ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ5651

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Reg.nr.: AWB 09/5698 WMO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [A], en de ISD Bollenstreek, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een bakfiets voor haar dochter [B], die een afweerstoornis heeft en daardoor beperkt is in haar mobiliteit. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op basis van het argument dat een bakfiets als een algemeen gebruikelijke voorziening wordt beschouwd. Eiseres betwistte deze afwijzing en stelde dat de specifieke eisen voor de bakfiets, zoals het kunnen dragen van een zuurstoffles en een instapdeurtje, deze niet algemeen gebruikelijk maken.

De rechtbank overwoog dat volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voorzieningen alleen worden verstrekt als deze niet algemeen gebruikelijk zijn. De rechtbank concludeerde dat de aanschaf van een bakfiets voor jonge gezinnen gebruikelijk is en dat de specifieke aanpassingen die eiseres wenst, zoals trapondersteuning, niet voldoende zijn om de bakfiets als niet algemeen gebruikelijk te kwalificeren. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen in de Wmo en de Verordening maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek, die bepalen dat voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, niet worden verstrekt.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de aanpassingen voor de bakfiets, die mogelijk niet algemeen gebruikelijk zijn, wel voor rekening van verweerder komen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van wat als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd in het kader van de Wmo. Eiseres had geen bewijs geleverd dat de door haar gewenste bakfiets substantieel duurder was dan de gebruikelijke modellen, waardoor de rechtbank de afwijzing van de aanvraag door verweerder bevestigde.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/5698 WMO
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[A], wonende te [plaats], eiseres,
gemachtigde mr. P.J.L.J. Duijsens
en
ISD Bollenstreek, Intergemeentelijke Sociale Dienst, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Bij besluit van 30 maart 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van een bakfiets ten behoeve van haar dochter [B], afgewezen.
Bij besluit van 8 juli 2009 heeft verweerder, overeenkomstig het advies van Adviescommissie bezwaarschriften van 2 juni 2009, het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 12 augustus 2009, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 november 2010 heeft eiseres meegedeeld dat het door de rechtbank aangeboden mediationtraject niet is geslaagd.
Het beroep is op 14 april 2011 ter zitting behandeld.
Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Noorlander.
II OVERWEGINGEN
Eiseres heeft op 19 januari 2009 ten behoeve van haar dochter [B], een aanvraag in het kader van de Wmo ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een bakfiets.
[B] heeft een afweerstoornis als gevolg waarvan haar longcapaciteit 40 tot 45% bedraagt. Hierdoor kan zij zeer beperkt inspanning leveren. Zij kan niet zelfstandig meefietsen. Verweerder heeft een aanhangfiets achter de fiets van de ouder of een bakfiets voorgesteld. De voorkeur van eiseres gaat uit naar een bakfiets omdat op deze wijze ook een buggy en zonodig extra zuurstof kan worden meegenomen.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat een bakfiets een algemeen gebruikelijke voorziening is. Dergelijke fietsen zijn in reguliere fietsenwinkels verkrijgbaar, waarbij de prijzen variëren van € 700,-- tot € 1.600,-- . De bakfietsen worden door ouders met jonge kinderen veel gebruikt.
De aanpassingen die eventueel nodig zijn voor het vervoer van de buggy en zuurstoffles komen daarentegen wel voor rekening van verweerder omdat deze aanpassingen niet algemeen gebruikelijk zijn.
Eiseres heeft in beroep betwist dat een bakfiets in haar geval een algemeen gebruikelijke voorziening is. Niet iedere bakfiets is geschikt. De bakfiets moet in het geval van eiseres het gewicht van de zuurstoffles en het gewicht van haar dochter kunnen dragen. Daarnaast moet de fiets voorzien zijn van een instapdeurtje zodat [B] zelf in kan stappen. Voorts moet de fiets voorzien zijn van trapondersteuning zodat eiseres ook heuveltjes op kan fietsen. Bovendien is het niet algemeen gebruikelijk om een kind van 6 jaar nog te vervoeren in een bakfiets.
