ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3371

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-648079-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel corrumperen van minderjarigen door verdachte in Sassenheim

Op 29 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel corrumperen van drie minderjarige meisjes van 14 jaar. De verdachte benaderde de meisjes terwijl zij in de bosjes hun behoefte deden en toonde hen zijn geslachtsdeel. Dit gedrag is sinds 1 januari 2010 strafbaar gesteld in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had een lange geschiedenis van veroordelingen voor soortgelijke delicten, waaronder schennis van de eerbaarheid, met meer dan twintig eerdere veroordelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, niet inzag hoe afkeurenswaardig zijn handelen was en geen blijk gaf van berouw.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarbij werd opgemerkt dat gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, een andere sanctie niet in aanmerking kwam. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte met ontuchtig oogmerk de meisjes heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukte de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen dergelijk gedrag en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/648079-10
Datum uitspraak: 29 april 2011
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 april 2011.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2010 te Sassenheim, gemeente Teylingen, [A], geboren op [geboortedatum] 1995 en/of [B], geboren op [geboortedatum] 1996 en/of [C], geboren op [geboortedatum] 1996, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door in het bijzijn en/of in de nabijheid van die [A] en/of [B] en/of [C] zijn broek
naar beneden te doen en/of zijn penis aan die [A] en/of [B] en/of [C] te tonen en/of zijn penis vast te pakken en/of met zijn penis te schudden/zwaaien;
art 248d Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2010 te Sassenheim, gemeente Teylingen, opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (in/nabij de bosschages) op of nabij de [straat], in het bijzijn en/of in de nabijheid van die [A] en/of [B] en/of [C] zijn broek naar beneden heeft gedaan en/of zijn penis aan die [A] en/of [B] en/of [C] heeft getoond en/of zijn penis vast gepakt en/of met zijn penis heeft geschud/gezwaaid;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
hij op 24 september 2010 te Sassenheim, gemeente Teylingen, [A], geboren op [geboortedatum] 1995 en [B], geboren op [geboortedatum] 1996 en [C], geboren op [geboortedatum] 1996, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door in het bijzijn en in de nabijheid van die [A] en [B] en [C] zijn broek naar beneden te doen en zijn penis aan die [A] en [B] en [C] te tonen en zijn penis vast te pakken en met zijn penis te schudden/zwaaien.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel corrumperen van drie meisjes van 14 jaar door hen, toen zij in de bosjes hun behoefte deden, onverhoeds te benaderen en in hun nabijheid zijn broek te laten zakken, zijn penis vast te pakken, deze aan hen te tonen en daarmee te schudden of zwaaien. Aangeefsters hebben verklaard te zijn geschrokken van de handelingen van verdachte en/of bang te zijn geweest.
Verdachte heeft zich daarmee jegens de drie minderjarigen schuldig gemaakt aan het feit dat sinds 1 januari 2010 is strafbaar gesteld in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel strekt ertoe minderjarigen te beschermen en scheefgroei in de seksuele en persoonlijke ontwikkeling tegen te gaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 24 maart 2011 is verdachte reeds meer dan twintig keer veroordeeld wegens een soortgelijk delict, te weten schennis van de eerbaarheid. Verdachte is wegens dat feit voor de eerste maal veroordeeld in 1989 en laatstelijk op 23 september 2010, 1 dag voor het thans bewezenverklaarde feit.
Uit een brief van 18 februari 2011 van de reclassering komt naar voren dat verdachte geen meerwaarde ziet in het uitbrengen van een reclasseringadvies omtrent zijn persoon en hij heeft ook in een eerder stadium niet mee willen werken aan vroeghulp.
Gelet op het feit dat verdachte het afkeurenswaardige van zijn handelen kennelijk niet inziet en zich ook niets gelegen laat liggen aan eerdere veroordelingen wegens soortgelijke feiten en verdachte zelf de rechtbank ook geen aanleiding heeft gegeven om af te wijken van de eis van de officier van justitie, zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden worden opgelegd. Gezien de ernst van het feit en het strafblad van veroordeelde komt een andere dan een vrijheidsbenemende sanctie niet meer in aanmerking.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (VIJF) MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.N. Pabbruwe, voorzitter,
mrs J.W. du Pon en M.T. Renckens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2011.