VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Reg.nr.: AWB 11/2990 WABOM
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:84 juncto artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[A] en [B], wonende te [plaats], verzoekers,
gemachtigde mr. H.E. de Leeuw-Blokland,
ten aanzien van het besluit van 26 januari 2011 van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Derde partij: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Delek Nederland B.V, gevestigd te Breda, vergunninghoudster.
Bij besluit van 26 januari 2011 heeft verweerder op grond van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften gesteld voor het door vergunninghoudster aan de Brasserskade 227 te Den Haag geëxploiteerde brandstofverkooppunt.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 7 maart 2011 bezwaar gemaakt. De gronden zijn daarna aangevuld.
Bij brief van 1 april 2011 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers hebben op 18 april 2011 enige stukken overgelegd.
Het verzoek is op 19 april 2011 ter zitting behandeld.
Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.E. de Leeuw-Blokland, advocaat te Rotterdam.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. W.M. Logtenberg, ing. J.A.M. Jongeling en ing. R.P. van der Geugten.
Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.W.M. Wertenbroek en B.L.M.C. van den Dungen.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter kan, indien tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor een beslissing in beroep.
Op 1 oktober 2010 is de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarbij onder meer de Wet milieubeheer (Wmb) is gewijzigd, in werking getreden.
Nu het besluit van 26 januari 2011 waartegen bezwaar is gemaakt, een besluit is tot het stellen van maatwerkvoorschriften in de zin van artikel 8.42 van de Wmb en na
30 september 2010 is bekendgemaakt, is de rechtbank bevoegd op het beroep te beslissen.
Tot en met 31 december 2007 was op het brandstofverkooppunt het Besluit tankstations milieubeheer van toepassing. Per 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit, een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wmb, in werking getreden en is het Besluit tankstations milieubeheer van rechtswege vervallen. Als gevolg daarvan vallen de activiteiten van de inrichting onder het activiteitenbesluit en is de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer op de inrichting van toepassing.
Voorbereiding van het bestreden besluit
Omdat de aanvraag tot het stellen van maatwerkvoorschriften bij verweerder is ingekomen op 24 februari 2010, was verweerder, gelet op artikel 8.42, zevende lid van de Wmb zoals dat sinds 1 oktober 2010 luidt, in samenhang bezien met de artikelen 3.10 en 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo, niet gehouden het besluit voor te bereiden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. De reguliere voorbereidingsprocedure is van toepassing.
Inrichting en maatwerkvoorschriften
Uit het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting blijkt dat voor het oprichten van de inrichting op 2 mei 2006 een melding is gedaan ingevolge het Besluit tankstations milieubeheer. Bij melding van 22 maart 2007 is de inrichting gewijzigd. Bij die melding was een akoestisch rapport van 19 maart 2007 gevoegd. Op grond hiervan zijn bij besluit van 30 juli 2007 nadere eisen gesteld teneinde te kunnen voldoen aan de geluidsnormen. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Op grond hiervan is vergunninghoudster bevoegd tussen 06.00 uur en 23.00 uur motorbrandstoffen te verkopen.
Artikel 6.1, tweede lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat de nadere eisen die voor een inrichting onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van artikel 1.4, eerste, tweede of derde lid, op die inrichting op grond van de besluiten, bedoeld in artikel 6.43 in werking en onherroepelijk waren, worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften, mits de nadere eisen vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften en voor zover dit besluit op de inrichting van toepassing is.
In artikel 6.43 van het Activiteitenbesluit is bepaald dat onder meer het Besluit tankstations milieubeheer wordt ingetrokken.
In artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit is bepaald dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift kan bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder van deze bevoegdheid gebruik gemaakt, en maatwerkvoorschriften gesteld die als volgt luiden:
1.1 In de periode tussen 21.00 en 07.00 uur dient ten behoeve van het tanken van motorbrandstoffen uitsluitend gebruik te worden gemaakt van de op bijlage 5 van het akoestisch rapport van 10 mei 2010 en kenmerk AV.0660 aangegeven rijroute.
1.2. In de periode tussen 21.00 en 07.00 uur mag alleen worden getankt bij de op in voorschrift 1.1 genoemde bijlage met nummer 01 aangeduide afleverinstallatie en de bij de met nummer 02 aangeduide afleverinstallatie en wel alleen aan de zijde gekeerd naar de met nummer 01 aangeduide afleverinstallatie. Door middel van bijvoorbeeld pylonen moet worden zorg gedragen, dat de overige afleverinstallaties niet door motorvoertuigen kunnen worden benaderd.
1.3 Uiterlijk twee maanden na het onherroepelijk zijn geworden van dit besluit dient door middel van metingen en berekeningen te worden aangetoond dat aan de geluidsnormen wordt voldaan. De rapportage van metingen en berekeningen dient ter goedkeuring te worden gezonden aan het bevoegd gezag.
