2.3. Eiser heeft tegen het besluit van 13 juni 2007 op 28 juni 2007 beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank van 14 februari 2008 (Awb 07/26557) is het beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 juni 2007 vernietigd.
2.4. Bij besluit van 2 oktober 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser van
12 augustus 2002 gegrond verklaard en aan eiser een verblijfsvergunning verleend met ingang van 12 juli 2002 en geldig tot 12 juli 2009. Hiertegen heeft eiser geen rechtsmiddel aangewend.
Standpunten van partijen
Ten aanzien van alle beroepen
2.5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemachtigde van eiser bij brief van 7 november 2008 verweerder heeft verzocht een dwangsom te voldoen. Bij brief van 5 januari 2009 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Zowel de gemachtigde van eiser als verweerder hebben miskend dat de brief van de gemachtigde van eiser van 7 november 2008 en de reactie daarop van verweerder van 5 januari 2009 een civielrechtelijk geschil betreft en geen bestuursrechtelijk geschil. Verweerder heeft in dit kader verwezen naar artikel 8:72, lid 7, Awb. Verweerder is derhalve van mening dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren, dan wel dat de beroepschriften niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Ten aanzien van de beroepen geregistreerd onder kenmerk Awb 10/22714 en Awb 10/27416
2.6. Verweerder heeft het bezwaar van de gemachtigde van eiser gericht tegen de brief van 5 januari 2009 niet-ontvankelijk verklaard om de volgende redenen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de brief van 5 januari 2009 een besluit is in de zin van de Awb. Bij besluit van 5 januari 2009 is het verzoek van de gemachtigde van eiser om de dwangsom te voldoen voldoende gemotiveerd afgewezen. Bij brief van 1 april 2010 heeft de gemachtigde van eiser bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De door de gemachtigde van eiser opgegeven redenen van termijnoverschrijding worden door verweerder niet voldoende geacht om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2.7. Verweerder heeft het bezwaar van de gemachtigde van eiser gericht tegen de brief van 25 maart 2010 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 25 maart 2010 geen besluit of beschikking is in de zin van artikel 1:3 Awb.
2.8. Eiser heeft zich ten aanzien van beide besluiten op het standpunt gesteld dat de brief van verweerder van 5 januari 2009 niet een voor bezwaar vatbare beslissing bevat. Zo is de brief niet geadresseerd aan de belanghebbende en is het een brief waarin verweerder zijn mening geeft over de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Assen, van
10 mei 2007. In de brief wordt letterlijk gesproken over “ben ik van mening”. In de brief ontbreekt verder een rechtsmiddelenclausule en ook is de brief niet op een andere wijze herkenbaar als beslissing. Zoals gebruikelijk bij verweerder wordt bij een beslissing nadrukkelijk vermeld dat het om een besluit als bedoeld in de Awb gaat, wordt het onderwerp van de beslissing aangegeven en de geadresseerde, alsmede de rechtsgevolgen. Nu dit alles in de brief van 5 januari 2009 ontbreekt, kan de brief slechts worden opgevat als een persoonlijke mening en is de brief niet gericht op een rechtsgevolg. Indien de brief van
5 januari 2009 wel dient te worden opgevat als een beslissing gericht op een rechtsgevolg, dan is het bezwaar van 1 april 2010 ontvankelijk, omdat er sprake is van verschoonbare redenen voor termijnoverschrijding. Doordat verweerder zich niet heeft gehouden aan de eisen zoals deze voortvloeien uit de Awb (het adresseren aan belanghebbende, het noemen van de rechtsgevolgen, het opnemen van een rechtsmiddelenclausule) en ook op andere wijze niet duidelijk heeft gemaakt dat het hier gaat om een voor bezwaar vatbare beslissing (door te spreken over een mening) heeft verweerder zoveel onduidelijkheid gecreëerd dat de termijnoverschrijding niet voor rekening van de belanghebbende kan komen.
Ten aanzien van het beroep geregistreerd onder kenmerk Awb 10/18548
2.9. Verweerder heeft bij brief van 10 mei 2010 aangegeven dat de brief van
5 januari 2009 een besluit in de zin van de Awb betreft. Omdat verweerder is gebleken dat het bezwaarschrift op 1 april 2010 is ingediend na de in artikel 69 Vw 2000 genoemde termijn van vier weken, heeft verweerder de gemachtigde van eiser verzocht de redenen van de termijnoverschrijding kenbaar te maken. De gemachtigde van eiser is in de gelegenheid gesteld het genoemde verzuim binnen twee weken te herstellen.
2.10. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte in de brief van 10 mei 2010 het bezwaar tegen de brief van 25 maart 2010 ongegrond heeft verklaard. De brief van 5 januari 2009 bevat een niet voor bezwaar vatbare beslissing.