ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ5835

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
368704 - HA ZA 10-2133
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door de Staat bij inbeslagname van paarden en pony's

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], een schadevergoeding van de Staat der Nederlanden naar aanleiding van de inbeslagname van zijn drie pony's en een paard op 21 december 2004 door de Algemene Inspectie Dienst. Eiser stelde dat de dieren bij inbeslagname een gezamenlijke waarde van € 12.500,- vertegenwoordigden, terwijl de Staat ze voor slechts € 750,- had verkocht. Eiser betoogde dat het Openbaar Ministerie in strijd had gehandeld met de wet door een machtiging tot vervreemding af te geven zonder een correcte waardebepaling van de dieren. De rechtbank beoordeelde de waarde van de dieren op basis van verschillende taxatierapporten en concludeerde dat de verkoopprijs niet onredelijk laag was, maar in lijn met de slachtwaarde van de dieren. De rechtbank wees de vordering van eiser af, oordelend dat hij niet had aangetoond dat de waarde van de dieren bij inbeslagname substantieel hoger was dan de verkoopprijs. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de Staat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 368704 / HA ZA 10-2133
Vonnis van 23 maart 2011 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat aanvankelijk mr. K.R. Koopman te Utrecht, thans mr. W. Vahl te Barneveld,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Justitie - Openbaar Ministerie alsmede het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - Dienst Regelingen),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. W.B. Gaasbeek te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 juni 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord van 22 september 2010, met productie;
- het tussenvonnis van 6 oktober 2010, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de (ambtshalve) beschikkingen van 1 november 2010 en 25 november 2010 ter bepaling van een comparitiedatum;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 december 2010 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de akte overlegging producties van 13 december 2010 aan de zijde van [eiser];
- de antwoordakte van 31 december 2010 aan de zijde van de Staat, met producties;
- de antwoordakte van 2 maart 2011 aan de zijde van [eiser].
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Op 21 december 2004 zijn onder [eiser] drie pony's en een paard door de Algemene Inspectie Dienst in beslag genomen op verdenking van - kort gezegd - verwaarlozing.
2.2.De Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: Dienst Regelingen) is aangewezen als bewaarder in de zin van artikel 118 lid 1 Sv. Op 22 december 2004 heeft de Officier van Justitie een machtiging tot vervreemding verstrekt in de zin van artikel 117 lid 1 Sv.
2.3.Op 5 januari 2005 heeft een dierenarts, [A], met betrekking tot de in beslag genomen dieren een diergeneeskundige verklaring opgesteld. In de verklaring is - onder meer - opgenomen:
"De ondergetekende verklaart op 21 december 2004 in opdracht van de dienst Levende Have van de politie regio Utrecht, 3 in beslag genomen pony's en 1 paard te hebben onderzocht. (...)
Pony 1: 2,5 jarige zwarte hengst, druipkol en enkele witte haren op de neusrug, sneb, witte vlek onderlip, RV witte vlek kroonrand, LV sok achter oplopend LA en RA half witbeen voor oplopend
* Overmatige conditie
* Enkele korstjes op borst en flank, geen tekenen van jeuk.
* Verder algemeen lichamelijk onderzoek vertoonde geen afwijkingen
Pony 2: 5 jarige Shetlander hengst vosbont, onregelmatige kol, sneb, witte onderlip
* Overmatige conditie, wat mottig in het haar
* Op rug en achterhand enige korstjes
* Verder algemeen lichamelijk onderzoek vertoonde geen afwijkingen
Pony 3: l0 jarige schimmel ruin met donkere manen
* Goede conditie
* Links op de neusrug een klein wondje bij sonderen bleek het niet tot op het bot te zijn en gaf geen problemen voor de pony.
