Sector civiel r echt - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 390912 / KG ZA 11-361
Vonnis in kort geding van 28 april 2011
de stichting
BLACK PEARL STICHTING,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. A. Dregmans te Arnhem,
1. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
REAAL N.V.,
mede handelend onder de naam REAAL VERZEKERINGEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. C. Fledderus te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als enerzijds "Black Pearl" en anderzijds (voor zover gezamenlijk bedoeld) "de verzekeraars".
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 19 april 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Black Pearl heeft als doel om - vanuit een algemeen belang - de maatschappelijke, sociale, economische, culturele en intellectuele ontwikkeling van de etnische minderheden en kansarmen in de Nederlandse samenleving te bevorderen. Met het oog daarop beheert en exploiteert zij een opleidingsinstituut op het gebied van haar-, lichaams- en gelaatsverzorging. Het opleidingsinstituut is gevestigd op twee - dicht bij elkaar gelegen - locaties. Eén ervan bevindt zich in een bedrijfsverzamelgebouw aan de Lau Mazirellaan 480 te 's-Gravenhage, waarvan Black Pearl mede-eigenaresse is. De andere locatie is gelegen aan de Televisiestraat 286 te 's-Gravenhage.
1.2. Black Pearl heeft verzekeringen afgesloten met de verzekeraars (ieder voor 25%) ter zake van (i) opstal, (ii) inventaris/goederen, (iii) bedrijfsschade en (iv) bedrijfsaansprakelijkheid. Gedaagde sub 1 is de "leidend verzekeraar".
1.3. Het polisblad betreffende de bedrijfsschadeverzekering terzake van de locatie aan de Lau Mazirellaan vermeldt een verzekerd risico van € 250.000,-- en een maximale uitkeringstermijn van 52 weken. De op die verzekering van toepassing zijnde polisvoorwaarden houden - voor zover hier van belang - het volgende in:
1. Aanvullende begripsomschrijvingen
1.1 Bedrijfsschade:
vermindering van de bruto winst als gevolg van een door een gedekte gebeurtenis veroorzaakte teruggang in produktie of omzet van het op het polisblad omschreven bedrijf.
(.....)
2. Gedekte gebeurtenissen
De maatschappij vergoedt de bedrijfsschade als gevolg van verlies of beschadiging van het op het polisblad omschreven gebouw of de inhoud daarvan, veroorzaakt door:
2.1 brand, naburige brand, alsmede brandblussing;
4. Duur en wijze van uitkering
4.1 De uitkeringstermijn begint op de dag van de gebeurtenis.
Uitkering wordt verleend over de tijd, dat brutowinst een teruggang ten gevolge van de gebeurtenis aanwijst ten opzichte van de normale bruto winst, zulks onafhankelijk van de afloopdatum van de polis, maar nooit langer dan de op het polisblad genoemde uitkeringstermijn.
Op verzoek van de verzekeringnemer kunnen voorschotten worden verleend.
4.2 Wanneer het bedrijf wordt opgeheven of wanneer binnen 8 weken na de gebeurtenis nog geen pogingen in het werk zijn gesteld om het bedrijf weer op de capaciteit van voor de gebeurtenis te brengen, wordt de maximum uitkeringstermijn teruggebracht tot 10 weken.
1.4. In de nacht van 5 op 6 september 2009 is brand uitgebroken in het bedrijfsverzamelgebouw aan de Lau Mazirellaan 480 te 's-Gravenhage, in een andere unit dan die waarin het opleidingsinstituut van Black Pearl is gevestigd. Als gevolg daarvan is schade ontstaan aan het gebouw. De bij Black Pearl in gebruik zijnde unit had rook- en roetschade.
1.5. Uit hoofde van de bedrijfsschadeverzekering heeft Black Pearl op 16 november 2010 een voorschot ontvangen van € 25.000,--.
1.6. Op 1 december 2010 is tussen partijen bindend vastgelegd dat de bedrijfsschade van Black Pearl als gevolg van de brand op basis van 52 weken een bedrag van € 150.000,-- beloopt en op basis van 10 weken een bedrag van € 25.000,--.
