ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2582

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/12637
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van Guinese vreemdeling zonder redelijk vooruitzicht op verwijdering

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Guinese vreemdeling, die op 9 april 2011 in bewaring was gesteld met het oog op uitzetting. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Guinee bestond, mede op basis van informatie over het verstrekken van laissez-passers door de Guinese autoriteiten. De rechtbank stelde vast dat de nationaliteit van de eiser niet door de Guinese autoriteiten was vastgesteld, ondanks dat deze in een eerdere asielprocedure als geloofwaardig was geacht. De rechtbank merkte op dat de verweerder in de bewaringsprocedure geen twijfel had geuit over de nationaliteit van de eiser en niet had aangegeven naar welk ander land de eiser zou moeten worden uitgezet.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de bewaring met ingang van de uitspraak. Tevens kende de rechtbank aan de eiser een schadevergoeding toe van € 1115,-- voor de onrechtmatige bewaring, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van € 874,--. De rechtbank benadrukte dat de informatie die leidde tot de uitspraak al bekend was ten tijde van de inbewaringstelling, waardoor de bewaring vanaf het begin onrechtmatig was. De partijen hebben het recht om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 11/12637
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiser]
geboren op [geboortedatum],
van Guinese nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
V-nummer [nummer],
thans verblijvende in het detentiecentrum te Rotterdam,
raadsman mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler,
eiser;
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
vertegenwoordigd door D.A Riezebos,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 9 april 2011 is eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
Op 12 april 2011 heeft eiser tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 april 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft aangevoerd dat onduidelijk is waarop verweerder baseert dat eiser gebruik heeft gemaakt van aliassen.
Verweerder heeft in dit verband ter zitting gewezen op het proces-verbaal van staandehouding van 9 april 2011 waarin op de laatste pagina staat dat bij eiser vingerafdrukken zijn genomen en dat hij voorkomt onder een Eurodac-nummer. In het proces-verbaal staat verder dat eiser heeft gelogen over zijn naam, zijn achternaam als voornaam heeft gebruikt en zijn geboortedatum niet overeenkomt met al eerder ingevoerde gegevens.
De rechtbank stelt dat vast dat in het proces-verbaal onder de hierboven aangehaalde passage eveneens staat dat eiser zijn vinger heeft beschadigd, zodat er geen vingerafdrukken konden worden genomen. Dat roept de vraag op, zoals die ter zitting ook door eiser is opgeworpen, hoe het dan mogelijk is dat de vingerafdrukken van eiser in Eurodac zijn gecheckt. Verweerder kon daarover geen duidelijkheid verschaffen. Nu verder niet
inzichtelijk is gemaakt welke achternaam eiser dan zou hebben gebruikt en welke geboortedatum, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat eiser gebruik heeft gemaakt van een alias, zodat verweerder deze grond niet aan de maatregel ten grondslag heeft kunnen leggen.
De overige gronden die verweerder in de maatregel heeft opgenomen zijn door eiser evenwel niet bestreden en deze gronden kunnen de maatregel dragen.
2.2 Eiser heeft aangevoerd dat zicht op uitzetting naar Guinee ontbreekt. Er zijn door de Guinese autoriteiten na 2009 geen toezeggingen meer voor afgifte van een laissez passers (lp) gedaan. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zitting houdende te Roermond, van 15 maart 2011 (Awb-nummer 11/5566, LJ-nummer: BP7945).
Verweerder heeft aangegeven dat er in de afgelopen twee jaar zeven lp’s zijn afgegeven, de laatste op 2 februari 2011. In dat geval was wel een origineel identiteitsbewijs voorhanden. Verweerder kon niet nader aangegeven wanneer andere zes lp’s zijn verstrekt.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de informatie over het verstrekken en toezeggen van lp’s door de Guinese autoriteiten zoals die volgt uit de hiervoor genoemde uitspraak van zittingsplaats Roermond, geen redelijk uitzicht op verwijdering naar Guinee bestaat. Dat op dit moment de nationaliteit van eiser niet vaststaat en eiser op 28 april 2011 bij de Guinese autoriteiten wordt gepresenteerd, zoals verweerder stelt, leidt niet tot een ander oordeel. Eisers standpunt dat zijn nationaliteit in de asielprocedure nimmer ter discussie heeft gestaan en dus in rechte vaststaat, is daarbij voor de rechtbank niet doorslaggevend, reeds nu de nationaliteit in die procedure niet is vastgesteld door de Guinese autoriteiten en het uiteindelijk aan deze autoriteiten is om, op basis van hun oordeel over de nationaliteit van eiser, al dan niet een vervangend reisdocument te verstrekken. Wel acht de rechtbank van belang dat verweerder sinds eiser in bewaring is gesteld nimmer heeft aangegeven aan de nationaliteit van eiser te twijfelen en evenmin heeft aangegeven dat uitzetting naar andere landen dan Guinee zal worden onderzocht.
De informatie op grond waarvan de rechtbank tot haar oordeel is gekomen bestond reeds ten tijde van de inbewaringstelling van eiser, zodat de bewaring van aanvang af onrechtmatig is.
2.3 Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen.
2.4 Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiser, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 105,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 9 april 2011 heeft doorgebracht in een politiecel en €80,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 12 april 2011 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1115,-- zal worden toegekend.
2.5 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437,--; wegingsfactor
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1115,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,--, te voldoen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hem en drs. M.P. de Zwart als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2011.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
******************************
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 1115,--.
Aldus gedaan op 22 april 2011 door mr. P.H. Banda, fungerend voorzitter.