* Gebit beiderzijds boven haken op de kiezen
* Verder algemeen lichamelijk onderzoek vertoonde geen afwijkingen
Paard: 9 jarige vos merrie, druipkol met onderbroken bles uitlopend in een sneb, RV sokje achter oplopend
* Goede conditie
* Links boven een haak op de eerste kies,
* Aan de linker onderkaak een harde niet pijnlijke buIt ongeveer 1,5 cm in doorsnede, lijkt voor het dier geen problemen te geven.
* Links achter op de laterale hoefbal een niet pijnlijke verdikking, lijkt een oude hoefbal verwonding.
* Verder algemeen lichamelijk onderzoek vertoonde geen afwijkingen
Bij mest onderzoek werd geen wormbesmetting vastgesteld. Geadviseerd wordt om bij de twee dieren met de haken op de kiezen het gebit te verzorgen.
(...)"
2.4.De Dienst Regelingen heeft de drie pony's en het paard op 22 februari 2005 bij opbod verkocht voor een totaalbedrag van € 750,-.
2.5.Het gerechtshof Amsterdam heeft in een beschikking van 16 januari 2009 het door [eiser] ingestelde klaagschrift ex artikel 552a Sv gegrond verklaard en op basis van artikel 119 lid 2 Sv de teruggave aan [eiser] gelast van het bedrag van € 750,- dat de dieren bij verkoop hebben opgebracht. Op 12 maart 2010 heeft de Dienst Regelingen [eiser] schriftelijk bericht dat tot uitbetaling van € 750,- zal worden overgegaan. De feitelijke uitbetaling heeft op of omstreeks 15 april 2010 plaatsgevonden.
3.Het geschil
3.1.[eiser] vordert - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank de Staat zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 11.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2005, dan wel de datum van de verkoop en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten.
3.2.Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat de Staat onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
Primair voert [eiser] daartoe aan dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in strijd heeft gehandeld met een wettelijk voorschrift, te weten artikel 117 lid 2 onder b Sv jo artikel 10 lid 3 Besluit inbeslaggenomen voorwerpen. [eiser] betwist in dit kader dat de kosten van bewaring niet meer in redelijke verhouding stonden tot de waarde van de dieren, nu volgens [eiser] de dieren op het moment van inbeslagname gezamenlijk ten minste een waarde van € 12.500,- vertegenwoordigden. Het OM had daarom geen machtiging tot vervreemding mogen afgeven.
Subsidiair voert [eiser] daartoe aan dat de Dienst Regelingen geen waardebepaling heeft laten uitvoeren, zoals in artikel 14 Besluit inbeslaggenomen voorwerpen nader is bepaald. Wanneer aannemelijk is dat de waarde van het voorwerp meer bedraagt dan € 2.250,- , dient het oordeel van ten minste één persoon - die geacht kan worden goed op de hoogte te zijn van de marktprijzen van dergelijke voorwerpen - te worden verkregen, aldus [eiser].
Meer subsidiair voert [eiser] aan dat de Dienst Regelingen de dieren heeft verkocht voor een onredelijk lage verkoopprijs. Dat betekent volgens [eiser] dat niet de verkoopprijs, maar de waarde aan hem dient te worden uitbetaald.
3.3.De Staat voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
De waarde van de dieren bij inbeslagname
4.1.De rechtbank constateert dat de kern van het geschil tussen partijen zich toespitst op de waarde van de dieren bij inbeslagname. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat het aan [eiser] is te stellen (en zonodig te bewijzen) dat de waarde van de dieren gezamenlijk (ongeveer) € 12.500,- bedroeg, althans beduidend meer dan € 750,-, nu hij op basis van die stelling betoogt dat hij schade heeft geleden.
4.2. Ter onderbouwing van zijn stelling met betrekking tot de waarde van de dieren bij inbeslagname, heeft [eiser] een verklaring van de heer [B] in het geding gebracht. Hierin is - onder meer - opgenomen:
"Hierbij verklaar ik, de heer [B], erkend paardenhandelaar, stalhouder en hengstenhouder het navolgende:
(...)
Paard Karène
(...)
