ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2589

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2958 BELEI
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake subsidieaanvraag evenement Koninginnenach 2011

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 april 2011 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de Stichting Haagse Koninginnenach. Het verzoek was gericht tegen een brief van 17 januari 2011 van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin werd medegedeeld dat het college voornemens was de subsidieaanvraag van de verzoekster te weigeren, indien zij een aanvraag indiende voor het evenement Koninginnenach 2011. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief en heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 april 2011 heeft de verzoekster bevestigd dat het evenement op 29 april 2011 niet meer georganiseerd kan worden, waardoor de voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat een financieel belang of het verkrijgen van duidelijkheid over de rechtspositie van de verzoekster niet als een zwaarwegend spoedeisend belang kan worden aangemerkt. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3
Reg.nr.: AWB 11/2958 BELEI
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op het verzoek om een voorlopige voorziening van
Stichting Haagse Koninginnenach, gevestigd te 's-Gravenhage, verzoekster,
gemachtigde mr. J. Geelhoed,
ten aanzien van de brief van 17 januari 2011 van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder, waarbij aan verzoekster is medegedeeld dat verweerder het voornemen heeft om de subsidieaanvraag van verzoekster te weigeren, indien zij overgaat tot het indienen van een subsidieaanvraag voor het evenement Koninginnenach 2011.
Bij brief van 16 februari 2011 heeft verzoekster hiertegen bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij bezwaar gemaakt tegen enig ander besluit tot verlening van de subsidie voor het evenement aan een andere partij. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter bij brief van 31 maart 2011 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 april 2011.
Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], bijgestaan door mr. J. Geelhoed.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.S. Imanse.
I OVERWEGINGEN
1 Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
2 Los van de vraag of de brief van 17 januari 2011 in het licht van artikel 4:51 van de Awb kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, is niet in geschil dat verweerder ten tijde van de zitting nog geen besluit had genomen over het verlenen van een subsidie aan een derde. In verband hiermee heeft verzoekster het petitum van het verzoek om voorlopige voorziening aangevuld in die zin dat zij de voorzieningenrechter verzoekt het te nemen besluit tot verlening van subsidie aan de andere partij op voorhand schorst.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat op grond van het in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb neergelegde connexiteitsbeginsel voor het treffen van een voorlopige voorziening vereist is dat een bodemprocedure aanhangig is, gericht tegen een besluit. Daarnaast is vereist dat een zwaarwegend spoedeisend belang maakt dat het voor verzoeker onevenredig bezwaarlijk zou zijn de beslissing in de hoofdzaak te moeten afwachten. Van een dergelijk spoedeisend belang is de voorzieningenrechter niet gebleken. Hiertoe wordt overwogen dat, zo heeft verzoekster ter zitting bevestigd, het evenement van 29 april 2011 hoe dan ook niet meer door verzoekster kan worden georganiseerd. Derhalve valt niet in te zien welk spoedeisend belang zij heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Een financieel belang of het verkrijgen van duidelijkheid over haar rechtspositie is niet aan te merken als een zodanig zwaarwegend spoedeisend belang.
3 Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
4 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
II BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. M.M.F. Holtrop, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. drs. I. Goud.
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.