Aan deze maatwerkvoorschriften ligt een akoestisch rapport van AV Consulting van 10 mei 2010 ten grondslag. Daarin wordt gesteld dat de inrichting geen overschrijdingen veroorzaakt van de op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldende geluidgrenswaarden, indien de rijroute wordt gevolgd als weergegeven in bijlage 5, figuur 1.
De maatwerkvoorschriften maken een 24-uurs-openstelling van de inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen mogelijk.
Verzoekers kunnen zich daarmee niet verenigen omdat zij daarvan, kort samengevat en zakelijk weergegeven, ernstige geluidshinder en, in mindere mate, lichthinder ondervinden.
Artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit creëert de bevoegdheid om ten aanzien van een inrichting gedragsregels of technische voorzieningen voor te schrijven die er toe dienen dat aan geldende geluidsnormen wordt voldaan.
Verzoekers hebben een contra-expertise van Wematech Milieu Adviseurs B.V. van 19 maart 2011 hebben overgelegd, waarin de aan het rapport van AV Consulting ten grondslag liggende uitgangspunten gemotiveerd worden betwist.
De voorzieningenrechter is gelet op de gemotiveerde contra-expertise van Wematech van oordeel dat gerede twijfel bestaat over de vraag of het akoestische rapport van AV Consulting, dat aan het besluit ten grondslag ligt, uitgaat van een representatieve bedrijfssituatie.
Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat het de vraag is of een aantal van de door AV Consulting gehanteerde uitgangspunten, bijvoorbeeld de afschermende werking van pompzuilen of van de auto's zelf voor het dichtslaan van autoportieren, in de praktijk het beoogde effect zal sorteren. Bij de te nemen beslissing op bezwaar zullen zo nodig aangepaste voorschriften worden gesteld.
Voorts is bij de voorzieningenrechter twijfel ontstaan omtrent de vraag of de opgelegde gedragsvoorschriften toereikend zijn, gelet op het volgende. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat vergunninghoudster in strijd met maatwerkvoorschriften 1.1 en 1.2 handelt doordat het in de periode tussen 21.00 en 07.00 uur mogelijk is niet alleen te tanken bij de op in voorschrift 1.1 genoemde bijlage met nummer 01 aangeduide afleverinstallatie en de bij de met nummer 02 aangeduide afleverinstallatie, aan de zijde gekeerd naar de met nummer 01 aangeduide afleverinstallatie, maar ook aan de zijde gekeerd naar de met nummer 03 aangeduide afleverinstallatie. Hoewel door palen, aan elkaar verbonden met een ketting, ervoor wordt zorg gedragen, dat de overige afleverinstallaties niet door motorvoertuigen kunnen worden benaderd, wordt in genoemde periode afgeweken van de op bijlage 5 van het akoestisch rapport van 10 mei 2010 en kenmerk AV.0660 aangegeven rijroute, namelijk door motorvoertuigen die geen brandstof komen tanken, maar naar de van de inrichting deel uitmakende winkel rijden.
Ten slotte is ter zitting besproken dat sinds de nachtelijke openstelling sprake is van toegenomen overlast van jongeren, zoals desgevraagd ook door verweerder is bevestigd. Desgevraagd heeft verweerder medegedeeld dat deze overlast als gevolg van de nachtelijke openstelling, mogelijk moet leiden tot het stellen van nadere gedragsregels/maatvoorschriften. Verweerder heeft erkend daarover in gesprek te zijn met vergunninghoudster.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat er gerede twijfel bestaat of het bestreden besluit na heroverweging ongewijzigd in stand zal kunnen blijven. Bij afwegingen van de belangen van vergunninghoudster jegens het belang van verzoekers, dient op dit moment het belang van verzoekers te prevaleren. Daarbij weegt mee dat vergunninghoudster er bij aanvang van de nachtelijke openstelling rekening mee heeft moeten houden dat het primaire besluit nog aan bezwaar van omwonenden was onderworpen en dat verzoekers nog niet eerder waren gehoord. In afwachting van de te nemen beslissing op bezwaar bestaat aanleiding de volgende voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit met ingang van zaterdag 23 april 2011 tot zes weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op het bezwaar van verzoekers.
Met het treffen van deze voorziening wordt beoogd dat teruggevallen wordt op de oude situatie, waarbij verkoop van motorbrandstoffen tussen 06.00 uur tot 23.00 uur was toegestaan.
De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging in overleg te treden over (de planologische mogelijkheden van) het plaatsen van een geluidsscherm tussen de inrichting en de woning van verzoekers.
Hoewel hiervan bij de mondelinge uitspraak abusievelijk geen melding is gemaakt, wordt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een verzoekschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 26 januari 2011 wordt geschorst met ingang van zaterdag 23 april 2011 tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
gelast verweerder aan verzoekers het door hen gestorte griffierecht van € 152,-- te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 874,--, welke kosten verweerder aan verzoekers dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. I.A.M. Kroft, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2011, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R.F. van Aalst.
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.