In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wmo is - voor zover hier van belang -bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, van deze wet ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel houdt het college bij het bepalen van de voorziening rekening met de persoonskenmerken en de behoeften van de aanvrager, alsmede met de capaciteit van aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Artikel 5, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat de gemeenteraad, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet, bij verordening regels vaststelt over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
Op 1 april 2009 is de Verordening maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek 2009 (hierna: Verordening) in werking getreden.
In artikel 1.2, tweede lid onder b van de Verordening is bepaald dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor de persoon als de belanghebbende algemeen gebruikelijk is.
Volgens artikel 1.1, onder o, van de Verordening wordt onder algemeen gebruikelijk verstaan naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.
In artikel 1.3.2. van het Verstrekkingenbeleid maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek wordt beschreven wat verweerder bedoeld met de term algemeen gebruikelijk.
Indien een voorziening voor een persoon als de belanghebbende algemeen gebruikelijk is, wordt geen voorziening toegekend.
Het is duidelijk dat dit soort voorzieningen niet verstrekt zal worden, juist omdat ze algemeen gebruikelijk zijn. Het aanpassen van de woning of het wooncomplex aan de eisen van deze tijd valt buiten de werkingssfeer van de Verordening.
De ISD Bollenstreek zal bij het bepalen van de grens tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is, de besluitvorming meten aan algemeen maatschappelijke normen en aansluiten bij de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en Arrondissementsrechtbank omtrent het begrip algemeen gebruikelijk.
Om te bepalen of een voorziening algemeen gebruikelijk is, moet in ieder geval vaststaan dat aan drie, door de CRvB vastgestelde, criteria wordt voldaan:
1. Het moet gaan om een voorziening die niet speciaal voor mensen met beperkingen is bedoeld; met andere woorden een voorziening die ook door niet-gehandicapten normaal wordt gekocht.
2. De voorziening dient in de reguliere handel verkrijgbaar te zijn.
3. De voorziening moet een prijs hebben die niet buitengewoon hoog is, waardoor de voorziening voor grote groepen bereikbaar wordt.
Het college moet dus op grond van artikel 1.2, tweede lid onder b van de Verordening beoordelen of de bakfiets voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is de strekking van bepalingen als deze te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover zou (hebben kunnen) beschikken als hij niet gehandicapt zou zijn geweest (zie bijvoorbeeld CRvB 17 november 2009, LJN BK5657).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de criteria van het verstrekkingenbeleid en de vaste jurisprudentie van de CRvB op juiste gronden de aanvraag van eiseres afgewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De aanschaf van een bakfiets is, gelet op de gezinssamenstelling, voor eiseres algemeen gebruikelijk. Een bakfiets wordt immers door veel jonge gezinnen gebruikt. Dat eiseres deze bakfiets specifiek voor haar gehandicapte dochter wenst te gebruiken, maakt dit niet anders. Een bakfiets is niet speciaal voor het vervoer van gehandicapten. Voorts is de bakfiets te koop in de reguliere fietsenhandel en is deze niet duurder dan vergelijkbare producten. Verweerder heeft al toegezegd dat de aanpassingen vergoed zullen worden.
Voor zover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat de bakfiets die zij nodig heeft duurder, namelijk circa € 2.000,--, is dan de gebruikelijke fietsen overweegt de rechtbank dat eiseres dit niet nader heeft onderbouwd.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de door eiseres gewenste bakfiets mogelijk duurder is dan de gemiddelde bakfiets. Op het college rust dan de onderzoeksplicht om te beoordelen of de bakfiets in het geval van eiseres tot het normale aanschaffingspatroon kan worden gerekend. Eiseres heeft echter geen inkomensgegevens willen overleggen, zodat verweerder niet heeft kunnen beoordelen of eiseres de bakfiets kan betalen.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A. Dirks, in tegenwoordigheid van de griffier S.V. de Bart-van der Vegte.
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.