Handboek Douane en de omstandigheid dat Schenker handelde als direct vertegenwoordiger van Wegra.
4.2.De rechtbank overweegt als volgt. Met de aangifte van de goederen als in het vrije verkeer te brengen en de uitnodiging tot betaling (als productie 1 overgelegd door Schenker) is een douaneschuld ontstaan. Op grond van artikel 201 lid 3 CDW is de aangever de schuldenaar. Artikel 4 lid 18 CDW bepaalt dat aangever is "de persoon die in eigen naam een douaneaangifte doet of de persoon in wiens naam een douaneaangifte wordt gedaan". Uit de aangifte blijkt dat aangifte door Schenker is gedaan in naam van Wegra. Dit volgt ook uit de stellingen van beide partijen, volgens welke Schenker als direct vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 CDW voor de vertegenwoordigde Wegra de aangifte heeft verzorgd. Wegra is in deze dan ook de schuldenaar. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van Schenker dat zij, kennelijk als onderdeel van de door Wegra aan Schenker verstrekte opdracht, voor Wegra de douanerechten heeft betaald. Deze betaling is via het maandkrediet van Schenker verlopen. Dat maakt echter Schenker met betrekking tot de douaneschuld nog niet tot aangever of schuldenaar. Artikel 5 lid 2 CDW bepaalt immers dat de direct vertegenwoordiger in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde handelt. Daaruit volgt dat het handelen van de direct vertegenwoordiger in beginsel geldt als het handelen van de vertegenwoordigde en dat de vertegenwoordiger bevoegdheid heeft om de vertegenwoordigde rechtstreeks aan de wederpartij te binden. Uit de tekst noch de ontstaansgeschiedenis van het CDW is af te leiden dat het CDW met artikel 5 CDW een communautaire rechtsfiguur vertegenwoordiging in het leven heeft geroepen. De vertegenwoordiging dient derhalve - behoudens gevallen waarin het CDW zich daartegen verzet - te worden uitgelegd naar het nationale burgerlijke recht van de betreffende lidstaat, c.q. Nederland. Het voorgaande leidt ertoe dat met betrekking tot de douanerechten Wegra (en niet Schenker) de aangever en schuldenaar is en dat voor zover het de Douane aangaat Wegra (en niet Schenker) geldt als degene die de douanerechten heeft betaald.
4.3.In geval van terugbetaling of kwijtschelding ex artikel 236 CDW diende de Douane dan ook terug te betalen aan Wegra, dan wel Wegra de schuld kwijt te schelden. Wanneer herziening van een aangifte leidt tot het oordeel dat terugbetaling dient plaats te vinden, mag alleen worden terugbetaald aan de schuldenaar, ongeacht of de rechten bij invoer en andere belastingen in eerste instantie door een ander zijn betaald. Alleen degene die op grond van de communautaire bepalingen de rechten verschuldigd is geworden, kan aanspraak maken op de terugbetaling of kwijtschelding. Dat een ander dan de schuldenaar de betaling voor de schuldenaar heeft gedaan, brengt niet mee dat die ander tegenover de Douane een aanspraak op terugbetaling heeft gekregen. (HR 11-08-2006, nr. 40.848, over artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 1430/79 dat inmiddels is vervangen door artikel 878 lid 1 van de Uitvoeringsverordening Communautair Douanewetboek).
4.4.De machtiging van 7 januari 2008, waarin Wegra toestemming heeft verleend om een terug te betalen bedrag op de rekening van Schenker te storten, is achterhaald door het faillissement van Wegra en de brief van de curator van Wegra van 10 juni 2008. In deze brief valt geen machtiging voor terugbetaling aan Schenker te lezen. Beantwoording van de vraag wie (in juridische zin) rechthebbende is met betrekking tot de terugbetaling, wordt door de curator namelijk overgelaten aan de Douane, die in beginsel dient terug te betalen aan de vertegenwoordigde Wegra. Zoals hiervoor overwogen, volgt dat uit Schenkers positie als direct vertegenwoordiger en die van Wegra als vertegenwoordigde. In zijn brief van 27 juni 2008 neemt de curator het standpunt in dat aan Wegra dient te worden terugbetaald. Conclusie is dat er geen machtiging is op grond waarvan de Douane - in afwijking van de terugbetalingsverplichting jegens Wegra als vertegenwoordigde - terug had moeten betalen aan Schenker.
4.5.Aangezien het hier gaat om een betaling door Wegra, komt Schenker als vertegenwoordiger geen vordering uit onverschuldigde betaling toe. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt bovendien dat de verrijking aan de zijde van de Staat - wat daar ook van zij - niet zonder redelijke oorzaak is, zodat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
4.6.Ten aanzien van de gestelde wanprestatie overweegt de rechtbank, dat noch uit de borgstellingovereenkomst noch uit de in die overeenkomst opgenomen verplichting voor de vertegenwoordiger om zekerheid te stellen, een verplichting voor de Douane valt af te leiden om de douanerechten aan Schenker te betalen. Er kan derhalve niet geconcludeerd worden dat de Douane toerekenbaar tekort is geschoten.
4.7.Het vorenstaande voert tot de conclusie dat op grond van hetgeen door Schenker is aangevoerd niet kan worden aangenomen dat de Staat met het terugbetalen van de douanerechten aan Wegra onrechtmatig heeft gehandeld jegens Schenker ofwel wanprestatie heeft gepleegd. Overigens heeft Schenker geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die in het voorgaande niet zijn meegewogen en die een beroep op toepassing van algemene beginselen van behoorlijk bestuur zouden kunnen doen slagen. De vorderingen van Schenker zijn dan ook niet toewijsbaar.
4.8.Schenker zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op € 720,00 voor vast recht en € 1.158,00 (2 punten × tarief € 579,00) voor salaris advocaat, in totaal € 1.878,00.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af;
5.2.veroordeelt Schenker in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.878,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.verklaart de veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.