ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3233

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/752130-10, 09/765121-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gewapende overval op C1000 en veroordeling voor belediging van een politieagent

Op 8 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een C1000-supermarkt op 19 juni 2010 en van belediging van een politieagent op 5 november 2010. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van medeplegen van afpersing in vereniging, omdat de beschikbare bewijzen, waaronder een DNA-mengprofiel, niet voldoende wettig bewijs opleverden voor een veroordeling. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, deze niet konden leiden tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De rechtbank benadrukte dat de match tussen het DNA van de verdachte en het aangetroffen DNA-mengprofiel niet statistisch onderbouwd kon worden, waardoor hogere eisen aan het aanvullende bewijs gesteld moesten worden.

Daarnaast werd de verdachte wel veroordeeld voor de belediging van een politieagent, waarbij hij de agent beledigde met de woorden "Vieze kankerhond". De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit was begaan. De verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van één week, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/752130-10, 09/765121-10 (t.t.z. gev)
Datum uitspraak: 8 april 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte X],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Justitiële Jeugdinrichting "De Hunnerberg" te Nijmegen.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 april 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J. Gravesteijn, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging - dat:
Parketnummer 09/752130-10
hij op of omstreeks 19 juni 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag en/of strippenkaarten en/of postzegels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan C1000 (filiaal Heeswijkplein), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [P1] en/of [P2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- vastpakken en/of duwen en/of trekken (aan de kleding) van die [P1] en/of [P2] en/of
- in de rug duwen en/of tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [P2] en/of
- tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of mes aan die [P1] en/of
- (meermalen) slaan van die [P1] en/of [P2] en/of
- zeggen tegen die [P2] dat hij hem zou vermoorden, althans woorden van gelijke strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 09/765121-10
hij op of omstreeks 05 november 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [agent], agent van Politie Haaglanden, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid (meermalen) mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vieze kankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er (ten aanzien van 09/752130-10), kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 juni 2010 in vereniging een gewapende overval heeft gepleegd op de C1000 aan het Heeswijkplein in Den Haag en dat de verdachte een politieagent heeft beledigd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank beide feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het onder 09/752130-10 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder 09/765121-10 tenlastegelegde, refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van 09/752130-10:
Op zaterdag 19 juni 2010 omstreeks 06:55 uur dringen 3 onbekende personen de C1000, gevestigd op het Heeswijkplein in Den Haag, binnen. Gewapend en dreigend met een mes en een vuurwapen vragen ze het winkelpersoneel om geld en gaan zij rechtstreeks naar het kassakantoor. In het kassakantoor bevindt zich de kluis met de kassaladen en het geld. Eén van de personeelsleden wordt gedwongen de kleine kluisdeur en vervolgens de kassaladen te openen waarna een van de daders het geld uit de kassaladen haalt en het briefgeld in een zwarte sporttas met witte letters stopt. Een kassalade wordt ongeopend in een rode C1000-tas gedaan. Nadat twee personeelsleden met een vuist in het gezicht zijn geslagen en een van hen in het kantoor wordt geduwd, maken de daders zich uit de voeten.
Kort daarna worden drie personen gesignaleerd in de gemeentetuin tussen de flats van de Verwoldestraat en de Hackfortstraat, waarbij ze duidelijk iets weggooien. In voornoemde tuin worden een zwarte tas, een zwarte jas, een vuurwapen en een rode C1000-tas met geldlades gevonden. Kort hierop wordt een van de medeverdachten - [W] - aangehouden die zich na de overval verdacht zoekend heeft opgehouden in de gemeentetuin. Later in het onderzoek komen verdachte en medeverdachte [Y] als verdachten naar boven.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak sterke aanwijzingen zijn dat verdachte bij de overval betrokken is geweest. Deze aanwijzingen bestaan uit:
- Een DNA-mengprofiel met daarin onder andere DNA van verdachte en medeverdachte [Y] op de door de overvallers gebruikte tas.
- Het afgeluisterde gesprek tussen verdachte en medeverdachte [Y] waarin zij afspreken niet te praten en alleen zogenaamd te verklaren. Uit dit gesprek komt ook de vrees naar voren dat iemand anders belastend over hen zou verklaren.
- De veelvuldige telefooncontacten tussen verdachte en medeverdachte [W] voorafgaand aan de overval, terwijl verdachte blijft volhouden dat hij [W] niet kent.
