ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ4756

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/11591
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. de Kuijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van vreemdeling en zicht op uitzetting binnen redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, eiser, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder. Eiser was in vreemdelingenbewaring gesteld en heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 april 2011, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, en verweerder vertegenwoordigd was door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Tijdens de zitting is ook een tolk in het Frans aanwezig geweest.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. De rechtbank baseert deze conclusie op het feit dat de autoriteiten van Guinee op 27 januari 2011 een laissez-passer (lp) hebben afgegeven, welke door de DT&V is opgehaald. Dit staat in contrast met eerdere uitspraken van nevenzittingsplaatsen, die hadden geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om zijn medewerking te verlenen aan zijn terugkeer en dat hij pogingen moet ondernemen om aan de benodigde documenten te komen.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te stellen dat het voortduren van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is ondertekend door rechter J.C. de Kuijer en griffier C. Groenewegen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 11/11591, V-nummer: [nummer],
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geding tussen
[naam eiser], eiser,
gemachtigde: mr. D.J. van der Bij, advocaat te Drachten,
en
de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft eiser op 11 november 2010 in vreemdelingenbewaring gesteld.
1.2. Bij faxbericht van 5 april 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, nadat de rechtbank het vorige beroep van eiser tegen het voortduren van zijn bewaring bij uitspraak van 3 maart 2011 ongegrond heeft verklaard.
1.3. De zaak is op 15 april 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Westerhuis, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Voorts is ter zitting verschenen J.C. Ingenhoes, tolk in het Frans.
1.3. De rechtbank heeft het onderzoek heropent en verweerder verzocht nadere informatie te verstrekken.
1.4. Bij faxbericht van 18 april 2011 heeft verweerder de gevraagde informatie verstrekt en een nadere standpuntbepaling aan de rechtbank toegezonden.
1.5. Bij faxbericht van 19 april 2011 heeft eiser gereageerd op het faxbericht van 18 april 2011 van verweerder en heeft hij de rechtbank toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen op zijn beroep.
1.6. Bij faxbericht van 19 april 2011 heeft verweerder de rechtbank toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen op het beroep van eiser.
1.7. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), gelezen in samenhang met het eerste lid van deze bepaling, verklaart de rechtbank het beroep tegen het voortduren van de vrijheidsontneming gegrond indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2.2. Eiser heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Bij uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2011 (AWB 11/5566) heeft de rechtbank geoordeeld dat nu er gedurende veertien maanden geen laissez-passers (hierna: lp) zijn verstrekt, niet gezegd kan worden dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn aanwezig is. Verder vindt er onderzoek plaats naar aanleiding van eisers aangifte c.q. verklaringen omtrent seksueel misbruik in Nederland. Er is nog geen beslissing genomen of eiser in het bezit kan worden gesteld van een zogenaamde B9-vergunning. Er kan dan ook volstaan worden met een lichter middel. Inmiddels is er namens de Nederlandse autoriteiten wel een gesprek geweest met de autoriteiten uit Guinee, maar voorlopig zonder resultaat.
2.3. Verweerder heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Het onderzoek bij de autoriteiten van Guinee loopt nog altijd. Er wordt regelmatig gerappelleerd en er worden vertrekgesprekken gehouden. Daarnaast is er in januari 2011 nog een lp toegezegd door de autoriteiten van Guinee, welke door DT&V is opgehaald. Voor een lichter middel is er, gelet op de gronden van de maatregel, geen aanleiding.
2.4. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.4.1. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn niet. Niet op voorhand valt uit te sluiten dat de autoriteiten van Guinee binnen redelijke termijn alsnog een lp voor eiser zullen afgeven. Anders dan de nevenzittingsplaatsen Assen (LJN: BP9600) en Roermond (LJN: BP7945) hebben overwogen heeft verweerder bij fax van 18 april 2011 aangetoond dat op 27 januari 2011 een lp is afgegeven door de Guinese autoriteieten welke door DT&V is opgehaald. Gelet hierop, alsmede op wat in de uitspraken van de nevenzittingsplaatsen Assen en Roermond is overwogen, is er geen aanleiding te stellen dat zicht op uitzetting ontbreekt. Het feit dat op 27 januari 2011 een lp is afgegeven en er in dat geval een origineel identiteitsbewijs aanwezig was, maakt voorgaande niet anders. Ondanks dat ook in die procedure de veemdeling bij zijn presentatie had aangegeven niet terug te willen, is immers een LP verstrekt. Bovendien is het eisers rechtsplicht om zijn volledige medewerking te verlenen aan zijn terugkeer. Wat dat betreft mag van eiser worden verwacht dat hij pogingen onderneemt om aan (originele) documenten te komen.
2.4.2. Gelet op de gronden van de maatregel mag verweerder gevaar van onttrekking aan de uitzetting nog altijd aanwezig achten en kan hij in redelijkheid afzien van toepassing van een lichter middel dan bewaring.
2.4.3. Ook overigens bevat het betoog van eiser geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het voortduren van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Dat er nog geen beslissing is genomen in de zogenaamde B9-vergunning maakt dat niet anders.
2.5. Het beroep is derhalve ongegrond.
Er is geen grond voor schadevergoeding.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. J.C. de Kuijer, rechter, en door deze en C. Groenewegen, griffier, ondertekend.