Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 389447 / KG ZA 11-288
Vonnis in kort geding van 28 maart 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. H.A. de Boer te Sneek,
De Staat der Nederlanden, (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. L.C.W.M. van Kessel te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiser]' en 'de Staat'.
[Eiser] heeft de Staat op 15 maart 2011 doen dagvaarden om op 25 maart 2011 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 28 maart 2011 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 maart 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 7 december 2009 is [eiser] veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uur, met bevel dat als [eiser] deze werkstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 90 dagen. Verder heeft het Gerechtshof Leeuwarden in dit arrest een werkstraf voor de duur van 120 uur gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de aan [eiser] bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 2 augustus 2007 opgelegde gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat, voor het geval [eiser] de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen wordt toegepast.
2.2. Op 9 november 2010 heeft het Centraal Justitieel Incasso Bureau (hierna: CJIB) aan [eiser] een kennisgeving omzetting taakstraf toegezonden. Door middel van deze kennisgeving is aan [eiser] bericht dat hij niet heeft voldaan aan de opgelegde taakstraf en het restant van de taakstraf wordt omgezet in vervangende hechtenis voor de duur van 111 dagen.
2.3. [eiser] heeft op 9 december 2010 schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de omzetting van de taakstraf in een hechtenisstraf.
2.4. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft bij arrest van 18 januari 2011 het bezwaarschrift van [eiser] van 9 december 2010 ongegrond verklaard.
3.1. [eiser] vordert - zakelijk weergegeven - de Staat te veroordelen om onverwijld na het in deze te wijzen vonnis [eiser] in vrijheid te doen stellen.
3.2. Daartoe voert [eiser] het volgende aan. De reclassering, die is belast met de uitvoering van de taakstraffen, heeft de taakstraf van 180 uur wel als mislukt teruggerapporteerd aan het CJIB maar de taakstraf van 120 uur niet. Laatstgenoemde taakstraf staat derhalve nog open. De omzetting van deze taakstraf in 60 dagen hechtenis en de bevestiging daarvan in het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden berusten aldus op een misslag. [eiser] heeft de omzetting van de taakstraf van 180 uur terecht uitgezeten, maar zit ten onrechte nu de omzetting van de taakstraf van 120 uur uit. [eiser] wordt derhalve wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd.
3.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vordering gegeven.
4.2. Partijen verschillen van mening over de vraag of [eiser] ontvankelijk is in zijn vordering. De vraag die daartoe beantwoord dient te worden is of er een rechtsgang openstaat of heeft gestaan die met voldoende waarborgen is omkleed. Als dit het geval is, is voor de beoordeling door de burgerlijke rechter geen plaats meer. Tussen partijen staat vast dat [eiser] op 9 december 2010 een bezwaarschrift heeft ingediend (vgl. 2.3) tegen de kennisgeving omzetting taakstraf van het CJIB van 9 november 2010 (vgl. 2.2) overeenkomstig artikel 22g lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr). Dit is een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang die [eiser] heeft benut en waarbij het bezwaar door het Gerechtshof Leeuwarden op 18 januari 2011 ongegrond is verklaard. Tegen dit arrest staat gelet op artikel 22g lid 2 WvSr jo artikel 22h WvSr jo artikel 14j lid 1 WvSr geen rechtsmiddel meer open. Gelet hierop is voor een beoordeling in kort geding geen plaats meer.
4.3. Gelet op het voorgaande, zal [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
4.4. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.384,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 568,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2011.