2.1. Black Pearl vordert te bepalen dat de verzekeraars binnen vier dagen na de betekening van het te wijzen vonnis aan haar dienen te voldoen een bedrag van € 125.000,--, met veroordeling van de verzekeraars in de proceskosten.
2.2. Naast de hiervoor vermelde feiten voert Black Pearl daartoe - samengevat - het volgende aan.
Na de brand in het bedrijfsverzamelgebouw en de schade die dat meebracht voor zowel het gebouw als de bij Black Pearl in gebruik zijnde unit, was het opleidingsinstituut genoodzaakt haar deuren te sluiten totdat de schade zou zijn hersteld. Zover is het nog steeds niet gekomen, omdat de verzekeraars hun verplichtingen uit hoofde van de bedrijfsschadeverzekering niet nakomen. Zij stellen zich ten onrechte op het standpunt dat Black Pearl - op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de polisvoorwaarden - slechts aanspraak heeft op een uitkeringstermijn van tien weken (neerkomend op een bedrag van
€ 25.000,--), aangezien zij binnen acht weken na de brand geen, althans onvoldoende, pogingen in het werk heeft gesteld om het opleidingsinstituut weer te openen. Black Pearl is echter van aanvang af bezig geweest met het treffen van maatregelen opdat het instituut zo snel mogelijk weer aan de slag kon. Zij heeft dan ook recht op de maximale uitkeringstermijn van 52 weken, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 150.000,--. De verzekeraars weigeren echter - na de uitbetaling van het voorschot van € 25.000,-- - over te gaan tot uitkering van het restant van de schadepenningen ad € 125.000,--. Om (financieel) overeind te kunnen blijven en de herstelwerkzaamheden te kunnen voltooien zodat het instituut aan het begin van het nieuwe schooljaar in september 2011 weer kan starten, heeft Black Pearl dringend behoefte aan uitbetaling van dat bedrag op korte termijn.
2.3. De verzekeraars hebben de vordering van Black Pearl gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal hun verweer hierna worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De verzekeraars hebben aangevoerd dat Black Pearl geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De voorzieningenrechter kan hen daarin echter niet volgen. Reeds uit de stellingen van Black Pearl volgt dat het vereiste spoedeisende belang aanwezig is, in het bijzonder waar zij stelt dat zij door het uitblijven van het restant van de schadepenningen in financiële moeilijkheden raakt en niet in staat is het opleidingsinstituut aan het begin van het nieuwe schooljaar weer te openen.
3.2. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van een geldvorderingen in kort geding - zoals hier aan de orde - terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is - hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen - maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
3.3. De enige (inhoudelijke) kwestie die partijen verdeeld houdt in de onderhavige procedure betreft de uitleg en toepassing van artikel 4.2 van de polisvoorwaarden betreffende de bedrijfsschadeverzekering. Volgens de verzekeraars heeft Black Pearl binnen acht weken na de brand geen, althans onvoldoende, pogingen in het werk gesteld om het opleidingsinstituut weer op de capaciteit van vóór de brand te brengen, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde om voor een uitkering gebaseerd op meer dan tien weken in aanmerking te komen. Gelet hierop en op de op 1 december 2010 gemaakte afspraken hebben de verzekeraars - zo stellen zij althans - volledig voldaan aan hun verplichtingen met de betaling van het bedrag ad € 25.000,-- op 16 november 2010. Black Pearl stelt zich op het standpunt dat zij wel degelijk aan de voorwaarde waarop de verzekeraars zich beroepen heeft voldaan. Op grond hiervan en nu het opleidingsinstituut als gevolg van de brandschade meer dan een jaar gesloten is geweest, stelt zij aanspraak te kunnen maken op het op 1 december 2010 overeengekomen bedrag van € 150.000,--. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
3.4. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat Black Pearl steeds voornemens is geweest om het opleidingsinstituut voort te zetten. Verder heeft Black Pearl aannemelijk gemaakt dat zij na de brand verschillende acties heeft ondernomen die daarop waren gericht, ook binnen acht weken na de brand. Voor zover de verzekeraars dat hebben willen betwisten, moet worden vastgesteld dat zij dat - tegenover de gemotiveerde stellingen van Black Pearl - onvoldoende gemotiveerd hebben gedaan. Die acties kunnen op zichzelf worden aangemerkt als "pogingen" om het instituut voort te zetten.
