ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6065

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
373184/ HA ZA 10-2937
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van een bestelling door een modezaak

In deze zaak vordert Tessilform Netherlands B.V. betaling van een bedrag van € 7.742,14 van [gedaagde], die een modezaak exploiteert onder de naam 'Sisters by Bianca'. De vordering is gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, nadat [gedaagde] op 29 juli 2009 een bestelling had geplaatst voor de voorjaarscollectie van Patrizia Pepe. Na een daling van de verkoopcijfers heeft [gedaagde] op 18 november 2009 Tessilform verzocht de bestelling te annuleren. Tessilform heeft hierop een annuleringsfactuur gestuurd, maar [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Tessilform recht heeft op schadevergoeding, omdat [gedaagde] in verzuim was door de annulering van de bestelling. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Tessilform, voor zover deze gebaseerd is op schadevergoeding, toewijsbaar is. De schade wordt begroot op € 6.283,--, na verrekening van een creditfactuur van € 223,--. De rechtbank wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Tessilform dit onvoldoende heeft geconcretiseerd. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Tessilform.

Het vonnis is uitgesproken door mr. M.C.M. van Dijk op 18 mei 2011, waarbij de rechtbank de vordering van Tessilform grotendeels toewijst en [gedaagde] in de kosten van het geding veroordeelt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 373184/ HA ZA 10-2937
Vonnis van 18 mei 2011 - bij vervroeging
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TESSILFORM NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers,
advocaat mr. R.A. Vleeming te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk.
Partijen zullen hierna Tessilform en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 april 2011;
- de akte van de zijde van Tessilform van 15 april 2011.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.[gedaagde] exploiteert in Naaldwijk een modezaak genaamd "Sisters by Bianca". Op 29 juli 2009 heeft [gedaagde] bij Tessilform een bestelling geplaatst betreffende een selectie uit de voorjaarscollectie 2010 van Patrizia Pepe. De koopprijs bedroeg Eur 7.742,14. Zij heeft het orderformulier electronisch ondertekend. Op het orderformulier is vermeld: "First Delivery: from mid december 2009... Changes of this order will only be accepted within (de rechtbank leest: until) September 11th 2009 ...".
2.2.Bij brief van 18 november 2009 heeft [gedaagde] Tessilform geschreven:
"Wij hebben op 29/7/09 een order geplaatst voor de voorjaarscollectie (lees: Patrizia Pepe). Toen konden wij nog niet voorzien dat nu maanden later onze verkoopcijfers zo zijn gedaald, en dat wij bewust moeten schrapen in merken die het bij ons nu niet meer goed doen. Het label Patrizia Pepe vinden onze klanten nu veel te duur ...
Ik wil u dan ook vragen, tot mijn grote spijt,om de order te cancellen. Omdat nu de zaken echt een stuk minder gaan,hier geen saldo meer voor heb.
Ik hoop dat u begrip voor onze situatie op kan brengen. Ik hoop dat we in de toekomst weer zaken met elkaar kunnen gaan doen."
2.3.De bestelling is door Tessilform niet meer geleverd. Tessilform heeft een op 17 februari 2010 gedateerde annuleringsfactuur gezonden naar [gedaagde] waarin zij Eur 7.742,14 (inclusief BTW) in rekening brengt wegens de eenzijdige annulering.
2.4.[gedaagde] heeft de factuur onbetaald gelaten.
3.Het geschil
3.1.Tessilform vordert - samengevat - , na eisvermindering, betaling van voormeld bedrag, met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en proceskosten.
3.2.[gedaagde] voert verweer.
3.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Tessilform baseert haar vordering op toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst. Primair doet zij een beroep op haar algemene voorwaarden, die haar het recht geven bij eenzijdige annulering het volledige factuurbedrag in rekening te brengen. Subsidiair doet zij een beroep op de algemene wettelijke regeling bij toerekenbare tekortkoming. Uit de opstelling van Tessilform ter comparitie maakt de rechtbank op dat het haar hoe dan ook gaat om vergoeding van het factuurbedrag, maar dat nakoming van haar zijde niet meer is te verwachten. Het beroep van Tessilform op nakoming door [gedaagde] kan de rechtbank in dit licht dan ook niet plaatsen. De rechtbank begrijpt de grondslag dan aldus dat Tessilform subsidiair het bedrag van de factuur als schadevergoeding wenst.
