ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3271
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Leijenhorst
- P.C. Stroebel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag baatbelasting en de toepassing van de Verordening baatbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van een aanslag baatbelasting. Eiser, wonende te [Z], had bezwaar gemaakt tegen de door de gemeente Waddinxveen opgelegde aanslag van € 4.000, die betrekking had op het perceel [perceel]. Eiser stelde dat hij slechts aangeslagen mocht worden voor een woning en dat het bedrag van de aanslag daarom verlaagd diende te worden tot € 2.000. De verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente, betoogde echter dat er op het perceel een bedrijfsbestemming rustte, waardoor de aanslag hoger kon zijn.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante bepalingen van de Verordening baatbelasting in acht genomen. Artikel 1 van de Verordening definieert een onroerende zaak als een samenstel van twee of meer eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen. De rechtbank concludeerde dat het perceel [perceel] als één onroerende zaak moet worden aangemerkt, en dat de Verordening een tarief van € 2.000 per onroerende zaak voorschrijft. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslag van € 4.000 onterecht was en dat eiser recht had op een vermindering van de aanslag tot € 2.000.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en bepaalde dat de aanslag moest worden verminderd. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die op € 874 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 20 april 2011, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.