3.5. Het enkele ondernemen van "pogingen" is echter niet genoeg is om voor een schade-uitkering, gebaseerd op meer dan tien weken, in aanmerking te komen. Daarvoor moet sprake zijn geweest van voldoende serieuze - op de heropening van het instituut gerichte - acties, die ook nog eens met de nodige voortvarendheid zijn uitgevoerd, een en ander met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Black Pearl heeft dat ook moeten kunnen begrijpen.
3.6. Als niet - voldoende gemotiveerd - weersproken staat vast dat Black Pearl gedurende de eerste acht weken na de brand, ofwel tot 1 december 2009, (i) een begin heeft gemaakt met de inventarisatie van de beschadigde goederen en inventaris, (ii) contacten heeft gelegd met aannemers in verband met de noodzakelijke sloop van het dak en de binnenmuren van het gebouw, alsmede de overige herstelwerkzaamheden en (iii) de oude parketvloer van de door haar gebruikte unit heeft laten verwijderen, met het oog op hergebruik. Daarna heeft Black Pearl - in samenspraak met de mede-eigenaren van het pand - tot medio juni 2010 herstelwerkzaamheden laten uitvoeren aan het gebouw, zoals het vervangen van het dak, de binnenmuren en de elektriciteitsinstallatie. Vervolgens heeft Black Pearl diverse werkzaamheden laten uitvoeren aan haar eigen unit binnen het gebouw, waaronder (a) het terugleggen van de oude parketvloer. (b) het aanbrengen van (systeem)plafonds en (c) het installeren van een warmtepomp- en airconditioningsysteem. Al die werkzaamheden waren er steeds op gericht om het opleidingsinstituut weer in het bedrijfsverzamelgebouw op te starten.
3.7. Ondanks het voorgaande stellen de verzekeraars zich op het standpunt dat Black Pearl zich - zowel vóór als ná 1 december 2009 - onvoldoende heeft ingespannen om het opleidingsinstituut weer op oude sterkte zijn werkzaamheden te laten hervatten. Naar hun mening kunnen de hiervoor (onder 3.6) vermelde acties niet worden aangemerkt als "pogingen" in de zin van artikel 4.2 van de polisvoorwaarden. Volgens hen is Black Pearl op grond van de polisvoorwaarden gehouden om - na een schadetoebrengend evenement als het onderhavige - te allen tijde op korte termijn vervangende huisvesting te zoeken waar het opleidingsinstituut zijn activiteiten kan hervatten, totdat de oude ruimte weer gereed is voor gebruik. Door dat na te laten en volledig in te zetten op de herstart van het instituut in het bedrijfsverzamelgebouw aan de Lau Mazirellaan, stellen de verzekeraars niet gehouden te zijn tot een uitkering aan Black Pearl gebaseerd op meer dan tien weken.
3.8. Een dergelijke voorwaarde om voor een uitkering gebaseerd op meer dan 10 weken in aanmerking te komen strekt echter te ver en behoefde Black Pearl in de gegeven omstandigheden ook niet te verwachten.