Conclusie Karène
Karène werd een halfjaar voor inbeslagname gekocht door [eiser] op de renbaan
Duindigt voor een bedrag van € 9.000,-. Gelet op haar goede conditie, het feit dat het paard goede NDR-papieren (Nederlandse draf- en rensport) c.q. stamboek heeft en nog veelvuldig werd bereden, ben ik van mening dat dit paard, ten tijde van de inbeslagname een waarde vertegenwoordigde van ongeveer € 9.000,- / € 9.500,-. Bovendien werd Karène gebruikt als fokpaard en heeft zij een tweetal veulens gekregen, welke inmiddels eveneens renpaarden zijn.
Pony Maddox
(...)
Conclusie Maddox
Maddox is een stamboekpony en werd in 2003 aangekocht voor een bedrag van € 500,-. Nu het een pony betreft met een zeer goed stamboekpapier en het de bedoeling was de pony met 2,5 jaar te beleren voor diverse evenementen kan de waarde worden geschat op € 1.000,-.
Opgemerkt dient te worden dat een overmatige conditie van de pony geen invloed heeft op de uiteindelijke waarde van het dier.
Pony Pedro
(...)
Conclusie Pedro
Pedro werd in 1999 aangekocht voor een bedrag van ? 550,-, hetgeen ongeveer € 250,-betreft. Pedro werd jarenlang beleerd en voorts werd hij voor verschillende evenementen gebruikt om aldaar te worden bereden. Deze gebruikspony kon dan ook, ten tijde van de inbeslagname, worden getaxeerd op een waarde van € 2.000,-
Pony Gismo
(...)
Conclusie Gismo
Gismo werd aangekocht voor een bedrag van € 300,-. Gelet op de lichamelijke toestand van de pony kan de waarde worden getaxeerd op een bedrag tussen de € 300,- en € 350,-.
Algehele conclusie
Opgemerkt dient te worden dat ik de pony's en het paard niet alleen op papier ken, maar hen ook daadwerkelijk heb gezien voor de inbeslagname. Het feit dat het paard en een van de pony's haken op de kiezen had, is geen reden om aan te nemen dat de lichamelijk conditie van het dier slecht is of de verkoopwaarde hierdoor daalt. Haken op de kiezen is een zeer veel voorkomend probleem bij paarden en pony's. Dit kan ontstaan door een verkeerde slijtage van de kiezen en kan op alle leeftijden voorkomen.
Het bedrag waarvoor de vier dieren uiteindelijk zijn gekocht, is nog ver onder de slachtwaarde en mede gelet daarop onbegrijpelijk. (...)
Ik ben van mening dat de vier dieren tezamen, ten tijde van de inbeslagname, minimaal een
waarde van € 12.500,- hadden moeten vertegenwoordigden."
4.3.De Staat heeft vervolgens een rapport in het geding gebracht van W.J.M. Wagenmans. In het rapport is - onder meer - opgenomen:
"Heden, 22 december 2010, heb ik beëdigd taxateur W.J.M. Wagenmans op verzoek van het
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij monde van de [C], coördinator I.B.G. bij Dienst Regelingen een beoordeling gemaakt betreffende de handelswaarde van in beslag genomen paarden en pony's.
De dieren zijn in beslaggenomen bij de Heer [eiser] op 21 december 2004, (...).
Ondergetekende heeft vanaf 1974 een veehandelsbedrijf en is vanaf 1990 gekwalificeerd als
taxateur levend vee.
Vanaf 1990 taxaties voor de Gezondheidsdienst voor Dieren.
Vanaf 1991 taxaties voor de Algemene Inspectie Dienst(AID) en Dierenbescherming.
Vanaf 1994 taxaties voor Rijksdienst Vee en Vlees (RVV) nu VWA.
Vanaf die periode ben ik als taxateur ook betrokken geweest hij dierziekte uitbraken zoals de varkenspest, blaasjesziekte, BSE, mond en klauwzeer, Q-koorts e.d.