4.2.[gedaagde] heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden betwist. Daartoe heeft zij gesteld dat de voorwaarden geen deel uit maken van de overeenkomst omdat er niet naar verwezen wordt in het orderformulier en dat zij die algemene voorwaarden nooit heeft ontvangen. Zij heeft betwist dat zij zijn afgedrukt op de orderformulieren die in haar bezit zijn en ter comparitie een exemplaar van het orderformulier laten zien met een blanco achterkant. De bewijslast voor de stelling dat [gedaagde] de algemene voorwaarden ontvangen heeft, ligt bij Tessilform. Indien zij daarin niet slaagt, komt het subsidiaire beroep van Tessilform op de wettelijke regeling bij tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst aan de orde. Uit proces-economische overwegingen zal de rechtbank allereerst deze subsidiaire grondslag beoordelen. Dienaangaande geldt het volgende.
4.3.De tussen partijen bestaande overeenkomst verplicht Tessilform tot levering van de bestelde goederen en aanvaarding van de betaling, [gedaagde] is daartegenover verbonden tot aanvaarding van de goederen en betaling van de koopprijs. De brief van 18 november 2009 kan redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan als mededeling van [gedaagde] dat zij de bestelde goederen niet wil aanvaarden omdat zij deze niet meer kan betalen. Gelet op het feit dat de levering op korte termijn te verwachten was (volgens de verklaring van [gedaagde] ter comparitie van partijen uiterlijk eind december maar in ieder geval voordat de verkoop van de kleding voor het nieuwe seizoen begint) heeft Tessilform deze brief terecht opgevat als een mededeling waaruit zij mocht afleiden dat [gedaagde] (op korte termijn) in de nakoming van haar verbintenissen zou tekortschieten. Zij wenste immers niet meer af te nemen. Daarmee treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in. Nu [gedaagde] als eerste in verzuim was had Tessilform vervolgens het recht harerzijds haar prestaties op te schorten en nakoming dan wel schadevergoeding te vorderen. Dat levering van haar kant achterwege is gebleven kan dan ook niet als toerekenbare tekortkoming gezien worden die ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde] kan rechtvaardigen.
4.4.Het zou misschien van goede communicatie hebben getuigd als Tessilform haar gevolgtrekking zou hebben bevestigd aan [gedaagde], maar de wet verplicht hier niet toe. Dat zij niet heeft gereageerd leidt er niet toe dat er daarom sprake is van een beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden. Indien [gedaagde] hiervan zeker had willen zijn had het bij uitblijven van een reactie van Tessilform op haar weg gelegen nader te informeren of Tessilform akkoord ging met beëindiging van de overeenkomst en zo niet, wat dan de gevolgen zouden zijn van haar (gedaagdes) handelwijze. Daarbij is van belang dat [gedaagde] evenals Tessilform een professioneel handelende partij is. Het achterwege laten van een reactie is derhalve evenmin te zien als een toerekenbare tekortkoming die ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde] kan rechtvaardigen. Het beroep van [gedaagde] op buitengerechtelijke ontbinding wordt derhalve afgewezen.
4.5Dit betekent dat de vordering van Tessilform, voor zover deze gebaseerd kan worden op schadevergoeding vanwege de tekortkoming van [gedaagde], toewijsbaar is. [gedaagde] heeft niet (meer) gemotiveerd aangevoerd dat de schade op een ander bedrag moet worden gesteld dan de niet voldane koopprijs, zodat de schade op grond van art. 6:97 BW op dit bedrag kan worden begroot. Overigens geldt voor schadevergoeding geen BTW opslag, zodat het factuurbedrag voor zover dit de BTW betreft niet als schadevergoeding toewijsbaar is en de schadevergoeding beperkt dient te blijven tot Eur 6.506,-- (de netto koopprijs). [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat zij nog recht heeft op voldoening van een creditfactuur van Eur 223,--. Dit bedrag leent zich voor verrekening en zal in mindering worden gebracht. Toewijsbaar is derhalve Eur 6.283,--. De gevorderde handelsrente is als zodanig niet betwist en komt dan ook voor toewijzing in aanmerking. Tegenover de betwisting van de buitengerechtelijke kosten heeft Tessilform dit deel van haar vordering onvoldoende geconcretiseerd. Daarbij komt nog dat ter comparitie is komen vast te staan dat het schikkingsvoorstel door het incassobureau aan een onjuist e-mailadres is gestuurd, zodat het [gedaagde] nooit bereikt heeft. Voor zover een beroep wordt gedaan op buitengerechtelijke werkzaamheden, die niet dienen ter inleiding van een procedure en daarmee zijn inbegrepen in de geliquideerde proceskosten, is daarmee gebleken dat zij niet hebben beantwoord aan de standaard die verwacht mag worden. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten zal dus worden afgewezen. Nu [gedaagde] overwegend in het ongelijk zal worden gesteld, bestaat aanleiding haar te veroordelen in de proceskosten. Aan het bewijsaanbod van [gedaagde] komt de rechtbank niet toe.
5.De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Tessilform van Euro 6.283,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art.6:119a BW met ingang van 27 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Tessilform tot op heden begroot op Eur 387,89 aan verschotten en Euro 768,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.M. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.