3.9. Weliswaar moet worden aangenomen dat sprake is geweest van een forse brand, maar normaal gesproken mag men - na zo'n brand - redelijkerwijs verwachten dat het gebouw vrij snel weer in gebruik kan worden genomen. Feiten en/of omstandigheden dat zulks hier anders was, zijn gesteld noch gebleken. Daarvan uitgaande bestond voor Black Pearl niet de plicht om - direct na de brand - vervangende ruimte te zoeken voor het instituut. Die plicht zou slechts hebben bestaan wanneer van aanvang af duidelijk was dat het pand voor lange tijd onbruikbaar zou zijn, hetgeen hier dus niet het geval is. Voorts is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat Black Pearl gedurende de eerste acht weken meer heeft kunnen doen dan zij heeft gedaan. De vele onderzoeken die in de periode dienden plaats te vinden - door onder andere politie, brandweer en verzekeringsexperts - stonden daaraan in de weg. Op zichzelf is juist dat in de periode daarna de zaken sneller hadden kunnen worden opgepakt. Echter, de vertragingen die in die fase zijn ontstaan, moeten redelijkerwijs op het conto van de verzekeraars worden geschreven. Vaststaat dat Black Pearl niet over voldoende (liquide) middelen beschikt(e) om de herstelwerkzaamheden zelf te betalen c.q. voor te schieten. Daarvoor was en is zij volledige afhankelijk van de schade-uitkeringen van de verzekeraars. Niet weersproken is dat er problemen zijn ontstaan met betrekking tot de uitkering ingevolge de opstalverzekering, die Black Pearl ook met de verzekeraars had afgesloten. Op de zitting hebben de verzekeraars aangeven dat zij - normaal gesproken - vrij snel na een schadetoebrengend voorval uit hoofde van een opstalverzekering een voorschot uitkeren van 40% van de verzekerde waarde. Als gevolg van de ontstane problemen ontving Black Pearl eerst in juli 2010 een voorschot van € 60.000,--. Het voorschot uit hoofde van de bedrijfsschadeverzekering ad € 25.000,-- ontving Black Pearl op 16 november 2010. Feiten en/of omstandigheden op grond waarvan Black Pearl heeft (moeten) kunnen voorzien dat de uitkering van het voorschot uit hoofde van de opstalverzekering zo lang op zich zou laten wachten zijn gesteld noch gebleken. Daarnaar gevraagd, hebben de verzekeraars op de zitting niet kunnen aangeven waarom het in dit geval zoveel tijd heeft gekost.
3.10. Onder voormelde omstandigheden kan Black Pearl niet worden verweten dat zij geen vervangende opleidingsruimte heeft gezocht voor het instituut voor de tijd dat de herstelwerkzaamheden zouden duren. Te minder nu Black Pearl aannemelijk heeft gemaakt dat voor een opleidingsinstituut (direct) geschikte ruimte moeilijk te vinden is, alsmede dat het geschikt maken van - wel beschikbare ruimte - aanzienlijke kosten meebrengt, vanwege de voorschriften waaraan het opleidingsinstituut moet voldoen. Alles afwegende komt de voorzieningenrechter dan ook tot de conclusie dat de hiervoor onder 3.6. vermelde acties van Black Pearl als "pogingen" in de zin van artikel 4.2 van de polisvoorwaarden moeten worden aangemerkt.
3.11. Op grond van het voorgaande en nu het opleidingsinstituut zijn werkzaamheden nog steeds niet heeft hervat, moet worden aangenomen dat Black Pearl uit hoofde van de bedrijfsschadeverzekering aanspraak kan maken op een totaalbedrag van € 150.000,--. Daarvan is - bij wijze van voorschot - al een bedrag van € 25.000,-- uitgekeerd. Met een grote mate van waarschijnlijkheid mag worden verwacht dat de bodemrechter het door Black Pearl gevorderde bedrag ad € 125.000,-- zal toewijzen. De spoedeisendheid bij toewijzing van dat bedrag bij wijze van een voorlopige voorziening volgt uit hetgeen hiervoor onder 3.1 is overwogen. Aan het door de verzekeraars opgeworpen restitutierisico moet worden voorbijgegaan, omdat het belang van Black Pearl bij heropening van het opleidingsinstituut in september 2011 zwaarder weegt dan het belang van de verzekeraars bij vermijding van het restitutierisico. De slotsom is dan ook dat de onderhavige vordering van Black Pearl zal worden toegewezen.
3.12. De verzekeraars zullen - als de in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de proceskosten.
- bepaalt dat de verzekeraars binnen vier dagen na de betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Black Pearl dienen te voldoen een bedrag van
€ 125.000,--;
- veroordeelt de verzekeraars in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van Black Pearl begroot op € 4.696,83, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 3.537,-- aan griffierecht en € 343,83 aan dagvaardingskosten;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2011.