Tevens voer ik taxaties uit voor verzekeringsmaatschappijen en particulieren.
Vraagstelling: -wat was de handelswaarde van de dieren ten tijde van de inbeslagname?
-hoeveel brachten dergelijke dieren in die periode ongeveer op de vrije markt op?
-hoe zit het met de registratie van de paarden.
Wat betreft het beantwoorden van de vragen aan de hand van de door de landsadvocaat gestuurde stukken waarop ik mijn bevindingen heb gebaseerd het volgende:
Ik kan niet vaststellen of de paarden die in beslag genomen zijn dezelfde paarden zijn als die beschreven worden in de akte "overleggen produkties" van Van Boom Advocaten.
Transacties bij koop en verkoop van paarden worden bij professionele handelaren administratief bij gehouden en betalingen van dergelijke bedragen (€ 9000,--) worden door middel van een factuur per bank betaald .Ook particulieren hebben dit soort bedragen niet in de keukenla liggen en zullen dit in de meeste gevallen ook via de bank regelen.
Als men een paard van € 9000,-- koopt heeft men hier een bepaald doel mee voor ogen, oftewel sport bedrijven of voor de fokkerij.
De waarde van in dit geval drafsport wordt bepaald door de prestaties die het paard geleverd heeft. Op het moment dat zo'n paard geblesseerd raakt of het is niet snel genoeg meer dan zakt de waarde terug naar doodswaarde c.q. slachtwaarde.
Heeft men het paard voor de fokkerij dan moet de bloedlijn bijzonder zijn.
Het paard zou dan eventueel drachtig moeten zijn en dit zou aangetoond kunnen worden door dekkingsbewijzen van de dekhengst of de bij de inbeslagname gedane drachtigheidstest door de dierenarts maar dan nog moet er een dekkingsbewijs bij zijn.
Als ik dan in ogenschouw neem hoe de paarden gehuisvest waren, dan acht ik het niet aannemelijk dat de paarden voor de fokkerij of rensport gebruikt zijn.
Dierenarts [A] stelt in zijn rapport van 5 januari 2005 dat de paarden een goede en overmatige konditie hebben. Daaruit concludeer ik dat de paarden goed bevleesd en zelfs vettig zijn. Een gemiddeld karkas van een draver weegt ongeveer 300 kg geslacht gewicht met een kg prijs van € 2,--.
Shetland hengstpony's hadden een slachtwaarde van ongeveer € 250,-- per stuk.
Kortom, het is reeël om te stellen dat dit paard een slachtwaarde vertegenwoordigt van 300 kg geslacht gewicht â € 2,-- per geslachte kg is € 600,--.
Bij de andere mannelijke pony's geldt dat mocht men de pony's voor de dekkerij gebruiken men deze dekkingen ook officieel registreert en er dekkingsbewijzen verstrekt worden.
De pony's staan dan ook als zodanig ingeschreven.
De waarde van de hengst wordt bepaald door het aantal dekkingen.
Goede afstammingspapieren zijn leuk maar geen euro waard als de pony niet presteert.
Hierdoor vallen we weer snel terug op de slachtwaarde van deze pony's en zal de handelswaarde ongeveer € 250,-- per stuk zijn geweest.
Bij verkoop op de vrije markt bepaalt vraag- en aanbod de prijs.
Als basis kan men uitgaan van de slachtwaarde.
Als er op de markt vraag is naar een bepaald type paard of pony, van bijvoorbeeld een bepaalde kleur, afstamming, leeftijd of aaibaarheidsgehalte dan kan de prijs al snel een paar honderd euro hoger zijn dan de slachtwaarde.
Deze meerwaarde ziet men vooral bij de vrouwelijke paarden.
Bij de mannelijke paarden kan men uitgaan van slachtwaarde (uitzonderingen daargelaten).
