ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ4183

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-33549
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens onbekende bestemming en gebrek aan adreswijziging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Guinese nationaliteit en de Minister voor Immigratie en Asiel. De eiser had verzocht om uitzetting achterwege te laten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. De eiser was met onbekende bestemming vertrokken en had geen adreswijziging doorgegeven aan de autoriteiten. De gemachtigde van de eiser stelde dat hij telefonisch contact had gehad met zijn cliënt, maar dit werd door de rechtbank als onvoldoende beschouwd om aan te nemen dat de eiser nog in Nederland verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 25 mei 2010 zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten en dat er geen bewijs was dat hij zich nog in Nederland bevond. De rechtbank heeft daarom besloten dat de eiser geen belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 24 september 2010, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van adreswijzigingen door vreemdelingen en de gevolgen van het ontbreken van bewijs van verblijf in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 10/33549
Uitspraak in het geschil tussen:
[eiser],geboren op [geboortedatum] 1984,
V-nummer [V-nummer],
eiser,
van Guinese nationaliteit,
gemachtigde: mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer,
en
DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL,
(Immigratie-en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.C. aan het Goor, ambtenaar ten departemente.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij brief van 3 december 2008 heeft eiser op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) aan verweerder verzocht uitzetting achterwege te laten. Verweerder heeft bij besluit van 10 mei 2010 afwijzend op de aanvraag beslist. Eiser heeft daartegen op 7 juni 2010 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 24 september 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Bij beroepschrift van 24 september 2010 heeft eiser tegen het hiervoor genoemde besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiser heeft op 29 oktober 2010 de gronden van beroep ingediend.
1.3.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft op 20 januari 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Bij brief van 11 februari 2011 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd een nadere reactie gegeven op het verweerschrift.
1.5.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 16 februari 2011. Eiser en zijn gemachtigde zijn daar niet verschenen. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank daarvan vooraf, op 14 februari 2011, schriftelijk in kennis gesteld. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.2.
Verweerder heeft naar voren gebracht dat eiser met ingang van 25 mei 2010 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft aan verweerder geen adreswijziging doorgegeven. De gemachtigde van eiser heeft in zijn brief van 11 februari 2011 verklaard dat eiser niet met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij nog altijd in Nederland verblijft. De gemachtigde heeft telefonisch contact met hem (gehad).
2.3.
De rechtbank stelt vast dat blijkens het zogenoemde M100-formulier, afkomstig van de korpschef van regionaal politiekorps Twente (processtuk B153), eiser op 25 mei 2010 zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten.
Voorts stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat eiser, hoewel hij daartoe ingevolge artikel 4.37 van het Vreemdelingenbesluit 2000 verplicht was, een adreswijziging aan verweerder bekend heeft gemaakt. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 januari 2005, LJN AT7012.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, hoewel de gemachtigde heeft gesteld dat hij telefonisch contact heeft (gehad) met eiser, deze enkele mededeling van de gemachtigde onvoldoende is om aan te nemen dat eiser zich in Nederland bevindt, daargelaten de vraag waar dat dan precies zou zijn. De gemachtigde heeft hierover geen informatie verschaft. De rechtbank weegt bij zijn oordeel mee dat eiser niet ter zitting van de rechtbank is verschenen en dat hij ook overigens geen teken van leven heeft gegeven.
2.4.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat voldoende vast is komen te staan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij daarom geen belang heeft bij de beoordeling door de rechtbank van de rechtmatigheid van het besluit van 24 september 2010. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft geen bespreking.
2.5.
Voor veroordeling overeenkomstig artikel 8:75, eerste lid, Awb van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat thans aanleiding.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. A.S. Venema-Dietvorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.H. Pot als griffier op 9 mei 2011.
de griffier de rechter
Tegen de uitspraak kunnen partijen
binnen vier wekenna de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb), één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, Awb of aan het eerste lid of tweede lid van artikel 85 Vw 2000.
Afschrift verzonden: