ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2780

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-655194-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte vrijgesproken van kweken van hennep, schuldig aan aanwezig hebben van henneptoppen

Op 26 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid gedroogde henneptoppen en het kweken van hennep. De verdachte was niet verschenen op de zitting, maar de officier van justitie, mr. D.M. van Gosen, eiste een gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het kweken van hennep in de periode van 3 maart 2009 tot en met 15 februari 2010, en sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de aanklacht.

De rechtbank stelde vast dat de verdachte op 16 februari 2010 in Nootdorp was aangetroffen met ongeveer 24,27 kilogram henneptoppen, wat hem schuldig maakte aan het aanwezig hebben van deze hennep. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte geen eerdere justitiële contacten had en dat hij geen adres in Nederland had. Gezien de omstandigheden en de hoeveelheid hennep, oordeelde de rechtbank dat een gevangenisstraf van vijf maanden passend was, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

De rechtbank benadrukte dat het gebruik van hennep schadelijk is voor de gezondheid en dat het ook een negatieve impact heeft op de samenleving. De uitspraak werd gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de verdachte veroordeelde voor het opzettelijk handelen in strijd met de wet. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, en de rechtbank verklaarde dat de verdachte strafbaar was, zonder dat er strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Verstek
Parketnummer: 09/655194-10
Datum uitspraak: 26 april 2011
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 april 2011.
Verdachte is, hoewel de dagvaarding geldig is uitgereikt, niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie mr. D.M. van Gosen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2010 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) ongeveer 24,27 kilogram henneptoppen en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij in de periode van 03 maart 2009 tot en met 15 februari 2010 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een hoeveelheid van hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel is dat uit de omstandigheid dat verdachte op 16 februari 2010 is aangetroffen en aangehouden in de woning aan de [adres] te Nootdorp niet kan worden afgeleid dat verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor het onder 2 ten laste gelegde feit. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit.
Buurtbewoners [A], [B] en [C] hebben weliswaar de bewoner van de [adres] te Nootdorp omschreven als een wat oudere, blanke man van ongeveer 60 jaar oud met grijs haar, maar de rechtbank acht deze verklaringen onvoldoende concreet - zeker bij gebreke van bijvoorbeeld een positieve fotoconfrontatie met verdachte - om te kunnen bijdragen aan het bewijs. Met voornoemde verklaringen staat immers niet vast dat de door hen omschreven man verdachte was en dat deze man langere tijd in die woning verbleef.
De verklaringen van [D] en [E] dat zij hun post ontvingen op de [adres] te Nootdorp en dat verdachte deze post gaf aan [E] wanneer hij deze kwam ophalen, acht de rechtbank onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat verdachte in de ten laste gelegde periode zich daadwerkelijk heeft beziggehouden met het onder 2 ten laste gelegde feit.
In het dossier zijn niet opgenomen de resultaten van de bij het onderzoek in de woning aangetroffen sporen en de officier van justitie kon niet aangeven of deze nog beschikbaar zouden komen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij het kweken van hennep in de periode van 3 maart 2009 tot en met 15 februari 2010. Verdachte dient dan ook van feit 2 te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
1.
hij op 16 februari 2010 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) ongeveer 24,27 kilogram henneptoppen, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een zeer aanzienlijke hoeveelheid gedroogde henneptoppen. Hennep is voor de gezondheid van de gebruikers een schadelijke stof. Het gebruik van hennep is ook bezwarend voor de samenleving, niet alleen uit een oogpunt van volksgezondheid, maar ook vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 16 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf een passende straf is, gelet op de aangetroffen hoeveelheid hennep en het feit dat verdachte geen adres in Nederland heeft. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde komt zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. E.C. van Veen, voorzitter,
C.H.M. Royakkers en S.M. Krans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.L.H.M. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2011.