In geval dat de paarden "beleerd" zijn, dwz. dat de paarden mak zijn gemaakt en men erop kan rijden of voor de wagen kan spannen dan kan dit ook van invloed zijn op de waarde.
Dit ligt uiteraard ook weer aan het karakter en het gedrag van de paarden.
In dat geval zijn de paarden € 100,-- tot 200,-- meer waard.
(...)
Op basis van de verklaring van dierenarts [A] van 5 januari 2005 concludeert ondergetekende dat de paarden redelijk bevleesd en zelfs vettig (dik) waren.
Hier en daar beschadigingen hadden, haken op de kiezen en verdikking hadden.
Dit duidt op enige verwaarlozing en vooral eenzijdige voeding waardoor vervetting ontstaat met kans op koliek.
Koliek is een ziekte die voorkomt aan het maagdarmkanaal en ontstaat doordat paarden in een schrale wei lopen en daardoor teveel zand eten.
Tevens heeft een te dik paard kans op hyperlimie (vet in het bloed).
Als een paard een goede konditie heeft dan is ze niet vet, heeft redelijk vlees, heeft kleur en glans, is rank, fit en attent en temperamentvol.
De hoeven zijn dan goed verzorgd en het gebit is in orde zodat de dieren het voer goed kunnen verwerken en er geen verstoring in het verteringsstelsel ontstaat.
Uitgebalanceerde voeding is essentieel voor een goede konditie.
Samenvattend:
De geschatte waarde van de dieren ten tijde van de inbeslagname was:
Paard € 600,--
3 pony's € 750,--
De geschatte waarde van de dieren ten tijde van de inbeslagname op de vrije markt was:
Paard € 800,--
3 pony's € 750,--"
4.4.[B] komt met betrekking tot het paard tot een waardering van € 9.000,- op grond van de volgende kenmerken. [eiser] zou het paard, Karène genaamd, zes maanden vóór inbeslagname voor € 9.000,- hebben aangekocht, het paard zou over goede Nederlandse draf- en rensport papieren beschikken, bereden worden en gebruikt worden als fokmerrie hetgeen waardeverhogende factoren zijn (vergelijk onder r.o. 4.2).
4.5.De rechtbank constateert - met de Staat - dat [eiser] geen aankoopbewijs heeft overgelegd. Daarbij merkt de rechtbank op dat het haar niet aannemelijk voorkomt dat [eiser] - zonder overeenkomst of betalingsbewijs - voor het paard contant € 9.000,- heeft betaald zes maanden vóór inbeslagname. Enerzijds omdat de Staat met de verklaring van Wagenmans de stelling van [eiser] heeft weersproken dat het in de paardenhandel gebruikelijk is contant af te rekenen (zie onder r.o. 4.3). Anderzijds omdat [eiser] zelf heeft verklaard dat hij vanaf drie maanden voor de inbeslagname geen geld meer had om de dieren te verzorgen omdat hij geen geld meer had ontvangen van zijn uitkering (vergelijk het proces-verbaal van verhoor, overgelegd als productie 4 bij conclusie van antwoord). Daaruit maakt de rechtbank op dat hij voorafgaand aan die drie maanden van een uitkering leefde. Dat hij in die periode contant € 9.000,- heeft gehad voor de aankoop van een paard, acht de rechtbank niet aannemelijk.
4.6.Voorts heeft [eiser] geen Nederlandse draf- en rensportpapieren noch stamboekpapieren overgelegd waaruit blijkt dat het paard dezelfde is als de merrie genaamd Karène. De stamboekgegevens met betrekking tot de merrie Karène (zoals overgelegd als productie 21 en 22 bij akte overlegging producties van 10 december 2010 aan de zijde van [eiser]) betreffen algemeen toegankelijke internetpagina's waaruit niet volgt dat [eiser] ten tijde van de inbeslagname eigenaar was van deze merrie. Dat betekent dat [eiser] niets heeft overgelegd waaruit kan volgen dat het onderhavige paard stamboekgegevens bezat of in het verleden als fokmerrie is gebruikt.
