ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3248

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/2147 WWB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer inzake bijstandsverlening

Op 22 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak AWB 10/2147 WWB, waarbij het beroep van eiseres, een bijstandsgerechtigde, gegrond werd verklaard. Eiseres had zich beroepen op dringende redenen voor haar langdurige afwezigheid in India, namelijk ziekte, en had medische verklaringen overgelegd ter onderbouwing van haar stelling. De rechtbank constateerde echter dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verzuimd had om deze medische verklaring door een arts te laten beoordelen. Dit zorgvuldigheidsgebrek werd door de rechtbank erkend en verweerder kreeg de kans om dit te herstellen.

Eiseres was niet verschenen op de tweede oproep van de GGD, nadat zij de eerste afspraak had afgezegd. Als reden voor haar afwezigheid gaf zij aan dat zij de sleutel van haar brievenbus kwijt was, waardoor zij haar post niet tijdig had kunnen inzien. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van deze situatie voor rekening van eiseres kwamen, aangezien zij wist dat er een nieuwe oproep zou volgen en niet adequaat had gehandeld om haar post te controleren.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Eiseres kreeg het door haar gestorte griffierecht van € 41,00 vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/2147 WWB
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[Eiseres], wonende te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder.
I ZITTING
Op 29 september 2010 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen. In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het beroep van eiseres ten aanzien van de vakantieduur geen doel treft. De rechtbank ziet geen aanleiding daarop terug te komen. Eiseres heeft tevens een beroep gedaan op dringende redenen zoals neergelegd in artikel 16, eerste lid, van de WWB. Eiseres heeft medische stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij vanwege ziekte niet in staat was tijdig naar Nederland terug te keren. De rechtbank heeft geconstateerd dat verweerder geen medisch oordeel van een arts over de door eiseres overgelegde stukken van een arts uit India heeft overgelegd. De rechtbank heeft verweerder bij tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld dit zorgvuldigheidsgebrek te herstellen.
Verweerder heeft aan de opdracht in de tussenuitspraak uitvoering gegeven door een arts van de GGD Zuid-Holland West (hierna: de GGD) te verzoeken de medische stukken die eiseres heeft overgelegd te bestuderen en eiseres uit te nodigen voor een gesprek/onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitvoering van de tussenuitspraak.
De GGD heeft eiseres schriftelijk uitgenodigd voor een afspraak op 21 oktober 2010. Eiseres heeft zich op 20 oktober 2010 telefonisch afgemeld. De GGD heeft eiseres vervolgens wederom schriftelijk uitgenodigd voor een afspraak op 1 november 2010. Omdat eiseres zonder bericht niet op de afspraak is verschenen, heeft de GGD het dossier aan verweerder geretourneerd.
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 4 november 2010, ingekomen bij de rechtbank op 8 november 2010 laten weten niet in staat te zijn te laten beoordelen of eiseres in staat moet worden geacht te reizen gedurende de in het geschil zijnde periode, omdat eiseres niet op de afspraken bij de GGD is verschenen. Verweerder stelt zich op het standpunt het zorgvuldigheidsgebrek voldoende te hebben gecorrigeerd.
Op 22 april 2011 is het beroep op zitting behandeld. Eiseres is in persoon verschenen bijgestaan door haar moeder. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
II OVERWEGINGEN
Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij de sleutel van haar brievenbus kwijt was, waardoor zij 2 à 3 weken haar brievenbus niet heeft kunnen legen. Hierdoor heeft zij de tweede uitnodiging van de GGD niet tijdig gezien.
Tussen partijen is niet in geding dat eiseres tweemaal schriftelijk door de GGD is uitgenodigd en dat eiseres beide uitnodigingen heeft ontvangen. Echter omdat eiseres, naar zij stelt, de sleutel van de brievenbus kwijt was heeft zij de tweede uitnodiging te laat gezien. De rechtbank is van oordeel dat de gevolgen daarvan voor haar rekening en risico dienen te blijven. Daarbij betrekt de rechtbank dat het twee tot drie weken heeft geduurd, uitgaande van hetgeen eiseres ter zitting heeft verklaard, voordat zij weer bij haar post kon komen. Kennelijk is eiseres weinig voortvarend te werk gegaan om weer bij haar ppost te kunnen komen, hetgeen te meer relevant is nu zij wist dat zij een nieuwe oproep van de GGD tegemoet kon zien.
Dit betekent dat om redenen die in de risicosfeer van eiseres liggen de door eiseres ingeroepen medische feiten en omstandigheden omtrent haar langere verblijf in India niet door een arts van verweerder geverifieerd konden worden, zodat haar beroep op het bepaalde in artikel 16, eerste lid van de WWB niet kan slagen.
Nu in het bestreden besluit sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek, wordt het beroep gegrond verklaard.
Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met art. 3:2 van de Awb.
De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten aangezien de inhoud van het besluit voor juist moet worden gehouden.
Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
gelast verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht van € 41,00 te vergoeden;
Aldus vastgesteld door mr. J.L. Verbeek, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M. Kraan.
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.