In het bijzonder het aangetroffen DNA-mengprofiel levert een sterke aanwijzing op voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval. Echter, aangezien de match tussen het DNA van verdachte en het aangetroffen DNA-mengprofiel niet statistisch is te onderbouwen, dienen hogere eisen aan het aanvullende bewijs te worden gesteld om tot een bewezenverklaring te komen. Uit voornoemde (aanvullende) bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte één van de overvallers was die op 19 juni 2010 in de C1000 de gewapende overval heeft gepleegd. Evenmin kan op basis daarvan duidelijkheid worden verkregen over een andere rol van verdachte bij de overval, zodat ook niet kan worden bewezen dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de overvaller(s). De rechtbank is van oordeel dat voornoemde aanwijzingen voldoende ernstige bezwaren opleveren ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen van afpersing in vereniging, maar dat deze, ook in samenhang bezien, onvoldoende wettig bewijs opleveren voor een veroordeling. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van 09/765121-10:
Op vrijdag 5 november, bevond [agent], verbalisant, zich in burger gekleed en belast met een actie in samenwerking met de Haagse Tram Maatschappij (HTM), in een tram op de Wouwermanstraat. Hij voerde de controle van vervoersbewijzen uit gezamenlijk met medewerkers van de HTM . Op een moment dat de tram stilstond voor het in- en uitstappen van passagiers, liep verdachte samen met een jongen richting de deuren van de tram. Een van de jongens zei vervolgens:"controle, controle", waarop ze weer terugliepen en niet meer de tram wilden instappen. Verbalisant zei tegen de jongens: "als je geen vervoersbewijs hebt, moet je ook niet bij de volgende tram instappen." De verdachte zei vervolgens: "Hou je mond joh vieze kankerhond". Op dat moment bevonden zich ongeveer 10 mensen in de directe omgeving van verdachte en verbalisant. 1 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het goed zou kunnen dat hij iets dergelijks gezegd heeft en dat hij op dat moment wel een vermoeden had dat de man in burger een controleur en/of politieagent was omdat er in die periode veel controles plaatsvonden.2 De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
hij op 05 november 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [agent], agent van Politie Haaglanden, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vieze kankerhond";
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 09/752130-10 en het onder 09/930007-11 subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot Jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd hij zich in het kader van de maatregel hulp en steun houdt aan en gedraagt naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering zoals verwoord in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 maart 2011.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om onmiddellijke invrijheidstelling van zijn cliënt aangezien de duur van diens voorarrest in geen enkele verhouding staat tot de straf die doorgaans voor belediging van een ambtenaar wordt opgelegd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een politieagent die belast was met de controle van vervoersbewijzen uitgescholden. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het respect dat dient te worden opgebracht voor opsporingsambtenaren die hun publieke taken verrichten.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 januari 2011, in het verleden al eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Kennelijk is van die veroordeling onvoldoende preventieve werking uitgegaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, afdeling strafzaken te Den Haag, d.d. 28 maart 2011 betreffende verdachte opgemaakt door [rapporteur]. Hierin wordt geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke detentiestraf op te leggen met als bijzondere dat hij zich in het kader van de maatregel hulp en steun houdt aan en gedraagt naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan de eerste drie maanden uitgevoerd door ITB Criem, ook als dit inhoudt meewerken aan behandeling vanuit de Waag of een vergelijkbare instelling. Nu voornoemd rapport is aangevraagd in verband met het feit waarvoor verdachte is vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat jeugddetentie zonder voorwaardelijk deel van na te noemen duur in de onderhavige zaak een passende reactie vormt.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 77a, 77g, 77h, 77i, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/752130-10 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/765121-10 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
EENVOUDIGE BELEDIGING, TERWIJL DE BELEDIGING WORDT AANGEDAAN AAN EEN AMBTENAAR GEDURENDE EN TER ZAKE VAN DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN ZIJN BEDIENING;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 1 (één) week;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. L. Alwin, voorzitter,
J.A. Van Steen kinderrechter,
S.M. Christiaan, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2011.
1 PV aanhouding PL1513 2010227375-2, 7/8 en PV verhoor getuige PL1513 2010227375-5, blz. 19.
2 PV ter terechtzitting, d.d. 7 april 2011.