4.7.Met betrekking tot de pony's heeft [eiser] evenmin iets overgelegd waaruit kan volgen wat de aankoopprijs is geweest die hij heeft betaald. Met verwijzing naar r.o. 4.6 heeft [eiser] ook met betrekking tot één van de pony's niets overgelegd waaruit zou kunnen volgen dat het de pony met stamboekgegevens genaamd Maddox zou betreffen.
4.8.Wagenmans heeft daarnaast - onweersproken - verklaard dat, verkort weergegeven, prestaties van het paard dan wel de pony's in het verleden niet doorslaggevend zijn voor een waardebepaling. Bij een paard dat voor de draverij wordt gebruikt, zijn de drafprestaties op het moment van verkoop van belang. Indien het gaat om een fokmerrie dan wel dekhengst dienen een drachtigheidstest en/of dekkingsbewijzen bij verkoop overgelegd te kunnen worden om een hogere prijs te kunnen verkrijgen. Dat sprake was van dergelijke prestaties van het paard dan wel de pony's op moment van inbeslagname is door [eiser] op geen enkele wijze aangetoond.
4.9.De rechtbank volgt Wagenmans dan ook dat voor de bepaling van de waarde van de dieren de slachtwaarde van (€ 600,- + € 750,- =) € 1.350,- in dit geval het uitgangspunt dient te zijn. Daarbij verwerpt de rechtbank de stelling van [eiser] dat de verklaring van Wagenmans onbruikbaar is omdat hij de paarden niet heeft gezien en partijdig zou zijn daar hij al lange tijd werkzaamheden voor de Staat verricht. De rechtbank oordeelt dat de enkele omstandigheid dat Wagenmans regelmatig taxaties voor "de Staat" verricht niet zonder meer partijdigheid met zich brengt. "De Staat" omvat vele diensten en organen en Wagenmans verricht eveneens regelmatig taxaties voor verzekeraars en particulieren. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verklaring van Wagenmans partijdig zou zijn. Dat Wagenmans de dieren niet heeft gezien, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang. Wagenmans heeft de conditie van de dieren afgeleid uit het rapport van de dierenarts (zie onder 2.3), aan welk rapport ook [B] in zijn taxatierapport refereert. Vervolgens heeft Wagenmans de prijs van het paard vastgesteld op basis van een - onweersproken gebleven - geschat aantal kilo's vermenigvuldigd met een - eveneens onweersproken gebleven - kiloprijs van € 2,- (vergelijk onder 4.3). Voor de pony's gelden zijns inziens - onweersproken - gemiddelde standaard slachtprijzen.
Grondslagen van de vordering
4.10.De rechtbank constateert dat de primaire en subsidiaire door [eiser] aangehaalde grondslagen (zie onder 3.2) zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat de gezamenlijke waarde van de dieren op het moment van inbeslagname ongeveer € 12.500,- bedroeg dan wel meer dan € 2.250,-. Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat de waarde van de dieren op dat moment ongeveer € 1.350,- bedroeg (vergelijk r.o. 4.9), behoeven deze grondslagen geen bespreking meer.
4.11.Meer subsidiair stelt [eiser] dat de dieren voor een onredelijk lage verkoopprijs zijn verkocht (vergelijk onder 3.2).
De rechtbank volgt de Staat in zijn verweer dat een verkoopprijs die ongeveer € 600,- onder de handelswaarde van de dieren ligt, weliswaar laag is, maar niet onredelijk laag. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de dieren bij opbod aan de hoogste bieder zijn verkocht. Als onweersproken staat vast dat deze wijze van verkoop in de gegeven omstandigheden geschikt was om een zo hoog mogelijke opbrengst te genereren.
4.12.Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vordering af,
5.2.veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.130,- aan salaris advocaat en € 317,- aan verschotten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.